Home

Rechtbank Limburg, 08-08-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:6542, 9929856 AZ VERZ 22-49

Rechtbank Limburg, 08-08-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:6542, 9929856 AZ VERZ 22-49

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
8 augustus 2022
Datum publicatie
9 september 2022
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2022:6542
Zaaknummer
9929856 AZ VERZ 22-49

Inhoudsindicatie

Arbeidsovereenkomst tussen zorgverlener en (curator van) gehandicapte werkgever. Verstoorde arbeidsverhouding. Ziekmelding. Ontslag op staande voet. Onverwijld. Dringende reden. Loondoorbetalingsverplichting gedurende 6 weken (art. 7:629 lid 2 onder a BW). Transitievergoeding. Billijke vergoeding. Gefixeerde vergoeding.

Uitspraak

beschikking

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 9929856 AZ VERZ 22-49

Beschikking van 8 augustus 2022

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonend te [woonplaats 1] ,

verzoekende partij,

gemachtigde mr. R.T.G.M. Heijnen

tegen

1 [verweerder sub 1]

en

2. [verweerster sub 2]

in haar hoedanigheid van curator van [verweerder sub 1] ,

beiden wonend te [woonplaats 2] ,

verwerende partij,

gemachtigde mr. N.F.J. Sijstermans.

Partijen zullen hierna [verzoeker] , [verweerder sub 1] en [verweerster sub 2] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift met bijlagen

-

het verweerschrift met bijlagen

-

de mondelinge behandeling op 3 augustus 2022, waarbij namens [verzoeker] een pleitnota is overgelegd.

1.2.

Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[verweerder sub 1] , geboren op [geboortedatum] is bij beschikking van 10 februari 2010 onder curatele gesteld. [verweerster sub 2] , zijn moeder, is toen benoemd tot zijn curator.

2.2.

Vanwege zijn handicap is [verweerder sub 1] aangewezen op zorg die 24 uur per dag beschikbaar dient te zijn. Deze zorg wordt gefinancierd vanuit een persoonsgebonden budget dat aan [verweerder sub 1] is toegekend via de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB).

2.3.

[verweerster sub 2] heeft in haar hoedanigheid van curator namens [verweerder sub 1] met (onder anderen) [verzoeker] een arbeidsovereenkomst gesloten. Op basis van die arbeidsovereenkomst is [verzoeker] als zorgverlener in dienst van [verweerder sub 1] getreden met ingang van 1 mei 2019. De arbeidsovereenkomst vermeldt dat [verzoeker] maximaal drie dagen per week werkt.

2.4.

Op 30 september 2020 heeft [verweerster sub 2] (namens [verweerder sub 1] ) aan [verzoeker] op basis van art. 7:628a lid 5 BW een vaste urenomvang van 20 uur per week aangeboden. [verzoeker] heeft dat aanbod geaccepteerd.

2.5.

Het loon van [verzoeker] wordt betaald vanuit het persoonsgebonden budget. Betaling vindt plaats nadat de in een maand gewerkte uren bij de SVB zijn gedeclareerd. [verweerster sub 2] declareert bij de SVB.

2.6.

In 2021 heeft [verzoeker] met toestemming van [verweerster sub 2] 11 weken niet gewerkt omdat [verzoeker] die periode in Azerbeidzjan verbleef.

2.7.

Tijdens een teamwerkoverleg op 2 januari 2022 heeft [verzoeker] aan [verweerster sub 2] opnieuw om toestemming gevraagd om dat jaar langdurig verlof te nemen. [verweerster sub 2] heeft dat toen geweigerd.

2.8.

[verzoeker] heeft zich op 12 januari 2022 ziekgemeld bij [verweerster sub 2] .

2.9.

Op 13 januari 2022 heeft [verzoeker] aan [verweerster sub 2] doorgegeven zwanger te zijn en te verwachten dat zij 14 januari 2022 weer kan hervatten, maar dat zij geen “hele diensten” aan kan.

2.10.

[verweerster sub 2] heeft daarna [verzoeker] voor halve dagen ingeroosterd.

2.11.

Op 25 januari 2022 heeft [verzoeker] medegedeeld dat zij verwacht rond 28 augustus 2022 te bevallen en [verzoeker] heeft toen medegedeeld dat zij in het voorjaar (bijna) drie maanden naar het buitenland wil. [verweerster sub 2] heeft op dat laatste negatief gereageerd.

2.12.

Op 26 januari 2022 heeft [verzoeker] aan [verweerster sub 2] voorgesteld de arbeidsovereenkomst via een vaststellingsovereenkomst te beëindigen tegen 1 april 2022 zonder vergoedingen.

2.13.

Op 1 februari 2022 heeft [verzoeker] zich opnieuw (volledig) ziekgemeld.

2.14.

Partijen hebben daarna gecorrespondeerd en daaruit blijkt van een verslechtering van de verstandhouding. Dit heeft ertoe geleid dat [verweerster sub 2] op 22 maart 2022 aan [verzoeker] via e-mail heeft medegedeeld niet meer met haar in gesprek te willen en aan [verzoeker] (verwijzend naar de e-mail van 26 januari 2022; zie 2.12) heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst te beëindigen tegen 1 mei 2022.

2.15.

Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft [verzoeker] op haar beurt aan [verweerster sub 2] medegedeeld niet meer met haar te willen spreken. In die e-mail wijst zij het voorstel tot beëindigen van de arbeidsovereenkomst af.

2.16.

[verzoeker] heeft op of omstreeks 31 maart 2022 een urendeclaratie naar de SVB gestuurd waarop staat dat zij nog recht heeft op betaling van twee weken doorbetaling (43,5 aantal uren ziek). Op de plek waar de wettelijk vertegenwoordiger van de budgethouder ( [verweerder sub 1] ) de declaratie dient te ondertekenen, heeft [verzoeker] zelf haar handtekening gezet.

2.17.

Op 11 april 2022 heeft [verweerster sub 2] ontdekt dat [verzoeker] voornoemde urendeclaratie (rechtstreeks) naar de SVB heeft gezonden.

2.18.

Bij e-mail van 23 april 2022 heeft [verweerster sub 2] aan [verzoeker] medegedeeld dat zij op staande voet ontslagen is. De brief vermeldt voor zover hier van belang het volgende:

“Van de SVB ontving ik bericht dat U een urendeclaratie over maart 2022 ad in totaal 43,5 ziekte uren hebt ingediend waarbij U als gemachtigde/wettelijk vertegenwoordiger - i.p.v. ik – hebt ondertekend. U weet dat deze declaratie formulieren uitsluitend via mij, c.q. de budgethouder moeten worden ingediend. Niet alleen het aantal uren is incorrect, maar ook de ondertekening is frauduleus.

Het ontslag dat ik U per mail van 22 maart 2022 per 1 mei 2022 heb aangezegd, trek ik hierbij in.

Na overleg met onze advocaat ontsla ik U nu echter per direct op staande voet, omdat u ondertekent als gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger van [verweerder sub 1] en eveneens door indiening van een foutieve en ook nog te hoge urendeclaratie onrechtmatig geld probeert te onttrekken aan zijn persoonsgebonden budget.”

2.19.

Bij brief van 19 mei 2022 heeft [verzoeker] aan [verweerster sub 2] medegedeeld dat het ontslag geen stand kan houden en dat [verzoeker] daarom een verzoekschrift bij de kantonrechter zal indienen. [verzoeker] heeft in dezelfde brief een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst tegen 1 augustus 2022 te beëindigen, onder doorbetaling van het loon tot die datum en met betaling aan [verzoeker] van een beëindigingsvergoeding van € 8.233,35 bruto.

2.20.

Bij brief van 24 mei 2022 heeft [verweerster sub 2] aan [verzoeker] medegedeeld dat zij het ontslag op staande voet intrekt en dat [verzoeker] , als zij dat wil en zodra zij weer arbeidsgeschikt is, haar werkzaamheden kan hervatten.

2.21.

Bij e-mail van 30 mei 2022 heeft [verzoeker] medegedeeld niet akkoord te zijn met de intrekking van het ontslag op staande voet. Zij heeft haar voorstel van 19 mei 2022 in deze e-mail herhaald.

2.22.

Op 2 juni 2022 heeft [verweerster sub 2] het voorstel van [verzoeker] alsnog afgewezen.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing