Rechtbank Limburg, 11-09-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:6262, 10981722 \ CV EXPL 24-1263
Rechtbank Limburg, 11-09-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:6262, 10981722 \ CV EXPL 24-1263
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 11 september 2024
- Datum publicatie
- 21 september 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2024:6262
- Zaaknummer
- 10981722 \ CV EXPL 24-1263
Inhoudsindicatie
Bijzondere overreenkomst; verbruikleen (geldlening); overige verbruikleen (geldlening)
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10981722 \ CV EXPL 24-1263
Vonnis van 11 september 2024
in de zaak van
[eiser] , IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN VEREFFENAAR IN DE NALATENSCHAP VAN WIJLEN MEVROUW [erflaatster],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.E.P.R. Noij,
tegen
[gedaagde] ,
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- [gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster) is op [overlijdensdatum] 2020 overleden.
[gedaagde] is een zoon van erflaatster en een van de zeven erfgenamen.
Erflaatster heeft (bij leven) in de periode 30 oktober 2015 tot en met 9 februari 2016 in totaal een bedrag van € 15.000,00 via haar betaalrekening aan [gedaagde] (en zijn echtgenote) betaald.
[eiser] is benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap van erflaatster en in die hoedanigheid heeft hij op 19 januari 2022 een gesprek gevoerd met [gedaagde] over de ontvangen betalingen.
[eiser] heeft bij e-mail van 2 februari 2022 aan [gedaagde] verzocht mee te delen wat de grondslagen van de overschrijvingen zijn.
Door [eiser] zijn een aantal sommatiebrieven naar [gedaagde] gestuurd waarin door [eiser] het standpunt wordt ingenomen dat de ontvangen betalingen leningen zijn die terugbetaald moeten worden. [gedaagde] heeft echter te kennen gegeven dat de bedragen geschonken zijn maar dat hij bereid is deze onder voorwaarden terug te betalen.
3 Het geschil
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 16.384,41, vermeerderd met rente en kosten.
Ter onderbouwing van zijn vordering voert [eiser] (samengevat) het volgende aan. Erflaatster heeft aan [gedaagde] in totaal een bedrag van € 15.000,00 overgemaakt en [eiser] stelt dat dit bedrag een lening was die moet worden terugbetaald. [eiser] stelt dat [gedaagde] tijdens het gesprek op 21 januari 2022 erkend heeft dat het om een lening gaat. Daarnaast vordert [eiser] de wettelijke rente. [eiser] berekent de wettelijke rente vanaf 16 november 2023 tot en met 4 maart 2024 op € 265,16. Voorts stelt [eiser] dat [gedaagde] aan hem een vergoeding van € 1.119,25 voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd, inclusief de daarover verschuldigde btw.
[gedaagde] stelt dat de ontvangen bedragen schenkingen zijn, die niet terugbetaald hoeven te worden. Hij betwist dat hij heeft erkend dat het om een lening gaat. Wel zou [gedaagde] bereid zijn het schenkingsbedrag, in het kader van de vereffening van de nalatenschap, in te brengen.
[eiser] voert in de conclusie van repliek aan dat [gedaagde] geen bewijsstukken heeft overlegd van de schenking en beroept zich (nogmaals) op de gespreksnotitie van 21 januari 2022 die bij de dagvaarding als productie 3 is overlegd.
Op de conclusie van repliek van [eiser] is door [gedaagde] niet meer gereageerd.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.