Rechtbank Limburg, 17-09-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:8373, 7771575 OV VERZ 19-21
Rechtbank Limburg, 17-09-2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:8373, 7771575 OV VERZ 19-21
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 17 september 2019
- Datum publicatie
- 17 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2019:8373
- Zaaknummer
- 7771575 OV VERZ 19-21
Inhoudsindicatie
Conflict tussen OR en de gemeente Maastricht. Centrale vraag: is onderzoek van e-mailboxen van OR leden toegestaan?
Beslissing kantonrechter op grond van art. 96 Rv op verzoek van OR en de gemeente Maastricht.
Uitspraak
beschikking
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 7771575 OV VERZ 19-21
Beschikking van de kantonrechter van 17 september 2019
op een gezamenlijk verzoek als bedoeld in artikel 96 Rv van
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE GEMEENTE MAASTRICHT,
gevestigd te Maastricht
gemachtigde mr. L.J.C. Sprengers
en
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE MAASTRICHT,
zetelend te Maastricht,
gemachtigde mr. M.L.M. van de Laar.
Partijen zullen hierna de OR en de gemeente genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het verzoekschrift met bijlagen van de OR
- -
-
het verzoekschrift met bijlagen van de gemeente, tevens reactie op het verzoekschrift van de OR
- -
-
de door de gemeente nagezonden productielijst alsmede een nieuwe bijlage 31
- -
-
de mondelinge behandeling op 20 augustus 2019 waarbij partijen pleitnota’s overgelegd hebben.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.
2 De feiten
Sinds medio 2011 overlegt de gemeente met de gemeenten Heerlen en Sittard-Geleen (en aanvankelijk de provincie Limburg) over een (op grond van de Wet gemeenschappelijke regeling) te vormen gemeenschappelijke organisatie op het gebied van de bedrijfsvoering, genaamd Shared Service Centrum Zuid-Limburg (hierna: SSC-ZL).
Op 7 april 2017 heeft de OR een ‘No-Go’ advies uitgebracht naar aanleiding van de adviesaanvraag over de overheveling van ambtenaren naar het SSC-ZL. De gemeente heeft dit advies bij besluit van 2 mei 2017 naast zich neergelegd. De OR is bij verzoek van 31 mei 2017 tegen dat besluit in beroep gegaan. Bij beschikking van 20 oktober 2017 heeft de Ondernemingskamer het verzoek afgewezen. De OR heeft tegen deze beschikking cassatie ingesteld. Bij beschikking van 22 maart 2019 heeft de Hoge Raad het beroep van de OR verworpen.
In een schriftelijk verslag van de overlegvergadering van de WOR-bestuurder en de OR op 13 juli 2017 staat vermeld dat de WOR-bestuurder (destijds. [naam WOR-bestuurder 1] ; hierna: [naam WOR-bestuurder 1] ) het volgende heeft gezegd:
“Er wordt absoluut niet mee gelezen met OR of andere MZ-leden. Dhr. [naam WOR-bestuurder 1] bevestigt dit expliciet. De post die goed geadresseerd is, wordt niet geopend en mails, internet en telefoon etc. van de OR worden niet gecontroleerd door de werkgever. Alleen bij extreem afwijkend gedrag of aantallen mag/kan dit maar dan wordt de voorzitter van de OR daarover vooraf op de hoogte gesteld.”
Op 14 november 2017 heeft de gemeente aan de OR advies gevraagd over het voorgenomen besluit omtrent ontvlechting van onderdelen die naar het SSC-ZL overgeheveld zouden moeten worden. In de daaropvolgende periode heeft de gemeente een besluit genomen “met personele gevolgen” en een sociaal plan definitief vastgesteld, terwijl het adviestraject van de ondernemingsraad nog niet was afgerond. De OR heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. Bij beschikking van 21 november 2018 heeft de Ondernemingskamer de gemeente geboden het besluit in te trekken, de gevolgen daarvan ongedaan te maken en haar verboden verdere handelingen te (doen) verrichten ter uitvoering van het besluit.
Op 1 maart 2018 was er een bestuur- en overlegvergadering van het SSC-ZL.
Wethouder [naam wethouder gemeente Maastricht] nam aan deze vergadering deel namens de gemeente. Van deze vergadering zijn (concept)notulen gemaakt. Daarin staat de volgende passage:
“Procesgang Capra zal worden gedeeld met wethouder [naam wethouder gemeente Maastricht] met antwoord op de volgende vragen:
- -
-
Kan wethouder [naam wethouder gemeente Maastricht] als bestuurder gemeente Maastricht het GO juridisch aanpakken op basis van bijvoorbeeld smaad, laster of voor gelden schade door ontstane schade? Integriteit?
- -
-
Kan wethouder [naam wethouder gemeente Maastricht] individuele aanpakken of zelfs ontslaan?
- -
-
Bovenstaande vragen maar dan wethouder [naam wethouder gemeente Maastricht] als privé persoon.”
De (concept)notulen zijn op 27 maart 2018 door de managementassistente van SSC-ZL beveiligd geplaatst op iBabs. Daarnaast zijn de conceptnotulen via e-mail gestuurd naar de bestuursleden van SSC-ZL. De (leden van) de OR hebben geen toegang tot iBabs
In de vergadering van 4 april 2018 heeft het bestuur van SSC-ZL de notulen van de vergadering van 1 maart 2018 definitief vastgesteld. De hiervoor in 2.5. geciteerde passage staat daar niet in.
Op 11 april 2018 heeft het dagelijks bestuur van de OR de WOR-bestuurder, tevens algemeen directeur/gemeentesecretaris, [naam WOR-bestuurder 1] met bovenstaand citaat (2.5.) uit de conceptnotulen geconfronteerd.
Op 12 april 2018 heeft een vakbondsbestuurder aan de burgemeester van de gemeente op een iPad de conceptnotulen laten zien.
Op 13 april 2018 heeft de burgemeester van de gemeente een overleg gehad met vakbondsbestuurders. Volgens de gemeente heeft de burgemeester daarbij verklaard dat de conceptnotulen niet straffeloos gebruikt mochten worden.
Op 16 april 2018 heeft [naam WOR-bestuurder 1] via WhatsApp aan de toenmalige voorzitter van de OR medegedeeld:
“Ik zal niet reageren op een “verslag” zonder status, wat onbevoegd verkregen is en niet straffeloos kan worden gebruikt.”
Op 17 april 2018 heeft [naam secretaris/directeur SSC-ZL] (secretaris/directeur van SSC-ZL; hierna: [naam secretaris/directeur SSC-ZL] ) via e-mail aan de burgemeester van de gemeente (onder meer) medegedeeld dat de conceptnotulen niet openbaar zijn en dat gebruikmaking/verspreiding daarvan onrechtmatig is.
Diezelfde dag heeft de burgmeester van de gemeente gesproken met de vakbondsbestuurders van CNV en FNV (resp. [naam vakbondsbestuurder 1] en [naam vakbondsbestuurder 2] ).
Op 18 april 2018 heeft de burgemeester van de gemeente aan voornoemde vakbondsbestuurders via e-mail (onder meer) medegedeeld dat zij zich gelet op haar bevindingen omtrent de status van het getoonde document [kantonrechter: de conceptnotulen] niet verder zal uitlaten over de inhoud daarvan.
Op 19 april 2018 heeft het dagelijks bestuur van de OR de voltallige OR geïnformeerd en daarbij de geciteerde passage voorgelezen.
In de Nieuwsflits vakbonden van 23 mei 2018 is de gewraakte passage van de conceptnotulen aangehaald.
Op 4 juni 2018 heeft [naam secretaris/directeur SSC-ZL] , die geen ambtenaar is van de gemeente, bij het Intern Meldpunt Integriteit (hierna: IMI) van de gemeente melding gemaakt / een klacht ingediend ter zake van schending van het ambtsgeheim.
IMI heeft vervolgens onderzoek verricht. In het kader daarvan heeft IMI in juli 2018 gesprekken gevoerd met de (toenmalige) voorzitter, de vicevoorzitter en de ambtelijk secretaris van de OR. IMI heeft de bevindingen van dat onderzoek vastgelegd in een rapport van 23 augustus 2018 (bijlage 3 van productie 1 van de gemeente).
Vervolgens heeft [naam bedrijfsrecherche] Bedrijfsrecherche (hierna: [naam bedrijfsrecherche] ) in opdracht van (formeel: de burgemeester van) de gemeente een onderzoek verricht met als doelstelling (zie bijlage 5 bij productie 1 van de gemeente):
“Vaststellen wie verantwoordelijk is/zijn voor het lekken van het zeer vertrouwelijke document/stuk en door wie het stuk vervolgens verder is verspreid (mogelijk aan OR-leden/vakbond?)”
Als onderdeel van dat onderzoek heeft [naam bedrijfsrecherche] het e-mailverkeer/de mailboxen van circa 41 medewerkers/ambtenaren laten veilig stellen en de inhoud daarvan onderzocht aan de hand van een lijst met digitale zoektermen (bijlage 8 van productie 1).
[naam bedrijfsrecherche] heeft in het kader van het onderzoek verder diverse medewerkers gesproken, onder wie de vicevoorzitter van de OR ( [naam vicevoorzitter OR] ). Tijdens het gesprek is de vicevoorzitter van de OR medegedeeld/gebleken dat [naam bedrijfsrecherche] inzage had in e-mailboxen van medewerkers van de gemeente.
De bevindingen van het onderzoek van [naam bedrijfsrecherche] zijn vastgelegd in een rapportage van 14 december 2018 (bijlage 10 van productie 1 van de gemeente).
Bij brief van 6 december 2018 heeft de OR aan de WOR-bestuurder ( [naam WOR-bestuurder 1] ) diverse vragen gesteld over het (op dat moment nog niet afgeronde) onderzoek. Bij brieven van 15 januari en 23 januari 2019 heeft [naam WOR-bestuurder 1] die brief beantwoord.
Bij brief van 11 december 2018 heeft [naam WOR-bestuurder 1] (namens burgemeester en wethouder van de gemeente) aan [naam vicevoorzitter OR] medegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat de vertrouwelijke conceptnotulen per e-mail aan derden zijn gestuurd, dat dit zeer kwalijk wordt geacht en dat hiermee vast staat dat er in beginsel sprake is van een schending van de geheimhoudingsplicht.
Bij (separate) brief van 23 januari 2019 (productie 6 van de OR) heeft [naam WOR-bestuurder 1] (namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente) aan de medewerkers die door [naam bedrijfsrecherche] zijn gehoord medegedeeld dat tegen deze medewerkers geen verdere stappen ondernomen zullen worden omdat het college inmiddels tot de conclusie is gekomen dat geen sprake is geweest van plichtsverzuim in de vorm van het schenden van de geheimhoudingsplicht.
Bij brief van 26 februari 2019 heeft de OR aan de nieuwe WOR bestuurder [naam WOR-bestuurder 2] medegedeeld dat zij van plan is een gerechtelijke procedure op te starten. De OR heeft daarbij een aantal vragen/aspecten geformuleerd die alsdan aan de orde gesteld zullen worden. De OR heeft (onder meer) gevraagd waarom de OR/OR-voorzitter niet, zoals afgesproken, vooraf geïnformeerd is over de inhoud en strekking van het onderzoek.
Bij brief van 14 maart 2019 heeft [naam WOR-bestuurder 2] die brief beantwoord. [naam WOR-bestuurder 2] voert in dit antwoord aan dat het college over de vragen/aspecten, met uitzondering van de in 2.23. vermelde vraag, reeds verantwoording afgelegd heeft aan de gemeenteraad. [naam WOR-bestuurder 2] voelt zich daarom alleen vrij te reageren op die vraag. Hij geeft de OR op dat punt gelijk omdat “ondanks afspraak” voorafgaande kennisgeving aan de voorzitter van de OR niet heeft plaatsgevonden. Verder deelt [naam WOR-bestuurder 2] mede dat hij hoopt dat de OR afziet van een procedure.
Partijen hebben daarna nog gecorrespondeerd en dat heeft ertoe geleid dat zij hebben besloten deze procedure te starten.
3 Het geschil
De OR en de gemeente verschillen van mening over de vraag of het onderzoek en de wijze waarop het uitgevoerd is rechtmatig waren. In dat kader hebben zij afgesproken om gezamenlijk en vrijwillig door partijen zelf geformuleerde vragen voor te leggen aan de kantonrechter (op basis van art. 96 Rv.). Deze vragen worden in de navolgende beoordeling geciteerd.