Home

Rechtbank Limburg, 22-08-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:6455, 9879843\AZ22-49 22082022

Rechtbank Limburg, 22-08-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:6455, 9879843\AZ22-49 22082022

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
22 augustus 2022
Datum publicatie
27 september 2022
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2022:6455
Zaaknummer
9879843\AZ22-49 22082022

Inhoudsindicatie

Verduistering in dienstbetrekking supermarktmedewerker, ontslag op staande voet terecht gegeven. Becijfering gefixeerde schadevergoeding 7:677 lid 2 BW berekend over opzegtermijn van werknemer.

Uitspraak

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 9879843 \ AZ VERZ 22-49

Beschikking van de kantonrechter van 22 augustus 2022

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [franchisenemer] B.V.,

gevestigd te Beek,

werkgever,

gemachtigde mr. A.J.L.J. Pfeil,

verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het zelfstandig tegenverzoek,

tegen:

[verweerder] ,

wonend [adres] ,

[woonplaats] ,

werknemer

gemachtigde J.P.J. Franssen,

verwerende partij in het verzoek,

verzoekende partij in het zelfstandig tegenverzoek.

Partijen zullen hierna [werkgever] en [werknemer] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 16 mei 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift

- het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig tegenverzoek

- de mondelinge behandeling tijdens welke ook het door [werknemer] tegen [werkgever] ingediende verzoekschrift (zaaknr 9866921/AZ VERZ 22-44) werd behandeld.

1.2.

Daarna is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

[werknemer] , geboren op [geboortedatum] 1990, is op 31 augustus 2009 bij [werkgever] in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van verkoopmedewerker functiegroep B tegen een loon van € 1.948,91 bruto per 4 weken, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.

2.2.

Op 18 maart 2022 is [werknemer] op staande voet ontslagen vanwege het op 14 maart 2022 en 17 maart 2022 meenemen van producten uit de supermarkt zonder daarvoor te betalen.

2.3.

Tijdens een gesprek op 20 maart 2022 heeft [werknemer] de bedrijfseigendommen ingeleverd en een envelop met cash geld achtergelaten.

2.4.

Bij brief van 23 maart 2022 heeft [werknemer] geprotesteerd tegen het gegeven ontslag.

2.5.

[werknemer] heeft met ingang van 10 mei 2022 een ander baan.

3 Het geschil

3.1.

[werkgever] heeft verzocht voor recht te verklaren dat het door haar op 18 maart 2022 aan [werkgever] gegeven ontslag terecht is gegeven wegens een dringende reden zoals bedoeld in artikel 7:677 BW, alsmede aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding van (na verrekening) € 6.779,42 danwel € 8.146,90, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 maart 2022.

3.2.

[werknemer] heeft verweer gevoerd en tevens verzocht betaling van € 1.633,70 bruto aan vakantiebijslag over de periode 1 juni 2021 tot en met 18 maart 2022 alsmede

€ 864,32 bruto aan 59,15 opgebouwde maar niet genoten verlofuren.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing