Home

Rechtbank Limburg, 01-04-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:3110, 9013339 AZ VERZ 21-22

Rechtbank Limburg, 01-04-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:3110, 9013339 AZ VERZ 21-22

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
1 april 2021
Datum publicatie
16 april 2021
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2021:3110
Zaaknummer
9013339 AZ VERZ 21-22

Inhoudsindicatie

Na diverse incidenten ontvangt werknemer een laatste officiële waarschuwing.

Werkgever verbiedt werknemer daarna af te reizen naar Polen wegens corona (code oranje).

Werknemer gaat toch en wordt vervolgens op staande voet ontslagen.

Werknemer verzoekt werkgever te veroordelen tot betaling billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde vergoeding.

Dit verzoek wordt afgewezen.

Uitspraak

beschikking

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 9013339 AZ VERZ 21-22

Beschikking van 1 april 2021

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonend te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

gemachtigde mr. A. Quispel

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

VIPACK B.V.,

gevestigd te Landgraaf,

verwerende partij,

gemachtigde mr. M.J.A. Gaber.

Partijen zullen hierna [verzoeker] en Vipack genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift, dat tevens een incidentele vordering bevat, met bijlagen

-

het verweerschrift met bijlagen

-

de door [verzoeker] nagezonden bijlagen 8 en 9,

-

de mondelinge behandeling op 24 maart 2021, waarbij beide partijen pleitnota’s hebben overgelegd en waarbij [verzoeker] zijn verzoek heeft aangepast.

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] is op 15 oktober 2019 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden van Vipack in de functie van heftruckoperator voor de duur van een jaar. Partijen hebben deze arbeidsovereenkomst verlengd voor de periode van 15 oktober 2020 tot 13 maart 2021.

2.2.

Bij brief van 7 november 2019 heeft Vipack [verzoeker] een “officiële waarschuwing” gegeven voor twee incidenten:

-

op woensdag 6 november 2019 heeft [verzoeker] zijn collega [naam collega 1] tijdens een meningsverschil waarbij [verzoeker] boos werd naar de keel gegrepen. Vipack vermeldt in de brief dat het heel agressief en bedreigend overkwam op andere collega’s die hiervan getuige waren en dat dit gedrag voor haar onacceptabel is;

-

[verzoeker] heeft zich in week 44 tijdens een avonddienst door de oude wikkelmachine laten inwikkelen met folie om te testen of hij sterk genoeg was om de folie zelfstandig te verwijderen. Ook dit gedrag vindt Vipack onacceptabel.

De brief is door [verzoeker] voor ontvangst ondertekend.

2.3.

Vipack heeft [verzoeker] bij brief van 24 januari 2020 een laatste officiële waarschuwing gegeven. Dit keer omdat hij op 14 en 17 januari 2020 SSCC-labels op de verkeerde pallet had geplakt. Deze labels worden internationaal erkend als verzendcode voor pallets en containers, waardoor wereldwijd het proces van tracking en tracing van (onder andere) pallets mogelijk wordt gemaakt. De brief vermeldt dat [verzoeker] op 14 januari 2020 door collega [naam collega 2] is aangesproken op het verkeerd plakken van de labels. Daarnaast wordt [verzoeker] in de brief medegedeeld dat bij een volgende misdraging maatregelen getroffen zullen worden, bijvoorbeeld “wijziging van uw inzet binnen de fabriek”. Ook deze waarschuwing heeft [verzoeker] voor ontvangst ondertekend.

2.4.

Bij brief van 4 mei 2020 heeft Vipack [verzoeker] (weer) voor de laatste keer officieel gewaarschuwd. Zij verwijt hem in de brief dat:

-

hij meermaals is gezien met de telefoon in zijn handen, terwijl het gebruik van de mobiele telefoon in de productie niet is geoorloofd;

-

hij in de pauze onvoldoende afstand houdt van collega’s vanwege Covid-19

-

hij schuttingtaal gebruikt.

Vipack deelt [verzoeker] in deze brief mede dat zij zoals aangekondigd in de vorige waarschuwing zijn inzet binnen de fabriek zal aanpassen en dat zij bij een volgende overtreding zal overgaan tot het per direct beëindigen van de arbeidsovereenkomst.

Deze brief heeft [verzoeker] eveneens voor ontvangst ondertekend.

2.5.

Op 6 mei 2020 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld.

In de probleemanalyse van 10 juni 2020 vermeldt de bedrijfsarts van [verzoeker] begrepen te hebben dat het werk-gerelateerde klachten zijn door het handmatig verschuiven van pallets die op de lopende band zijn vastgelopen. De bedrijfsarts concludeert dat [verzoeker] arbeidsongeschikt is voor eigen werk, dat hij eenarmig licht aangepaste werkzaamheden mag doen voor halve dagen en dat [verzoeker] naar verwachting na zijn vakantie op 13 juli 2020 kan hervatten.

2.6.

Op 13 juli 2020 heeft [verzoeker] zijn werkzaamheden weer volledig hervat. Hij is daarbij overgeplaatst naar de afdeling magazijn.

2.7.

Op 8 en 9 oktober 2020 heeft [verzoeker] aan Vipack medegedeeld dat hij op 4 december 2020 voor het laatst zou werken voor Vipack en dat hij daarna met zijn vrouw vertrekt naar Polen. Hij heeft daarbij aan Vipack om een brief gevraagd waaruit blijkt dat het contract niet wordt verlengd om zodoende aanspraak te kunnen maken op een WW-uitkering. Vipack heeft in reactie hierop aan [verzoeker] medegedeeld daar niet aan mee te willen werken.

2.8.

Op 21 oktober 2020 heeft [verzoeker] aan zijn leidinggevende, de heer [naam leidinggevende] , medegedeeld dat hij zijn contract uit dient en daarna uit dienst gaat.

2.9.

Op 25 en/of 27 november 2020 is [verzoeker] eerder gestopt met werken in verband met pijnklachten. Hij heeft zijn leidinggevende toen niet geïnformeerd.

2.10.

Op maandag 30 november 2020 om 10.56 uur, toen de werkdag reeds was begonnen, heeft [verzoeker] aan [naam personeelsadviseur] , personeelsadviseur van Vipack, via Whatsapp medegedeeld dat hij vanwege beperkingen niet kon komen werken.

2.11.

Op 1 december 2020 heeft [verzoeker] met [naam personeelsadviseur] gesproken. Daarbij was de tolk [naam tolk] aanwezig. [verzoeker] is tijdens dit gesprek medegedeeld dat hij zich op grond van het personeelshandboek mondeling dient ziek te melden bij zijn leidinggevende en dat hij dus in strijd daarmee eerder is weggegaan op 27 november 2020 en dat zijn ziekmelding op 30 november 2020 ook in strijd daarmee is. Tijdens dit gesprek heeft [verzoeker] [naam personeelsadviseur] erop gewezen dat hij in het weekend van 5 en 6 december 2020 zal afreizen naar Polen. [naam personeelsadviseur] heeft daarop aan [verzoeker] medegedeeld dat Vipack daar niet langer mee instemt enerzijds vanwege de coronapandemie en de daarmee (na terugkomst) samenhangende verplichte quarantaineperiode en anderzijds omdat Vipack door de bedrijfsarts [verzoeker] ’ belastbaarheid wilde laten beoordelen.

2.12.

Op 1 december 2020 heeft [verzoeker] aan [naam personeelsadviseur] via whatsapp bericht dat hij zich beter voelde en dat hij na de vakantie zij werkzaamheden zal hervatten.

2.13.

Bij e-mail van 3 december 2020 heeft Vipack aan [verzoeker] de inhoud van het gesprek van 1 december 2020 bevestigd en hem erop gewezen dat, als hij toch naar Polen afreist dit, gezien de historie van een aantal formele waarschuwingen, zal leiden tot ontslag op staande voet.

2.14.

De arbodienst van Vipack heeft [verzoeker] op 3 december 2020 via e-mail uitgenodigd voor een gesprek met de bedrijfsarts op 7 december 2020.

2.15.

[verzoeker] is op 7 december 2020 niet bij de bedrijfsarts verschenen. [verzoeker] heeft diezelfde dag nog aan [naam personeelsadviseur] bericht dat hij in Polen is.

2.16.

Bij brief van 8 december 2020 heeft Vipack [verzoeker] op staande voet ontslagen.

3 Het geschil

3.1.

Na (gedeeltelijke) intrekking van zijn verzoek ter zitting, verzoekt [verzoeker] :

in de hoofdzaak:

a. Vipack te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een gefixeerde vergoeding en de transitievergoeding, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente,

in het incident:

Vipack bij wijze van voorlopige voorziening ex art. 223 Rv te veroordelen tot betaling van het loon (inclusief 8% vakantiebijslag en emolumenten) vanaf 8 december 2020 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal eindigen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente,

in de hoofdzaak en in het incident

Vipack te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

Het verweer van Vipack strekt tot afwijzing van het verzoek van,

3.3.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader ingegaan worden.

4 De beoordeling

5 De beslissing