Rechtbank Limburg, 25-06-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:3733, 11077477 CV EXPL 24-2163
Rechtbank Limburg, 25-06-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:3733, 11077477 CV EXPL 24-2163
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 25 juni 2024
- Datum publicatie
- 10 juli 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2024:3733
- Zaaknummer
- 11077477 CV EXPL 24-2163
Inhoudsindicatie
Kort geding – loon tijdens ziekte – artikel 7:610b BW – rechtsvermoeden - CAO
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11077477 CV EXPL 24-2163
Vonnis in kort geding van 25 juni 2024
in de zaak van
[eiseres] ,
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.M.J.F. Sijben,
tegen
1 [gedaagde sub 1] , 2. [gedaagde sub 2] ,
beiden handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. H.A.P. van Straten.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding - de producties van [gedaagde]
- de producties van [eiseres]
de mondelinge behandeling van 17 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt - de pleitnota van [gedaagde] .
2 De feiten
[eiseres] is op 1 maart 2019 bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] in dienst getreden en laatstelijk werkzaam op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van activiteitenbegeleidster.
Volgens de arbeidsovereenkomst zijn de te werken arbeidsuren twaalf uur per week. Feitelijk heeft [eiseres] , in ieder geval vanaf januari 2023 tot en met april 2023, meer uren gewerkt. Zij ontving daarvoor een overwerkvergoeding.
Op 30 mei 2023 heeft [eiseres] zich ziek gemeld. [gedaagde] heeft vanaf de eerste ziektedag het loon betaald op basis van een arbeidsomvang van 24 uren per week.
Er is sprake van ziekte en van verstoorde arbeidsverhoudingen. Partijen hebben mediation geprobeerd maar dat heeft niet tot een oplossing geleid. Er is vervolgens ingezet op re-integratie.
De bedrijfsarts heeft op 6 december 2023 teruggekoppeld dat in toenemende mate sprake is van werkgerelateerde problemen en dat [eiseres] de contacten met de werkgever als erg stressvol ervaart. De bedrijfsarts heeft geadviseerd hier met elkaar aandacht voor te houden. De bedrijfsarts heeft op 3 januari 2024 teruggekoppeld dat partijen met elkaar moeten bespreken of re-integratie mogelijk is.
Hierop heeft [gedaagde] [eiseres] bij e-mails van 5 en 8 januari 2024 verzocht om op 12 januari 2024 op kantoor op gesprek te komen. In de laatste email is een loonstop aangekondigd voor het geval [eiseres] niet verschijnt.
[eiseres] heeft op 10 januari 2024 verzocht om een gesprek op een neutrale locatie. [gedaagde] heeft laten weten niet in te gaan op dit verzoek en haar op kantoor (de bedrijfslocatie) te verwachten. [eiseres] heeft op 11 januari 2024 meegedeeld haar verzoek niet onredelijk te vinden en, als [gedaagde] niet hierin meegaat, dit met de bedrijfsarts te bespreken.
Op 12 januari 2024 is [eiseres] niet verschenen.
Op 12 januari 2024 heeft [gedaagde] aan [eiseres] medegedeeld de loonbetaling met onmiddellijke ingang stop te zetten met als reden dat [eiseres] zich niet aan de re-integratieverplichtingen houdt door niet op de afspraak te verschijnen.
[gedaagde] heeft [eiseres] op 23 januari 2024 uitgenodigd voor een gesprek op kantoor op 30 januari 2024. [eiseres] heeft aangegeven niet met de locatie akkoord te gaan. [gedaagde] heeft vastgehouden aan een gesprek op kantoor.
Op 29 januari 2024 heeft de bedrijfsarts geadviseerd het gesprek op neutraal terrein te laten plaatsvinden.
Op 26 februari 2024 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat er geen medische noodzaak is voor een gesprek op een neutrale locatie.
[gedaagde] heeft [eiseres] hierop uitgenodigd voor een gesprek op 4 maart 2024 op kantoor.
Op 4 maart 2024 is [eiseres] met haar partner ter plaatse verschenen in die zin dat zij een gesprek op de oprit wilde voeren, niet binnen op kantoor. [gedaagde] is hierin niet meegegaan. Er heeft geen gesprek plaatsgevonden en de loonstop is gehandhaafd.
Op 11 maart 2024 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd het loon binnen vijf dagen te voldoen. Hierbij is tevens de wettelijke rente aangezegd.
[eiseres] heeft het UWV verzocht een arbeidsdeskundig rapport op te stellen ten aanzien van de vraag of zij voldoende doet om weer aan het werk te gaan.
In het arbeidsdeskundig rapport d.d. 11 april 2024 staat onder meer:
“3.6 Belastbaarheidsgegevens
De verzekeringsarts (...) heeft met cliënt gesproken tijdens het spreekuur op 11 april 2024. In deze situatie heb ik de verzekeringsarts gevraagd te toetsen of cliënt medisch gezien in staat is om aan de door de werkgever voorgestelde re-integratie-activiteiten (voeren gesprekken, zowel per mail als telefonisch als op locatie) deel te nemen?
Antwoord verzekeringsarts:
Het is medisch te onderbouwen waarom cliënt niet meer in staat is tot de voorgestelde re-integratieactiviteiten (waaronder contact via mail, telefonisch dan wel fysiek contact op locatie). Gezien het actueel medisch beeld is dat gecontra-indiceerd te achten en zal alleen maar leiden tot een verdere medische decompensatie.
5. Conclusie
De re-integratie-inspanningen van de werknemer zijn voldoende.”