Home

Rechtbank Limburg, 22-07-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:6565, AWB/ROE 13/2079

Rechtbank Limburg, 22-07-2014, ECLI:NL:RBLIM:2014:6565, AWB/ROE 13/2079

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
22 juli 2014
Datum publicatie
29 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2014:6565
Formele relaties
Zaaknummer
AWB/ROE 13/2079

Inhoudsindicatie

Betreft beroep tegen een omgevingsvergunning voor het veranderen van de werking van een pluimveehouderij. Eiser bestrijdt het geuronderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt en betoogt dat de geurbelasting op een aantal andere woningen niet voldoet aan artikel 3, vierde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). De rechtbank stelt vast dat gesteld, noch gebleken is dat de omgevingsvergunning in strijd met artikel 3 van de Wgv is verleend daar waar het de woning van eiser zelf betreft. Ten aanzien van de woning van eiser gelden andere geurnormen en vast staat dat de geurbelasting ter plaatse van eisers woning in de nieuwe vergunde situatie beter wordt dan in de eerder vergunde situatie. Dit leidt ertoe dat het bestreden besluit, gelet op het bepaalde in artikel 8:69a van de Awb, niet voor vernietiging in aanmerking kan komen.

Uitspraak

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/ROE 13/2079

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde]),

en

(gemachtigde: J.M.M. Truijen);

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [bedrijfsnaam vergunninghouder], te Stramproy,

(gemachtigde: ing. V.M.C.M. Leppers).

Procesverloop

Bij besluit van 21 mei 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan [bedrijfsnaam vergunninghouder] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend op basis van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het veranderen van de werking van een pluimveehouderij aan de [adres bedrijf].

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2014.

Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, als waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Namens derde-partij is verschenen [naam vergunninghouder] bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.

Vergunninghouder heeft op 27 juli 2011 een aanvraag gedaan voor de verandering van zijn pluimveebedrijf (activiteit milieu). Verweerder heeft bij besluit van 14 februari 2012 de aangevraagde omgevingsvergunning verleend, die ziet op het veranderen van het huisvestingssysteem voor twee stallen, het veranderen van de nageschakelde techniek van twee andere stallen en een uitbreiding van het aantal legkippen met 16.210. Daardoor bedraagt het aantal dieren binnen de inrichting 107.330.

2.

Bij uitspraak van deze rechtbank van 23 november 2012 (AWB 12 / 467) is het door eiser tegen het besluit van 14 februari 2012 ingestelde beroep gegrond verklaard en is het voornoemde besluit vernietigd. De rechtbank heeft hiertoe het volgende overwogen:

“6. Niet in geschil is dat ter plaatse van de woningen aan de [adres woningen] op grond van de gemeentelijke geurverordening een geurnorm van 3,0 OUe/m³ geldt en dat deze geurnorm wordt overschreden in de reeds vergunde situatie. Uit de door verweerder overgelegde aanvullende berekeningen blijkt dat de toename van de geurbelasting ter plaatse van genoemde vijf woningen meer bedraagt dan de helft van de geurreductie die wordt bewerkstelligd door het toepassen van de geurreducerende maatregelen in de reeds vergunde situatie. Dit betekent dat de 50/50-regel niet van toepassing is voor de woningen [adres woningen]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit in strijd is met het bepaalde in artikel 3 van de Wgv zodat dit niet in stand kan blijven. Dat ter plaatse van de woning aan de Bergerothweg 81, die dichterbij de veehouderij is gelegen, wel aan de 50/50-regel wordt voldaan, doet aan dat oordeel niet af. De beroepsgrond slaagt.”

3.

Bij het thans bestreden besluit, waarvan het ontwerpbesluit op 7 februari 2013 ter inzage is gelegd en waarover door eiser tijdig zienswijzen naar voren zijn gebracht, heeft verweerder aan eiser naar aanleiding van zijn aanvraag van 27 juli 2011, die gewijzigd en aangevuld is op 9 en 16 januari 2013, opnieuw een omgevingsvergunning verleend. Deze ziet op het veranderen in de stallen 4 en 5 van het huisvestingssysteem, het in stal 10 realiseren van een etage voor 25.000 kippen met een vermindering van 3.920 kippen in de onderste etage alsmede het veranderen/toepassen van bepaalde nageschakelde technieken in de stallen 4, 5 en 10. Het aantal dieren binnen de inrichting wordt uitgebreid met 9.880 legkippen en bedraagt na verandering 101.000 legkippen.

4.

Eiser voert in het beroepschrift tegen het bestreden besluit aan dat hij geuroverlast ondervindt van het pluimveebedrijf. Hij verwijst voor de gronden van het beroep allereerst naar de door hem ingebrachte zienswijze en geeft voorts aan dat het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde geurrapport van Bergs Advies B.V. van 16 januari 2013 uitgaat van foutieve invoergegevens. Bij een juiste invoer - eiser verwijst hiervoor naar een door hem overgelegd rapport van Amitec B.V. van 3 juli 2012 - blijkt dat de geurbelasting op de woningen aan de [adres woningen 1]in werkelijkheid te hoog is en daarmee niet voldoet aan het vereiste van artikel 3, vierde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) en meer in het bijzonder de zogenaamde 50/50 regeling en er daarmee niet is voldaan aan de uitspraak van deze rechtbank van 23 november 2012 (AWB 12 / 467). Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking.

5.

Verweerder geeft in het verweerschrift aan dat de geurberekeningen van Amitec B.V. ten onrechte berusten op ‘werkelijke waardes’ en dat er is afgeweken van diverse coördinaten en parameters van zowel de vergunde als aangevraagde situatie. Dit resulteert in afwijkende geurbelastingen en een verkeerde conclusie. Verweerder is van mening dat hij bij het bestreden besluit terecht is uitgegaan van het rapport van Bergs Advies B.V. van 16 januari 2013 en dat het beroep, mede onder verwijzing naar de weerlegging van de zienswijzen van eiser door verweerder in het bestreden besluit, niet kan slagen.

6.

Vergunninghouder heeft naar aanleiding van het verweerschrift aangegeven het standpunt van verweerder te delen.

7.

Naar aanleiding van het verweerschrift en de reactie van vergunninghouder handhaaft eiser met name de stelling dat voor twee geurgevoelige objecten ([adres geurgevoelige woningen]) de berekening van de werkelijke geurbelasting hoger uitkomt en met geurreducerende maatregelen niet wordt voldaan aan de zogenoemde 50/50-regeling en het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt nu verweerder de aangevraagde omgevingsvergunning ten onrechte heeft verleend.

8.

Zowel verweerder als vergunninghouder hebben naar aanleiding van de reactie van eiser, zoals aangegeven onder rechtsoverweging 7, andermaal aangegeven dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Daarbij is door vergunninghouder nog aangegeven dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.

9.

De rechtbank overweegt allereerst (ambtshalve) als volgt.

10.

Eisers woning is gelegen aan de [adres woning eiser] op een afstand van ongeveer 180 meter van de inrichting van vergunninghouder. De rechtbank is van oordeel dat anders dan vergunninghouder heeft gesteld deze afstand mede in het licht van de milieugevolgen van de onderhavige inrichting met zich brengt dat eiser als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.

10.1

De rechtbank stelt vast dat op het bestreden besluit artikel 8:69a van de Awb van toepassing is. Dit artikel bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.

10.2

Ten aanzien van het door eiser gestelde dat de onderhavige omgevingsvergunning in strijd is met artikel 3 van de Wgv en meer in het bijzonder de zogenaamde 50/50-regeling stelt de rechtbank vast dat die betrekking heeft op een aantal panden aan de Bergerothweg. Gesteld noch gebleken is dat de omgevingsvergunning in strijd met artikel 3 van de Wgv is verleend daar waar het de woning van eiser zelf betreft. Wel is vast komen te staan dat er ten aanzien van de woning van eiser andere geurnormen gelden waarbij in het bijzonder van belang is dat de geurbelasting in de nieuwe vergunde situatie ter plaatse van de woning van eiser beter wordt dan in de eerder vergunde situatie. Het voorgaande leidt de rechtbank ertoe, daargelaten of het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapport van Bergs Advies B.V. juist is of niet, dat het besluit in het licht van artikel 8:69a van de Awb niet voor vernietiging in aanmerking kan komen. Deze beroepsgrond slaagt derhalve niet.

11.

Ten aanzien van de enkele herhaling en inlassing door eiser in het beroepschrift van de naar voren gebrachte zienswijzen, overweegt de rechtbank het volgende.

12.

Verweerder heeft in het bestreden besluit zijn reactie gegeven op de zienswijzen van eiser tegen het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning. Eiser heeft noch in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom deze reactie onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De rechtbank ziet derhalve geen reden om in zoverre op het beroepschrift in te gaan en het beroep faalt in zoverre.

13.

Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden (voorzitter), en mr. Th.M. Schelfhout en mr.drs. E.J. Govaers, leden, in aanwezigheid van mr. F.A. Timmers, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2014.

w.g. F.A. Timmers,

griffier

w.g. Seerden

voorzitter

Voor eensluidend afschrift:

de griffier,

Afschrift verzonden aan partijen op: 23 juli 2014

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.