Home

Rechtbank Limburg, 04-04-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:3211, 7573438 AZ VERZ 19-30

Rechtbank Limburg, 04-04-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:3211, 7573438 AZ VERZ 19-30

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
4 april 2019
Datum publicatie
18 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2019:3211
Formele relaties
Zaaknummer
7573438 AZ VERZ 19-30

Inhoudsindicatie

Arbeidsongeschikte werknemer. Werkgever heeft geen loondoorbetalingsverplichting meer. Slapend dienstverband. Handelt werkgever ernstig verwijtbaar als hij de arbeidsovereenkomst niet opzegt? Goed werkgeverschap? Recht op (vergoeding gelijk aan) transitievergoeding?

Uitspraak

beschikking

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 7573438 AZ VERZ 19-30

Beschikking van 4 april 2019

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonend te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde mr. K. van den Mosselaar,

tegen

STICHTING BVE ZUID-LIMBURG,

gevestigd te Sittard (gemeente Sittard-Geleen),

verwerende partij,

gemachtigde mr. drs. C.A.H. Lemmens.

Partijen zullen hierna [verzoeker] en de Stichting genoemd worden

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift met negen bijlagen

-

de door [verzoeker] nagezonden bijlage 10

-

het verweerschrift met dertien bijlagen

-

de door de Stichting nagezonden bijlage 14

-

de mondelinge behandeling op 25 maart 2019, waarbij beide partijen pleitnota’s overgelegd hebben en waarbij tevens het kort geding tussen partijen in de zaak 7563740 CV EXPL 19-1338v is behandeld.

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 juni 1989 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van (de rechtsvoorgangster van) de Stichting. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor Middelbaar Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (hierna: de cao) van toepassing.

2.2.

[verzoeker] was laatstelijk werkzaam in de functie onderwijsondersteuner B voor 40 uur per week tegen een brutoloon van € 3.704,00 per maand exclusief 8% vakantietoeslag en exclusief 8,33% eindejaarsuitkering.

2.3.

Sinds 6 oktober 2014 heeft [verzoeker] zijn werkzaamheden niet meer verricht in verband met ongeschiktheid wegens ziekte.

2.4.

Met ingang van 2 oktober 2016 heeft het UWV aan [verzoeker] een WGA-uitkering toegekend op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft destijds vastgesteld dat [verzoeker] (toen) een meer dan geringe kans op herstel had.

2.5.

Met ingang van 19 juni 2018 heeft het UWV de uitkering aan [verzoeker] aangepast omdat zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van die datum is gewijzigd naar 80-100% en omdat [verzoeker] geen of slechts een kleine kans op herstel had. Sindsdien ontvangt [verzoeker] een IVA-uitkering.

2.6.

Bij e-mailberichten van 1 februari 2017 en 15 januari 2019 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan de Stichting gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] op te zeggen onder toekenning van een transitievergoeding.

2.7.

De Stichting heeft via e-mail medegedeeld de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] niet op te zullen zeggen.

2.8.

Bij brief van 12 maart 2019 heeft de Stichting aan [verzoeker] medegedeeld dat hij op 29 augustus 2019 de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt en dat de arbeidsovereenkomst op grond van de cao zal eindigen op 1 september 2019. De Stichting heeft voorts in dezelfde brief “uit voorzorg” de arbeidsovereenkomst tegen die datum opgezegd en aan [verzoeker] medegedeeld dat hij op grond van art. 7:673 lid 7 aanhef en onder b BW geen recht heeft op de transitievergoeding.

3 Het geschil

3.1.

[verzoeker] verzoekt:

  1. (primair en subsidiair) de Stichting te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van € 81.000,00,

  2. (meer subsidiair) de arbeidsovereenkomst te ontbinden en de Stichting te veroordelen tot betaling van € 81.000,00,

  3. de Stichting te veroordelen tot verstrekking aan [verzoeker] van een deugdelijke bruto/netto specificatie van de betaling van € 81.000,00, op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat de Stichting dat niet doet na betekening van de beschikking,

  4. de Stichting te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de nakosten.

3.2.

Het verweer van De Stichting strekt tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker] .

4 De beoordeling

5 De beslissing