Home

Rechtbank Limburg, 31-07-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:5153, 11120681 CV EXPL 24-2708

Rechtbank Limburg, 31-07-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:5153, 11120681 CV EXPL 24-2708

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
31 juli 2024
Datum publicatie
12 augustus 2024
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2024:5153
Zaaknummer
11120681 CV EXPL 24-2708

Inhoudsindicatie

Bijzondere overeenkomst; overige bijzondere overeenkomst.

Uitspraak

vonnis

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: 11120681 CV EXPL 24-2708

Vonnis van de kantonrechter van 31 juli 2024

in de zaak van

[eiseres] ,
wonend te [woonplaats 1] ,

eisende partij,

gemachtigde mr. drs. A.L. van den Bergh,

tegen

[gedaagde] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

gedaagde partij,

gemachtigde Parkstad Adviesgroep.

Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de rolbeslissing van 19 juni 2024

-

de akte uitlating bevoegdheid tevens vermeerdering van eis met productie 5

-

de reactie op de rolbeslissing van [gedaagde] met producties 1 t/m 3.

1.2.

Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen voor vonnis waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2 De beoordeling

2.1.

Bij rolbeslissing van 19 juni 2024 heeft de kantonrechter partijen in staat gesteld zich uit te laten over de vraag welke rechter van deze rechtbank dit geschil moet behandelen.

2.2.

[eiseres] heeft daarop een vermeerdering van eis ingediend met dien verstande dat zij aan haar vordering tot het verkrijgen van informatie, tevens een vordering ex artikel 4:13 lid 3 BW tot betaling van het haar toekomende erfdeel van maximaal € 25.000,00 heeft toegevoegd. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 4:15 lid 1 BW dient de kantonrechter deze vordering vast te stellen, indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen. [eiseres] stelt derhalve dat de kantonrechter bevoegd is van de zaak kennis te nemen, nu de samenhang van de vordering tot het verkrijgen van informatie en de geldvordering zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.

2.3.

[gedaagde] stelt dat er vooralsnog geen aanwijzing is dat er een vermogen van boven de € 25.000,00 is.

2.4.

In de dagvaarding is alleen een vordering tot het verkrijgen van informatie opgenomen, voor deze vordering is geen wettelijke grondslag genoemd. Het betreft een vordering van onbepaalde waarde, zodat de kamer voor andere zaken dan kantonzaken in beginsel bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. [eiseres] heeft thans haar eis gewijzigd/vermeerderd door een geldvordering toe te voegen, de kantonrechter begrijpt dat deze vordering gegrond is op artikel 4:15 lid 1 BW.

2.5.

Artikel 4:15 lid 1 BW bepaalt dat voor zover de erfgenamen over de vaststelling van de omvang van de in artikel 4:13 lid 3 BW bedoelde geldvordering niet tot overeenstemming kunnen komen, deze op verzoek van de meest gerede partij door de kantonrechter wordt vastgesteld. De kantonrechter is derhalve bevoegd om van deze vordering kennis te nemen. Dat geldt ook voor de vordering tot het verkrijgen van informatie nu de samenhang van deze vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.

2.6.

Uit artikel 4:15 lid 1 BW volgt dat een vordering op grond van dit artikel ingeleid dient te worden door een verzoekschrift. Artikel 69 lid 1 Rv bepaalt dat, indien een procedure met een dagvaarding in plaats van met een verzoekschrift is ingeleid, de rechter, zo nodig, de aanlegger beveelt binnen een door de rechter te bepalen termijn op kosten van de aanlegger het stuk waarmee de procedure is ingeleid, te verbeteren of aan te vullen.

2.7.

Gelet op het voorgaande had de vordering van [eiseres] bij verzoekschrift aanhangig gemaakt moeten worden. [eiseres] heeft derhalve een verkeerd inleidend processtuk gebruikt en de procedure zal, gelet op het bepaalde in artikel 69 Rv, moeten worden voortgezet als verzoekschriftprocedure. De kantonrechter zal [eiseres] de gelegenheid geven het inleidend processtuk te verbeteren, bevelen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure en partijen de gelegenheid geven hun stellingen aan de dan toepasselijke procedureregels aan te passen ex art. 69 lid 4 Rv.

3 De beslissing

De kantonrechter

3.1.

beveelt dat [eiseres] op haar kosten overgaat tot verbetering van het inleidende processtuk en dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure,

3.2.

stelt [eiseres] in de gelegenheid haar stellingen zo nodig aan te passen met het oog op de voor de verzoekschriftprocedure toepasselijke procesregels.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken.1