Home

Rechtbank Limburg, 12-10-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:7988, C/03/289474 / HA ZA 21-128

Rechtbank Limburg, 12-10-2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:7988, C/03/289474 / HA ZA 21-128

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
12 oktober 2022
Datum publicatie
19 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2022:7988
Formele relaties
Zaaknummer
C/03/289474 / HA ZA 21-128

Inhoudsindicatie

Civiel recht. Bodemzaak. Vereffenaar nalatenschap vordert uitkering uit levensverzekering terug bij derde, die de moeder is van de minderjarige erfgenamen. Vordering afgewezen omdat deze niet binnen de vervaltermijn is ingesteld. Beroep op vervalbeding is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.

Quasi-legaat. Artikelen 4:126 BW, 4:127 BW, 4:128 BW, 4:216 BW.

Uitspraak

vonnis

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/289474 / HA ZA 21-128

Vonnis van 12 oktober 2022

in de zaak van

1 [eiser sub 1] en

2. [eiseres sub 2]

in hun hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van
[erflater] ,

woonplaats kiezend te [woonplaats 1] ,

eisers,

advocaat mr. J. van der Wende te Rosmalen,

tegen

[gedaagde] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. C.R.N. de Boer te Beek Lb.

Partijen zullen hierna (in enkelvoud) “de vereffenaar” en “ [gedaagde] ” genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 26 februari 2021 met de producties 1 tot en met 16

-

de conclusie van antwoord met één productie

-

de rolbeslissing van 21 juli 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald

-

de producties 17 tot en met 19 van de vereffenaar

-

de productie 2 van [gedaagde]

-

het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 24 februari 2022

-

de spreekaantekening van mr. Van der Wende met kopieën van jurisprudentie.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] en [erflater] (hierna: “erflater”) zijn op 3l mei 1997 gehuwd in gemeenschap van goederen. Tijdens het huwelijk zijn hun twee kinderen geboren: [naam zoon] , geboren op [geboortedatum 1] en [naam dochter] , geboren op [geboortedatum 2] (hierna te noemen: “de kinderen”). De rechtbank te Maastricht heeft op 30 januari 2008 de echtscheiding uitgesproken die op 18 maart 2008 ingeschreven is in de registers van de burgerlijke stand (productie 1, dagvaarding). [gedaagde] en erflater hebben bij echtscheidingsconvenant van 7 december 2007 de verdeling van de huwelijksgoederen-gemeenschap geregeld. In het convenant is onder meer bepaald dat aan erflater is toebedeeld de polis van een levensverzekering met nummer 46962827 (hierna: de levensverzekering) afgesloten bij ABN AMRO Levensverzekeringen N.V.

2.2.

Erflater is op 24 december 2016 te Heerlen overleden (productie 2, dagvaarding). Hij had niet bij uiterste wil over zijn nalatenschap beschikt. [gedaagde] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de kinderen, die erfgenaam zijn, de nalatenschap van erflater aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving (productie 4, dagvaarding).

2.3.

[gedaagde] heeft [naam notariskantoor] opdracht gegeven de nalatenschap af te wikkelen (productie 18). [naam notariskantoor] heeft op enig moment haar werkzaamheden voor [gedaagde] gestaakt.

2.4.

ABN AMRO heeft [naam notariskantoor] bij brief van 31 mei 2017 bericht dat [gedaagde] medeverzekeringnemer van de levensverzekering is en dat zij daarom eerste begunstigde is (productie 7, dagvaarding).

2.5.

Bij brief van 27 september 2017 heeft ABN AMRO [gedaagde] bericht dat zij in verband met het overlijden van erflater overgaat tot uitkering van de levensverzekering (productie 9, dagvaarding). De uitkering bedraagt € 79.411,54. [gedaagde] heeft dit bedrag op 28 september 2017 op haar bankrekening ontvangen (productie 2, bijlage 1, van [gedaagde] ).

2.6.

[naam notariskantoor] heeft bij brief van 11 januari 2018 [gedaagde] gesommeerd het door ABN AMRO uitgekeerde bedrag van € 79.411,54 op de derdengeldrekening van [naam notariskantoor] over te maken (productie 10, dagvaarding), omdat de nalatenschap een negatief saldo vertoont en met dit bedrag schulden van de nalatenschap voldaan kunnen worden. [gedaagde] heeft niet aan die sommatie voldaan.

2.7.

Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 2 juli 2019 is de vereffenaar benoemd (productie 5, dagvaarding).

2.8.

De advocaat van [gedaagde] heeft bij e-mail van 6 december 2019 de vereffenaar bericht dat [gedaagde] ervan uitging dat de door ABN AMRO uitgekeerde gelden ad
€ 79.411,54 haar toekwamen (productie 12, dagvaarding) en dat zij een deel van het geld heeft opgemaakt.

2.9.

De vereffenaar heeft bij e-mail van 9 december 2019 [gedaagde] gesommeerd het nog beschikbare bedrag per ommegaande over te maken naar de derdengeldenrekening van de vereffenaar (productie 13, dagvaarding).

2.10.

De vereffenaar heeft bij aangetekende brieven van 12 december 2019 en
8 februari 2021 [gedaagde] gesommeerd het volledig uitgekeerde bedrag van € 79.411,54 (plus kosten en rente) terug te betalen (producties 14 en 16, dagvaarding).

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing