Rechtbank Limburg, 03-11-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:8206, 9035704/CV/21-823
Rechtbank Limburg, 03-11-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:8206, 9035704/CV/21-823
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 3 november 2021
- Datum publicatie
- 14 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2021:8206
- Zaaknummer
- 9035704/CV/21-823
Inhoudsindicatie
ABU-cao. Bedrijf heeft daarnaast eigen cao die bepaalt dat beloning van ingeleende werknemers geschiedt op basis van die cao.
Dezelfde werkzaamheden als een in vaste dienst werknemer? Juiste beloning ingeleende werknemer,
niet naleving is onrechtmatig handelen, strijd met art 8 Waadi, nabetaling.
Klachtplicht 6:89 BW niet van toepassing op verloning in juiste salarisschaal
Collectieve stuiting van verjaring art. 3:305a BW
Uitspraak
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9035704 \ CV EXPL 21-823
Vonnis van de kantonrechter van 3 november 2021
in de zaak van:
[eiser ] ,
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisende partij,
gemachtigde FNV Bondgenoten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROCKWOOL B.V.,
gevestigd te Roermond,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M. Callemeijn.
Partijen worden hierna met [eiser ] en Rockwool aangeduid.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding
- -
-
de conclusie van antwoord
- -
-
de conclusie van repliek
- -
-
de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
[eiser ] heeft als uitzendkracht gewerkt bij Rockwool als Warehouse medewerker I,
(in ieder geval) in de periode 18 juni 2013 tot 6 januari 2015 (hierna ook: periode 1) en van 13 juli 2015 tot 23 december 2019 (hierna ook: periode 2). [eiser ] is daarbij tot 1 januari 2019 ingedeeld in salarisgroep 2. Op de uitzendovereenkomsten was telkens de ABU cao van toepassing. Vanaf 1 januari 2019 zijn in het kader van een algemene regeling uitzendkrachten die heftruckwerkzaamheden verrichten (minimaal) ingedeeld in salarisgroep 4. Ook [eiser ] ontvangt vanaf die datum het salaris uit salarisgroep 4.
De cao Rockwool kent (en kende ten tijde van de uitzendperiode van [eiser ] ) een indeling in functiegroepen en daarmee samenhangende salarisgroepen. Voorts is er een bepaling in de cao Rockwool opgenomen over ingeleende werknemers waarin onder meer staat dat de werkgever erop toeziet dat de beloning van ingeleende werknemers gebaseerd is op de salaristabellen van de cao Rockwool (artikel 4, lid 10 onder b cao Rockwool).
3 Het geschil
[eiser ] vordert - samengevat –
-
verklaring voor recht dat Rockwool in strijd met haar verplichting in art 4 lid 10 onder b cao er niet op heeft toegezien dat [eiser ] in de periode 18 juni 2013 tot en met 31 december 2018 conform de salaris tabellen van de cao beloond werd,
-
voor recht te verklaren dat Rockwool jegens [eiser ] aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad en sinds 1 juli 2015 mede op grond van art. 7:616 a BW voor nabetaling van het gevorderde achterstallig loon
en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Rockwool te veroordelen tot betaling aan [eiser ] van:
een bedrag van € 9.610,32 aan schadevergoeding ter hoogte van het achterstallige loon en emolumenten over de periode 18 juni 2013 tot 6 januari 2015,
een bedrag ter hoogte van € 21.512,30 terzake van het achterstallige loon en emolumenten over de periode van 13 juli 2015 tot 1 januari 2019,
de wettelijke verhoging ex art. 7: 625 ad 50% over de onder C en D genoemde bedragen,
een bedrag van € 1.086,23 excl btw terzake van buitengerechtelijke incassokosten,
de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat deze bedragen zijn verschuldigd,
de kosten van dit geding.
Rockwool voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.