Rechtbank Limburg, 28-03-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:1432, ROE 22/2668
Rechtbank Limburg, 28-03-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:1432, ROE 22/2668
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 28 maart 2024
- Datum publicatie
- 12 april 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2024:1432
- Zaaknummer
- ROE 22/2668
Inhoudsindicatie
Beroep tegen de afwijzing van het verzoek om intrekking van de omgevingsvergunning milieu (van rechtswege een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm)). Inmiddels is een nieuwe obm verleend. Naar het oordeel van de rechtbank verzet het systeem van de Wabo zich ertegen dat tegelijkertijd twee obm’s gelden voor dezelfde stallen. Het verlenen van de nieuwe obm, waarvan vervolgens gebruik is gemaakt, brengt volgens de rechtbank met zich dat de oude obm geen betekenis meer heeft en dus moet worden geacht te zijn vervallen. Geen feiten of omstandigheden waardoor er nog procesbelang zou zijn. Beroep niet-ontvankelijk.
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22 / 2668
[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser
(gemachtigde: mr. R.A.M. Verkoijen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, verweerder
(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde-partij 1] en [derde-partij 2], uit [woonplaats 2] (gemachtigde: mr. P.M.E.P.J. Joosten), en
[derde-partij 3] , uit [vestigingsplaats 1] .
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 4 oktober 2022 (hierna: het bestreden besluit) waarbij verweerder eisers verzoek, om de omgevingsvergunning milieu van een kippen- en schapenhouderij op de percelen
[adres 1] en [adres 2] in [vestigingsplaats 2] in te trekken, heeft afgewezen.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft gereageerd op het verweerschrift en nog nadere stukken ingediend. Verweerder en [derde-partij 1] en [derde-partij 2] hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (en zijn echtgenote), de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van verweerder, [derde-partij 2] en de gemachtigde van [derde-partij 1] en [derde-partij 2] .
(Totstandkoming van) het bestreden besluit en relevante feiten en omstandigheden
2. Op 30 oktober 2003 is aan [derde-partij 3] een revisievergunning verleend voor een pluimvee- en schapenhouderij op de locaties [adres 1] en [adres 2] te [vestigingsplaats 2] voor het houden van 6389 legkippen, 50 schapen, 1 paard, 100 schapen en 2200 opfokhennen. In september 2017 is de locatie [adres 1] verkocht aan [derde-partij 1] (hierna: vergunninghouder), waardoor een splitsing van het bedrijf heeft plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg dat voor de locatie [adres 2] (ammoniak)rechten aanwezig zijn voor 100 schapen en 2200 opfokhennen in stal 2 en voor de locatie [adres 1] (ammoniak)rechten aanwezig zijn voor 6389 legkippen in stal 4 en 50 schapen en 1 paard in stal 3. Op 2 november 2017 is in dit verband een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verleend (natuurvergunning) aan de [derde-partij 3] , voor het in werking hebben van een veehouderij aan de [adres 2] (inclusief [adres 1] ) in [vestigingsplaats 2] .
Bij brief van 20 november 2019, aangevuld op 24 december 2019, heeft eiser verweerder verzocht om op grond van artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de omgevingsvergunning milieu van 30 oktober 2003 in te trekken.
Niet in geschil is en vast staat dat deze inrichting ( [adres 2] en [adres 1] ) per
1 januari 2013 van rechtswege onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) is komen te vallen en de milieuvergunning van 30 oktober 2003 daarbij van rechtswege is omgezet in een omgevingsvergunning op basis van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo. Het gaat hier om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm), hierna ook: oude obm.
3. Bij besluit van 8 juni 2020 heeft verweerder eisers verzoek van 20 november 2019 om intrekking van de oude obm afgewezen, omdat - kort gezegd - intrekking daarvan niet mogelijk is aangezien er geen periode van drie jaar is verstreken waarin niet bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, dieren zijn gehouden. Dit besluit heeft deze rechtbank bij uitspraak van 15 juli 2022 vernietigd omdat verweerder onvoldoende onderzoek had verricht naar het gebruik van de stallen 3 en 4 (aantal en soort dieren per stal). De rechtbank heeft daarbij bepaald dat verweerder een nieuw besluit moet nemen.1
4. Naar aanleiding van laatstgenoemde uitspraak heeft verweerder het bestreden besluit genomen. Daarin stelt verweerder wederom dat er geen termijn van meer dan drie jaar is geweest waarin er niet bedrijfsmatig, of in omvang alsof het bedrijfsmatig is, dieren gehouden zijn binnen de inrichting aan de [adres 2] en [adres 1] Dit betekent volgens verweerder dat intrekking van de obm niet mogelijk is. Omdat er meerdere stallen zijn waarin kippen en schapen gehouden zijn, is het niet mogelijk om aan te tonen in welke stallen welke diersoorten gehouden zijn.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft daartegen beroep ingesteld.
5. Op 9 juni 2023 heeft [derde-partij 1] een aanvraag voor een obm (hierna ook: nieuwe obm) en melding Abm ingediend voor het houden van 500 schapen inclusief lammeren aan de [adres 1] . Verweerder heeft bij besluit van 2 augustus 2023 aan [derde-partij 1] de gevraagde nieuwe obm verleend voor het houden van 500 schapen en lammeren in stallen 1 en 2 of alleen in stal 2, zijnde de vroegere stallen 3 en 4, aan de [adres 1] te [vestigingsplaats 2] . Verweerder heeft het door (onder meer) eiser hiertegen gemaakte bezwaar op 25 oktober 2023, wegens termijnoverschrijding, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser geen beroep ingesteld, zodat deze nieuwe obm onherroepelijk is.