Home

Rechtbank Limburg, 14-01-2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:585, 11428554 AZ VERZ 24-100

Rechtbank Limburg, 14-01-2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:585, 11428554 AZ VERZ 24-100

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
14 januari 2025
Datum publicatie
27 januari 2025
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2025:585
Zaaknummer
11428554 AZ VERZ 24-100

Inhoudsindicatie

Verzoek werknemer tot vernietiging ontslag afgewezen wegens schending waarheidsplicht art. 21 Rv.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer / rekestnummer: 11428554 \ AZ VERZ 24-100

Beschikking van 14 januari 2025

in de zaak van

[verzoeker] ,

te [woonplaats] ,

verzoekende partij,

verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,

hierna te noemen: [verzoeker] ,

procederend in persoon,

tegen

GEMEENTE VAALS,

te Vaals,

verwerende partij,

verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,

hierna te noemen: de gemeente,

gemachtigde: mr. M.L.M. van de Laar.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift

- het verweerschrift, met een voorwaardelijk tegenverzoek

- de mondelinge behandeling op 9 januari 2025, waarbij [verzoeker] niet is verschenen. Mr. Van de Laar heeft een pleitnota overgelegd en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde tijdens deze mondelinge behandeling.

1.2.

Daarna is beschikking bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1962, is sinds 1 september 2021 in dienst bij de gemeente. De functie van [verzoeker] is Medewerker technische uitvoering IV dan wel Medewerker Groen bij de buitendienst.

2.2.

Op 26 september 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen.

3 Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt:

Primair

  1. voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het ontslag op staande voet, althans het ontslag op staande voet te vernietigen,

  2. de gemeente te veroordelen [verzoeker] binnen 24 uur na betekening van deze beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere dag dat de gemeente hiermee in gebreken blijft,

  3. de gemeente te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 27 september 2024 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, voor zover mogelijk te vermeerderen met de wettelijke verhoging,

Subsidiair

4. de gemeente te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 225.000,00,

5. de gemeente te veroordelen tot betaling van de gefixeerde vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst,

Primair en subsidiair

6. de gemeente te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding

7. de gemeente te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente van de aan [verzoeker] toe te kennen bedragen,

8. de gemeente te veroordelen tot betaling van de proceskosten, alsmede de nakosten.

3.2.

[verzoeker] heeft daarnaast nog verzocht bij wijze van voorlopige voorziening de onderdelen 1. en 2. van zijn primair verzoek toe te wijzen voor de duur van dit geding.

3.3.

Ter onderbouwing van zijn verzoek voert [verzoeker] (samengevat) het volgende aan.

3.3.1.

Hij ontving een loonstrook van de gemeente waarop stond dat zijn arbeidsovereenkomst was geëindigd. De maatschappelijk werker die hem begeleidt, heeft toen de gemeente gebeld. Namens de gemeente is toen medegedeeld dat [verzoeker] ontslagen was en dat hij de ontslagbrief alsnog zou krijgen. Die brief heeft hij tot op heden niet ontvangen. Wel heeft de gemeente hem een concept-beëindigingsovereenkomst ter hand gesteld.

3.3.2.

[verzoeker] stelt dat hem nooit een dringende reden voor ontslag op staande voet is meegedeeld, maar dat hij wel denkt te weten waarom hij ontslagen is. Hij heeft namelijk eerder dit jaar (de kantonrechter begrijpt: in 2024) met een voertuig van de gemeente een klein ongeluk gehad en daarbij materiële schade veroorzaakt. De schadeverzekeraar van de gemeente heeft die schade niet vergoed omdat [verzoeker] geen (in Nederland geldig) rijbewijs heeft.

3.3.3.

Als de gemeente het niet hebben van een geldig Nederlands rijbewijs aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd heeft, vindt [verzoeker] dat dit geen dringende reden oplevert omdat hij een Indonesisch rijbewijs heeft, jarenlange rijervaring heeft en hij over aantoonbare kennis en kunde beschikt om een auto te besturen. De gemeente heeft hem ook nooit gevraagd over welk rijbewijs hij beschikte en hem nooit te kennen gegeven dat hij over een Nederlands rijbewijs dient te beschikken. De gemeente heeft volgens [verzoeker] nooit deze reden voor het ontslag aan hem medegedeeld. De gemeente had ermee kunnen volstaan hem te waarschuwen en hem een verkorte scholing in de vorm van rijlessen aan kunnen bieden om zodoende zijn Nederlands rijbewijs te halen.

3.3.4.

De gemeente heeft volgens [verzoeker] verder verzuimd om zijn persoonlijke omstandigheden mee te wegen bij de beslissing hem op staande voet te ontslaan.

3.3.5.

Op grond van het voorgaande is [verzoeker] van mening dat het ontslag op staande voet vernietigd dient te worden. Op die grondslag verzoekt hij primair om wedertewerkstelling en doorbetaling van het loon en subsidiair om toekenning van diverse vergoedingen

3.4.

De gemeente voert verweer en stelt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. Daarnaast heeft zij een voorwaardelijk verzoek tot (kort gezegd) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend voor het geval de kantonrechter [verzoeker] ’s verzoek tot vernietiging van het ontslag zal toewijzen.

4 De beoordeling

5 De beslissing