Home

Rechtbank Limburg, 27-07-2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:4471, 10517108/AZ/23-44

Rechtbank Limburg, 27-07-2023, ECLI:NL:RBLIM:2023:4471, 10517108/AZ/23-44

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
27 juli 2023
Datum publicatie
23 november 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2023:4471
Zaaknummer
10517108/AZ/23-44

Inhoudsindicatie

Partijen hebben allereerst discussie over de vraag welk soort dienstverband zij hebben gesloten. De kantonrechter is van oordeel dat het om een dienstverband voor bepaalde tijd voor de duur van een jaar is en geen oproepcontract zoals werkgever betoogt.

Geen rechtsgeldig ontslag op staande voet. een ontslag op staande voet een ultimum remedium en hiermee de zwaarste sanctie die het arbeidsrecht kent. Hiermee moet dus zorgvuldig worden omgegaan. Een werknemer mist immers door een ontslag op staande voet alle bescherming van het ontslagrecht. Bij een ontslag op staande voet moet de situatie zo ernstig zijn dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst bij wijze van spreken geen dag langer kan plaatsvinden. Het niet verschijnen op een gesprek kan deze strenge toets niet doorstaan. Een minder zware sanctie was meer op zijn plek geweest, zoals het geven van een waarschuwing. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog dat van een werknemer niet geëist kan worden dat een officiële waarschuwing voor akkoord ondertekend moet worden. Een weigering om te ondertekenen kan ook nooit een dringende reden voor een ontslag op staande voet opleveren.

De billijke vergoeding wordt vastgesteld op nihil, omdat het gevraagde bedrag van € 29.000,00 niet onderbouwd is. Vordering aan achterstallig loon, de transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer / rekestnummer: 10517108 \ AZ VERZ 23-44

Beschikking van 27 juli 2023

in de zaak van

1. Y. MAASSEN, H.O.D.N. YES BEWIND, IN HAAR HOEDANIGHEID VAN BEWINDVOERDER OVER DE GOEDEREN DIE (ZULLEN) TOEBEHOREN AAN DE HEER [verzoeker] Q.Q. [verzoeker],

te Reeuwijk,
2. [verzoeker],

te [woonplaats] ,

verzoekende partijen,

hierna samen te noemen: [verzoeker] ,

gemachtigde: mr. M. Jakobs-Hiemstra,

tegen

ZORG BEMIDDELING NEDERLAND B.V.,

te Roermond,

verwerende partij,

hierna te noemen: ZBN,

gemachtigde: mr. M. de Boorder.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift

- het verweerschrift

- de aanvullende producties van partijen

- de mondelinge behandeling

- de pleitnota van [verzoeker]

- de spreekaantekeningen van ZBN

1.2.

Daarna is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] heeft een Wajong uitkering en woont in een instelling (beschermd wonen en begeleiding). Maassen is de bewindvoerder van [verzoeker] .

2.2.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1996, is vanaf 1 juli 2022 voor ZBN gaan werken. Hij verrichtte de functie van [functie] tegen betaling van € 11,62 per uur. Op de loonstroken staat vermeld dat er sprake is van een oproepovereenkomst.

2.3.

[verzoeker] volgde op kosten van ZNB de opleiding [opleiding] .

2.4.

Bij e-mail van 13 maart 2023 wordt [verzoeker] uitgenodigd voor een gesprek op kantoor op 16 maart 2023 in verband met klachten en de manier waarop [verzoeker] met het personeel communiceert. [verzoeker] wordt erop gewezen dat hij verplicht is om te komen, en indien hij niet verschijnt er zal worden overgegaan tot ontslag. Tijdens het gesprek diende [verzoeker] de officiële waarschuwing voor akkoord te ondertekenen.

2.5.

Het gesprek van 16 maart 2023 wordt verplaatst naar 22 maart 2023. [verzoeker] verschijn niet op het gesprek.

2.6.

Per e-mail van 22 maart 2023 wordt [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de e-mail staat het volgende vermeld:

Beste [verzoeker] ,

U had vandaag 22-03-2023 een afspraak op kantoor om 13:00 uur met betrekking tot de officiële waarschuwing. U bent niet komen opdagen.

Daarom moet ik u meedelen dat u op staande voet ontslagen bent, dit betekent zoals eerder aangegeven zitten hier kosten aan.

U krijgt nog een factuur van ons wat u ons verschuldigd bent.

(…).”

2.7.

[verzoeker] heeft geen eindafrekening ontvangen.

2.8.

De kosten van de opleiding zijn verrekend met het loon, de vakantietoeslag en de reiskostenvergoeding van de maanden februari en maart 2023.

2.9.

[verzoeker] berust in het gegeven ontslag.

3 Het geschil

3.1.

[verzoeker] verzoekt - kort samengevat - :

-

een verklaring voor recht dat de opzegging in strijd is met artikel 7:671 BW en/of 7:677 en/of dat geen sprake is van een dringende reden en/of het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en/of dat [verzoeker] ten laste van ZBN recht heeft op een billijke vergoeding;

-

een verklaring voor recht dat [verzoeker] aan ZBN geen vergoeding verschuldigd is ter zake de gevolgde opleiding en dat ook de schade die gemoeid is met de onterechte stopzetting door ZBN door ZBN moeten worden gedragen en derhalve voor rekening en risico van ZBN komt;

-

betaling van het achterstallig loon ad € 10.882,30 bruto, en subsidiair € 902,34 bruto, te vermeerderen met de reiskostenvergoeding ad € 246,75 netto en de wettelijke verhoging ad € 5.411,15 bruto en subsidiair € 451,17 bruto.

-

betaling van € 1.076,01 bruto aan niet genoten en nog openstaande vakantiedagen;

-

betaling van € 828,35 bruto en subsidiair € 72,19 bruto aan vakantietoeslag;

-

de transitievergoeding ad € 390,44 bruto en subsidiair € 125,56;

-

de billijke vergoeding ad € 29.000,00 en subsidiair € 9.327,42 bruto;

-

de schadevergoeding wegens de onregelmatige opzegging;

-

de schadevergoeding ex artikel 7:611 BW ad € 29.000,00 subsidiair € 9.327,42 bruto;

-

de buitengerechtelijke kosten ad € 159,00, en indien de toevoeging niet wordt verleend dan wel ingetrokken een bedrag van € 3.000,00;

-

de wettelijke rente;

-

de proceskosten inclusief de nakosten.

3.2.

ZBN voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing