Rechtbank Haarlem, 27-09-2011, BU3950, 516127 EJ VERZ 11-77
Rechtbank Haarlem, 27-09-2011, BU3950, 516127 EJ VERZ 11-77
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 27 september 2011
- Datum publicatie
- 10 november 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2011:BU3950
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:CBB:2013:CA1615, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 516127 EJ VERZ 11-77
Inhoudsindicatie
Schorsing van een executeur in een nalatenschap.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaaknummer 516127 EJ VERZ 11-77
datum uitspraak: 27 september 2011
BESCHIKKING
naar aanleiding van het verzoek van:
[verzoekster]
te [woonplaats]
verzoekster
gemachtigde mr. A.M. van der Vliet
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
gemachtigde mr. Ph.A.J. Raaijmaakers
belanghebbenden in deze procedure zijn:
1. [AAA]
te [woonplaats];
2. [BBB]
te [woonplaats]
3. [CCC]
te [woonplaats]
4. [DDD]
te [woonplaats].
De procedure
Op 20 juni 2011 is ter griffie een verzoekschrift met bijlagen ontvangen van [[verzoekster]. [verweerder] (hierna [[verweerder]weerder]) heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 9 september 2011. Daarbij zijn [verzoekster] en [[verweerder]weerder], ieder vergezeld van hun gemachtigde, verschenen, alsmede [BBB], [CCC] en [DDD], vergezeld van hun gemachtigde mr. P. de Jong Schouwenburg. [AAA] is niet verschenen. Op deze zitting hebben alle aanwezige partijen hun standpunten nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
a. [verweerder], [AAA] en [EEE] zijn de kinderen van [XXX] (hierna: erflaatster) en [YYY] die gehuwd waren tot het overlijden van [YYY] in 2004.
b. [EEE] is in 2008 overleden. Ten tijde van het overlijden was [EEE] gehuwd met [DDD]. [BBB] en [CCC] zijn hun dochters.
c. [verzoekster] is in 1973 bij erflaatster en [YYY] gaan inwonen. Zij had met medeweten van erflaatster een affectieve relatie met [YYY].
d. Na het overlijden van [YYY] zijn erflaatster en [verzoekster] een geregistreerd partnerschap aangegaan dat ten tijde van het overlijden van erflaatster op 7 januari 2011 nog bestond.
e. Op 16 november 2007 heeft erflaatster een testament doen opstellen bij notaris
L.B.E.W. van der Putt. In dat testament zijn als erfgenamen benoemd de kinderen van erflaatster en [verzoekster], ieder voor een gelijk deel.
f. Als executeur is in dat testament benoemd [EEE] en voor het geval deze die functie niet of niet meer kan vervullen, [[verweerder]weerder].
g. Op 18 november 2010 heeft erflaatster met herroeping van alle voordien gemaakte uiterste wilsbeschikkingen, een testament laten opmaken. Daarbij heeft zij aan [verzoekster] gelegateerd het recht van vruchtgebruik van een bedrag in contanten ter grootte van
€ 700.000,-. [verweerder] is in het testament aangewezen als beheerder van het vruchtgebruik van het vermogen.
h. Als erfgenamen zijn in dat testament de kinderen van erflaatster benoemd. Afdeling 4.3.1. van boek 4 van het burgerlijk wetboek is geheel buiten toepassing gesteld en [verzoekster] is uitdrukkelijk niet als erfgename benoemd.
i. [[verweerder] is na het overlijden van erflaatster tot executeur benoemd. Op verzoeken van [verzoekster] om informatie heeft hij niet gereageerd.
j. Bij brief van 13 mei 2011 heeft de gemachtigde van [verzoekster] namens [verzoekster] het testament van 18 november 2010 vernietigd op de grond dat het niet rechtsgeldig is omdat de akte die in de aanwezigheid van getuigen is verleden, niet volledig is voorgelezen.
Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter om [verweerder] ontslag te verlenen als executeur en om hem te gelasten rekening en verantwoording als bedoeld in artikel 4:151 BW af te leggen aan de kantonrechter en/of [verzoekster].
Zij voert daartoe het volgende aan. Volgens [verzoekster] vervult [verweerder] zijn taak als executeur niet naar behoren. Hij weigert [verzoekster] ook maar enige informatie te verstrekken omtrent de stand van de boedel en negeert haar brieven waarin zij uitdrukkelijk verzoekt om informatie. De verstandhouding tussen [verzoekster] en [verweerder] is slecht en het wantrouwen dat [verzoekster] tegen [verweerder] heeft, is nog vergroot door de betrokkenheid van [verweerder] bij het opstellen van het testament van 18 november 2010, waarvan [verzoekster] de nietigheid heeft ingeroepen. Ook [DDD] en haar dochters [BBB] en [CCC], die allen het verzoek van [verzoekster] ondersteunen, wantrouwen [verweerder] en hebben een slechte verstandhouding met hem.
[verzoekster] meent bevoegd te zijn tot het doen van onderhavig verzoek omdat, nu zij de nietigheid van het testament van 18 november 2010 heeft ingeroepen, teruggevallen moet worden op het testament van 16 november 2007 waarin zij als erfgenaam is benoemd. Voorts beroept zij zich erop dat de kantonrechter ook ambtshalve bevoegd is tot het ontslaan van een executeur.
[DDD] en haar dochters hebben zich bij het verzoek van [verzoekster] aangesloten. Zij stellen voor om I. Rees van belastingkantoor Omnyacc GoesDeen te Heemstede als executeur aan te stellen, in welke suggestie [verzoekster] zich kan vinden.
Het verweer
[verweerder] verzoekt tot afwijzing van het verzoek tot zijn ontslag als executeur. Hij voert daartoe aan dat [verzoekster] geen gewichtige redenen heeft genoemd die het ontslag zouden kunnen rechtvaardigen. Nog daargelaten dat [verzoekster] ten onrechte de nietigheid van het testament van 18 november 2010 ingeroepen, geldt dat daarvoor een andere procedure wordt gevoerd. [verweerder] ontkent dat hij zijn taken als executeur niet naar behoren zou vervullen. Dat hij [verzoekster] niet heeft geïnformeerd, is niet relevant omdat hij daartoe ook geen enkele verplichting heeft: [verzoekster] is immers geen erfgenaam.
De beoordeling
1. Ontslag van een executeur dient door de kantonrechter te worden verleend op eigen verzoek van de executeur, op verzoek van een erfgenaam of mede-executeur, op verzoek van het openbaar ministerie of ambtshalve. Als het verzoek niet wordt gedaan door de executeur zelf, dient sprake te zijn van gewichtige redenen.
2. De eerste vraag die beantwoord moet worden, is of het verzoek namens een daartoe bevoegd persoon is ingediend. [verzoekster] is immers in het testament van 18 november 2010 uitdrukkelijk uitgesloten als erfgenaam. Van dat testament heeft zij buitengerechtelijk de nietigheid ingeroepen, zodat vooralsnog moet worden uitgegaan van de geldigheid van het voorlaatste testament. Nu [verzoekster] daarin wel als erfgenaam is aangewezen, was zij bevoegd tot het doen van onderhavig verzoek.
3. Voor wat betreft de door [verzoekster] aangevoerde en door [verweerder] bestreden dringende redenen, oordeelt de kantonrechter als volgt. Ter zitting is duidelijk gebleken dat de verhouding tussen [verzoekster], [DDD] en haar dochters enerzijds en [verweerder] anderzijds slecht is. Er is sprake van een ernstig wantrouwen jegens [verweerder]. Dit wantrouwen, dat kennelijk bij leven van erflaatster al aanwezig was, is nog eens versterkt doordat [verzoekster], [DDD] en haar dochters niet betrokken zijn geweest bij het opmaken van het testament van 18 november 2010 en [verweerder] wel, in die zin dat hij voor zijn moeder, die toen zwaar hulpbehoevend was en in een verpleeghuis verbleef, een notaris (niet afkomstig van het notariskantoor dat voorheen de zaken van de familie [familienaam] behartigde) heeft geregeld.
4. Niet althans onvoldoende is gebleken dat [verweerder] pogingen heeft gedaan om de slechte verhoudingen te verbeteren en het wantrouwen weg te nemen. Nog daargelaten dat hij [DDD] en haar dochters slechts summier en soms pas na hun aandringen heeft geïnformeerd over de stand van de boedel, heeft hij [verzoekster] helemaal niet op de hoogte gesteld en weigert hij in te gaan op elk verzoek van haar om informatie, stellende dat zij geen erfgenaam is. Een dergelijke formalistische houding acht de kantonrechter in de gegeven omstandigheden niet passend. Ten eerste moet, vanwege de door [verzoekster] ingeroepen vernietiging van het testament van 18 november 2010 vooralsnog worden aangenomen dat zij, op grond van het voorlaatste testament, wel degelijk als erfgenaam moet worden beschouwd.
Ten tweede moet er vanuit worden gegaan dat zij als geregistreerd partner van erflaatster en als degene die ongeveer dertig jaar heeft samengewoond met erflaatster en haar overleden echtgenoot, gerechtigd is tot het verkrijgen van in elk geval enige informatie van de executeur.
5. De kantonrechter is van oordeel dat het voorgaande als de vereiste gewichtige redenen als bedoeld in artikel 4:149 BW kan worden aangemerkt. De kantonrechter acht echter ook van belang dat erflaatster zowel in het laatste als in het voorlaatste testament [verweerder] als executeur heeft aangewezen en dat het geschetste wantrouwen in belangrijke mate is ontstaan naar aanleiding van de opstelling van het laatste testament.
6. Gelet op het vorenstaande ziet de kantonrechter aanleiding om de executeur nog niet te ontslaan, maar om zolang in de procedure tussen [verzoekster] en de erfgenamen [familienaam] nog geen in kracht van gewijsde zijnde uitspraak is gedaan, [verweerder] als executeur te schorsen. De kantonrechter zal voorts, nu [verweerder] daartegen geen inhoudelijke bezwaren heeft aangevoerd, I. Rees, vennoot bij Omnyacc GoesDeen te Heemstede als executeur gedurende de schorsing van [verweerder], benoemen.
7. Gelet op de aard van de procedure zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
? Schorst [verweerder] als executeur van de nalatenschap van [XXX] totdat in de procedure tussen [verzoekster] en de erfgenamen van [XXX] een in kracht van gewijsde zijnde uitspraak is gedaan;
? Benoemt voor de periode waarin [verweerder] als executeur is geschorst, I. Rees (Omnyacc GoesDeen te Heemstede) als executeur;
? Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
? Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
? Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en ondertekend door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in tegenwoordigheid van de griffier.