Home

Rechtbank Limburg, 01-05-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:2301, C/03/328892 / HA ZA 24-143

Rechtbank Limburg, 01-05-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:2301, C/03/328892 / HA ZA 24-143

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
1 mei 2024
Datum publicatie
17 mei 2024
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2024:2301
Zaaknummer
C/03/328892 / HA ZA 24-143

Inhoudsindicatie

Civiel recht. Afwikkeling nalatenschappen. Eiser doet een beroep op zijn legitieme portie. In het incident vordert hij van de erfgenaam, die ook executeur is, informatie over diverse onderwerpen die hij stelt nodig te hebben om de legitieme portie te kunnen berekenen. De rechtbank wijst de vordering in het incident af. Uitleg bewoordingen 'alle daartoe strekkende inlichtingen' zoals bedoeld in artikel 4:78 lid 1 BW.

Uitspraak

vonnis

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/328892 / HA ZA 24-143

Vonnis in incident van 1 mei 2024

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser in de hoofdzaak,

eiser in het incident,

advocaat mr. J.G.M. Nass te Gulpen,

tegen

[gedaagde] ,

gedagvaard als executeur en erfgenaam in de nalatenschappen van wijlen de heer [erflater] en mevrouw [erflaatster] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. G.A.M.F. Spera te Maastricht-Airport.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot afgifte bescheiden, met producties 1 t/m 13,

-

de conclusie van antwoord in het incident met 1 productie.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2 De relevante feiten

2.1.

[eiser] , [gedaagde] en mevrouw [naam] (hierna: [naam] ) zijn de kinderen van wijlen:

-

de heer [erflater] , overleden op [overlijdensdatum 1] 2018 (hierna: erflater), en

-

mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster), overleden op [overlijdensdatum 2] 2022.

2.2.

Erflater heeft bij testament van 25 oktober 2017 over zijn nalatenschap beschikt en [eiser] en [naam] onterfd (productie 1 dagvaarding). Erflaatster en [gedaagde] hebben zijn nalatenschap op 18 juni 2019 beneficiair aanvaard (productie 2 dagvaarding).

2.3.

Erflaatster heeft eveneens bij testament van 25 oktober 2017 over haar nalatenschap beschikt en [eiser] en [naam] onterfd (productie 3 bij dagvaarding). [gedaagde] is daarin benoemd tot erfgenaam en executeur.

2.4.

Vóór hun overlijden hebben erflater en erflaatster notariële volmachten laten opmaken (productie 4 en 5 bij dagvaarding) waarin zij [gedaagde] hebben aangewezen als gevolmachtigde.

2.5.

Bij brief van 24 oktober 2022 hebben [eiser] en [naam] een beroep gedaan op hun legitieme portie aangaande beide nalatenschappen (productie 7 bij dagvaarding).

2.6.

Naar aanleiding van voornoemde brief heeft [gedaagde] een berekening gemaakt van de legitieme portie van [eiser] en [naam] (productie 8 bij dagvaarding). [eiser] kan zich niet vinden in de berekening van [gedaagde] .

3 Het geschil in de hoofdzaak en de vordering in het incident

3.1.

[eiser] stelt zich op het standpunt dat het saldo van beide nalatenschappen, althans de legitimaire massa – en daarmee de legitieme portie – hoger is dan hetgeen volgt uit de berekening van [gedaagde] . Bij beide nalatenschappen is geen rekening gehouden met een aanzienlijke hoeveelheid contant opgenomen geld in de periode voorafgaand aan het overlijden en met giften. Bovendien zijn vanaf maart 2021, het moment waarop erflaatster in een verpleegtehuis werd opgenomen, curieuze uitgaven gedaan van haar betaalrekening, aldus [eiser] . Hij vordert daarom in de hoofdzaak vaststelling van de legitimaire massa, alsmede van de legitieme portie, ten aanzien van beide nalatenschappen. Daarnaast vordert hij betaling van de door de rechtbank vast te stellen legitieme porties, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [overlijdensdatum 2] 2022 en vergoeding van de proceskosten.

3.2.

[eiser] vordert in het incident – op de voet van artikel 4:78 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) – dat [gedaagde] wordt veroordeeld, binnen een door de rechtbank te bepalen termijn, tot overlegging van de volgende bescheiden:

  1. een overzicht van de persoonlijke lijfgoederen (waaronder juwelen) alsmede overige roerende zaken van erflater en erflaatster, alsmede de daaraan ten grondslag liggende verificatoire bescheiden;

  2. alle overige stukken uit de administratie van erflater en erflaatster die van belang zijn voor de omvang van de legitieme porties van [eiser] ,

een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag(deel) dat [gedaagde] , na verstrijking van de bepaalde termijn, geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft met verschaffing van inzage, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het incident.

3.3.

[gedaagde] voert verweer. Volgens haar is niet duidelijk wat [eiser] precies bedoeld met “verificatoire bescheiden” ten aanzien van de persoonlijke bezittingen. Zij legt een foto over van alle sieraden die bij het overlijden van erflaatster resteerden (productie 1 bij antwoord in incident). Verder zijn geen aankoopbewijzen teruggevonden in de administratie van erflaatster. Met betrekking tot de overige gevorderde stukken uit de administratie van erflater en erflaatster, is volgens [gedaagde] de vordering van [eiser] te vaag. Zij heeft [eiser] reeds volledig geïnformeerd en van [gedaagde] kan niet worden verlangd bescheiden te verstrekken, waarvan ook aan [eiser] niet bekend is welke daarmee precies worden bedoeld. De vorderingen in incident liggen daarom voor afwijzing gereed, aldus [gedaagde] .

4 De beoordeling in het incident

5 De beslissing