Rechtbank Limburg, 11-12-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:11145, 8075026 AZ VERZ 19-89
Rechtbank Limburg, 11-12-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:11145, 8075026 AZ VERZ 19-89
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 11 december 2019
- Datum publicatie
- 12 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2019:11145
- Zaaknummer
- 8075026 AZ VERZ 19-89
Inhoudsindicatie
Verzoekster, lerares Engels, met een vaste aanstelling van 0,5 fte heeft gedurende vier opeenvolgende jaren een jaarlijkse eindigende aanvulling op haar uren gekregen tot 1 fte. Dit ter vervanging van andere leraren die ziek waren of tijdelijk andere taken uitvoerden. Op de arbeidsovereenkomst is de onderwijs CAO VO van toepassing. Verzoekster stelt dat de zich gedurende de laatste vier jaar opvolgende urenuitbreidingen dienen te worden beschouwd als opeenvolgende arbeidsovereenkomsten in de zin van art. 7:668a BW (de zogenoemde ‘ketenregeling’). Dit zou betekenen dat zij inmiddels recht heeft op een vaste aanstelling met een omvang van 1 fte. De kantonrechter is het hier niet mee eens. Het staat partijen vrij om tijdelijk nadere afspraken te maken over urenuitbreidingen en andere arbeidsvoorwaarden, zonder dat daarmee sprake is van opeenvolgende overeenkomsten in de zin van de ketenregeling. De vorderingen worden dan ook afgewezen.
Uitspraak
Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 8075026 AZ VERZ 19-89
Beschikking van de kantonrechter van 11 december 2019
in de zaak van
[verzoekster]
wonend in [woonplaats] aan het [adres] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. B.M.G. Paulissen
tegen
de stichting stichting limburgs voortgezet onderwijs, samenwerkingsbestuur voor bijzonder en openbaar onderwijs,
gevestigd in (6135 KW) Sittard aan het adres Mercator 1,
verwerende partij,
gemachtigde mr. H.A.A. Berendsen.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en LVO genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het op 27 september 2019 ter griffie per fax ontvangen verzoekschrift
- -
-
het verweerschrift
- -
-
de aanvullende bijlagen van de zijde van [verzoekster]
- -
-
de mondelinge behandeling ter zitting waar partijen hun standpunten nader hebben toegelicht aan de hand van een pleitnota.
Ten slotte is beschikking bepaald.
2 De feiten
[verzoekster] is op 2 november 2010 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden van LVO, aanvankelijk voor 0,2308 fte en voor bepaalde tijd, maar vanaf (in ieder geval)
1 augustus 2015 voor onbepaalde tijd.
Bij brief van 24 juli 2015 heeft LVO een aantal uitbreidingen van de omvang van haar dienstverband aangeboden ingaande 1 augustus 2015 van in totaal 0,8846 fte, wegens vervanging van enkele tijdelijk afwezige werknemers, waarmee [verzoekster] uit zou komen op 1,0 fte. [verzoekster] heeft dat aanbod aanvaard.
In die brief staat tevens het volgende vermeld:
“De tijdelijke uitbreiding eindigt van rechtswege zonder dat opzegging is vereist bij gehele of gedeeltelijke terugkeer van genoemde werknemer.
De tijdelijke uitbreiding eindigt eveneens van rechtswege zonder dat opzegging is vereist, indien het
dienstverband met genoemde werknemer eindigt.
Deze tijdelijke uitbreiding van uw betrekkingsomvang eindigt in elk geval van rechtswege op
1 augustus 2016 (art. 1O.a.2 lid 2 CAO VO 2014/2015).”
Bij brief van 17 oktober 2016 heeft LVO wederom uitbreidingen van de omvang van haar dienstverband aangeboden, ditmaal ingaande 1 augustus 2016, waarmee haar fte op 1,00 zou uitkomen. [verzoekster] heeft ook dit aanbod aanvaard.
In die brief staat het navolgende vermeld:
“De tijdelijke uitbreiding eindigt van rechtswege zonder dat opzegging is vereist bij gehele of gedeeltelijke terugkeer van genoemde werknemer.
De tijdelijke uitbreiding eindigt eveneens van rechtswege zonder dat opzegging is vereist, indien het
dienstverband met genoemde werknemer eindigt.
Deze tijdelijke uitbreiding van uw betrekkingsomvang duurt in elk geval uiterlijk tot en met 31 juli 2017 waarna deze van rechtswege eindigt (art. 10.a.2. lid 2 CAO VO 2016/2017).”
Bij brief van 21 augustus 2017 heeft LVO nogmaals een uitbreiding van de omvang van het dienstverband aan [verzoekster] aangeboden, ingaande 1 augustus 2017. Ook dit aanbod is door [verzoekster] aanvaard. In de brief staat het volgende vermeld:
“De tijdelijke uitbreiding eindigt van rechtswege zonder dat opzegging is vereist bij gehele of gedeeltelijke terugkeer van genoemde werknemer.
De tijdelijke uitbreiding eindigt eveneens van rechtswege zonder dat opzegging is vereist, in dien het
dienstverband van genoemde werknemer eindigt.
Deze tijdelijke uitbreiding van uw betrekkingsomvang duurt in elk geval uiterlijk tot en met 31 juli 2018, waarna deze van rechtswege eindigt (art. 10.a.2. lid 2 CAO VO 2016/2017).”
Tevens staat in die brief dat de totale werktijdfactor vanaf 1 augustus 2017 0,7308 fte bedraagt.
Bij brief van 5 oktober 2017 heeft LVO nog een uitbreiding van het dienstverband aangeboden, ditmaal van 0.292 fte ingaande 11 september 2017 en vanwege het project ‘Gepersonaliseerd Leren’, die wederom door [verzoekster] is aanvaard.
De brief vermeld voorts:
“Deze tijdelijke uitbreiding van uw betrekkingsomvang duurt in elk geval uiterlijk tot en met 31 juli 2018 - of eerder zodra de werkzaamheden u niet langer worden opgedragen - waarna deze van rechtswege eindigt als het project eindigt/de contractactiviteiten eindigen (art. 10.a.2. lid 4/5 CAO VO 2016/2017.”
Bij brief van 20 augustus 2018 heeft LVO het navolgende aan [verzoekster] medegedeeld:
“Geachte mevrouw [verzoekster] ,
Hierbij bevestigen wij, dat wij zijn overeengekomen uw dienstverband met ingang van 01 augustus 2018 als volgt te wijzigen.
De tijdelijke uitbreiding van uw betrekking als docent LB bij het [naam school] te [vestigingsplaats] met 0,5 fte naar 1,0 fte wordt voor bepaalde tijd verlengd wegens het project GPL.
Deze tijdelijke uitbreiding van uw betrekkingsomvang duurt in elk geval uiterlijk tot en met 31 juli 2019 - of eerder zodra de werkzaamheden u niet langer worden opgedragen -, waarna deze van rechtswege eindigt als het project eindigt/de contractactiviteiten eindigen (art. 10.a.2. lid 4/5 CAO VO 2016/2017).”
Vanaf 22 november 2018 is [verzoekster] onafgebroken arbeidsongeschikt.
Vanaf 1 augustus 2019 ontvangt [verzoekster] loon op basis van 0,5 fte.
3 De vordering en het verweer
[verzoekster] verzoekt - kort gezegd - om voor recht te verklaren dat op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 1,0 fte in dienst is van LVO en om het loon dienovereenkomstig uit te betalen (inclusief rente en wettelijke verhoging voor zover dat aan de orde is). Voor het geval vast zou komen te staan dat LVO de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk (voor 0,5 fte) heeft opgezegd, verzoekt zij om vernietiging van die opzegging, een en ander onder verwijzing van LVO in de proceskosten en de nakosten.
[verzoekster] beroept zich op de zogenoemde ketenregeling van art. 7:688a BW. Zij krijgt sinds enkele jaren aansluitend de ene na de andere tijdelijke uitbreiding op haar arbeidsomvang naar 1 fte, zonder dat dit wordt geconverteerd in een vast dienstverband voor 1 fte. Daarmee ontduikt LVO de ketenregeling.
Onder 60 van het verzoekschrift spreekt [verzoekster] nog van een subsidiaire vordering. Deze keert uiteindelijk in het petitum niet terug, zodat de kantonrechter deze verder buiten beschouwing zal laten.
LVO heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna zal worden ingegaan.