Rechtbank Limburg, 30-06-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:5750, 9177669 AZ VERZ 21-57
Rechtbank Limburg, 30-06-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:5750, 9177669 AZ VERZ 21-57
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 30 juni 2021
- Datum publicatie
- 23 juli 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2021:5750
- Zaaknummer
- 9177669 AZ VERZ 21-57
Inhoudsindicatie
Maken van een trappende beweging van een agogisch medewerker GGZ richting een psychiatrisch patiënte, nadat deze in zijn richting heeft gespuugd.
De trappende beweging beschouwt de kantonrechter als een vorm van geweld. De kantonrechter acht aannemelijk dat de medewerker de patiënte heeft geraakt. Zij kwam immers op bed terecht.
De medewerker had deze situatie kunnen voorkomen door meer afstand te nemen na een eerste escalatie, tijdig hulp van andere medewerkers in te roepen dan wel een beschermende bril te dragen.
Het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal dan ook toegewezen worden op grond van verwijtbaar handelen. Er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen. De ernstige verwijtbaarheid is er in gelegen dat een vorm van geweld is gebruikt tegen een patiënte. Omdat sprake is ernstig verwijtbaar handelen wordt het verzoek om een transitievergoeding afgewezen.
Uitspraak
beschikking
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9177669 AZ VERZ 21-57
Beschikking van 30 juni 2021
in de zaak van
de stichting STICHTING MONDRIAAN
gevestigd te Heerlen
verzoekende partij
gemachtigde mr. C. Riemens
tegen
[verweerder]
Wonend [woonplaats]
verwerende partij,
gemachtigde mr. D.J.G.P. Eekers
Partijen worden hierna Mondriaan en [verweerder] worden genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 23;
- -
-
het verweerschrift met bijlagen 1 t/m 5;
- -
-
een brief van mr. Riemens met bijlage 24 en 25;
- -
-
de mondelinge behandeling op 16 juni 2021, de pleitnotitie van mr. Riemens en de ter zitting getoonde camerabeelden.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.
2 De feiten
Mondriaan is een instelling voor geestelijke gezondheidszorg in Zuid-Limburg.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is met ingang van 1 oktober 2019 in dienst getreden bij Mondriaan in de functie van Agogisch Werkende GGZ 1 tegen een bruto maandloon van € 3.326,-, exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering, voor een voltijds dienstverband. [verweerder] was werkzaam bij de locatie aan de Vijverdalseweg te Maastricht.
Mondriaan hanteert een Protocol Gedrag en Integriteit. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
“Alle vormen van grensoverschrijdend gedrag vinden we onacceptabel. Bij de term grensoverschrijdend gedrag denken we aan seksueel getinte opmerkingen, ongewenste aanrakingen, (seksuele) intimidatie, agressie, geweld, stalking, pesten, treiteren, discriminatie en extremisme. Grensoverschrijdend gedrag is een zeer breed begrip, maar ook een subjectief begrip, omdat ieder voor zich bepaalt waar voor hem of haar de grens ligt die acceptabel gedrag van grensoverschrijdend gedrag scheidt.”
Aan [verweerder] is een brochure gedrag en integriteit verstrekt. Verder is het Protocol Gedrag en Integriteit beschikbaar op het intranet van Mondriaan.
Op 27 oktober 2020 heeft een patiënte (hierna genoemd patiënte X) [verweerder] beticht van aanranding. [verweerder] is daarom korte tijd op non-actief gesteld. Uit een onderzoek van Mondriaan bleek dat er geen grond bestond voor de beschuldiging van patiënte X. [verweerder] heeft tegen patiënte X op 18 november 2020 aangifte gedaan bij de politie van smaad/laster.
Op zaterdag 20 februari 2021 had [verweerder] dienst op een gesloten afdeling voor ernstig zieke psychiatrische patiënten met multicomplexe problematiek, waaronder drugsverslaving, zwakbegaafheid en autisme. Hij werd die ochtend vergezeld door verpleegkundige [naam verpleegkundige] . Omstreeks 11:00 brachten [verweerder] en [naam verpleegkundige] voor de tweede keer een bezoek aan patiënte X. De bedoeling van het bezoek was om te controleren of patiënte X zich inmiddels had gedoucht, omdat zij dit bij een eerste bezoek (nog) niet had gedaan. Als zij zich nog steeds niet had gedoucht moest zij daartoe aangespoord worden, omdat douchen (als onderdeel van het behouden van structuur) een belangrijk element vormt in haar behandeling.
Tijdens dit bezoek heeft zich het volgende voorgedaan. [naam verpleegkundige] is de kamer van patiënte X als eerste binnengegaan, gevolgd door [verweerder] . Patiënte X zat op dat moment op haar bed. [verweerder] is zijdelings van patiënte X gaan staan en heeft haar toegesproken. [naam verpleegkundige] stond aan de andere zijde. [verweerder] is achterwaarts terug richting de deur gelopen. [naam verpleegkundige] is tussen [verweerder] en patiënte X door gelopen. Patiënte X is opgestaan, lijkt weer te gaan zitten op bed, maar is dan richting [verweerder] gelopen en heeft met haar arm langs het hoofd van [verweerder] gezwaaid. [verweerder] heeft dit met zijn rechterarm afgeweerd. Patiënte X is achteruit terug naar het bed gelopen en is weer gaan zitten. [verweerder] is vervolgens richting patiënte X gelopen, terwijl [naam verpleegkundige] in de deuropening is blijven staan. Patiënte is weer opgestaan en heeft naar [verweerder] gespuugd. [verweerder] heeft daarop een trappende beweging richting het bovenlichaam van patiënte X gemaakt en patiënte is op haar bed terechtgekomen. [verweerder] en [naam verpleegkundige] hebben patiënte X onder bedwang gehouden op het bed. Van dit voorval zijn camerabeelden gemaakt (zonder geluid).
[verweerder] heeft de camerabeelden op 23 februari 2021 bekeken, samen met [naam RVE-manager] , RVE-manager en de Stafmedewerker Veiligheid. Het voorval is gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
In een gesprek op 24 februari 2021 met de RVE-manager en het Afdelingshoofd is aan [verweerder] meegedeeld dat hij op non-actief wordt gesteld en dat een onderzoek wordt gestart. Bij e-mail van 26 februari 2021 heeft [verweerder] zijn reactie gegeven op het voorval.
Bij brief van 12 maart 2021 is de op non-actiefstelling verlengd. Bij brief van 19 maart 2021 heeft [verweerder] daartegen bezwaar gemaakt. Mondriaan heeft bij brief van 22 maart 2021 aan [verweerder] meegedeeld dat zijn bezwaar niet wordt gehonoreerd.
Bij brief van 2 april 2021 is [verweerder] op de hoogte gebracht van de uitkomst van het onderzoek, namelijk dat [verweerder] geweld heeft gebruikt tegen een patiënte. Hiervoor bestond geen rechtvaardiging. [verweerder] had volgens Mondriaan anders moeten handelen.
Mondriaan heeft op 23 april 2021 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter ingediend.
3 Het geschil
Mondriaan verzoekt de kantonrechter, kort gezegd, om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 onder a gelezen in samenhang met artikel 7:669 lid 3 onder e BW op de kortst mogelijk termijn, zonder rekening te houden met de opzegtermijn en zonder transitievergoeding omdat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen door [verweerder] .
[verweerder] verzoekt de kantonrechter het verzoek tot ontbinding af te wijzen. Mocht het verzoek toch worden toegewezen, dan verzoekt [verweerder] Mondriaan te veroordelen tot betaling van een transitie- en billijke vergoeding.