Home

Rechtbank Limburg, 19-06-2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:6059, 11669570 AZ VERZ 25-44

Rechtbank Limburg, 19-06-2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:6059, 11669570 AZ VERZ 25-44

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
19 juni 2025
Datum publicatie
2 juli 2025
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2025:6059
Zaaknummer
11669570 AZ VERZ 25-44

Inhoudsindicatie

Werknemer vordert doorbetaling van zijn loon. Heeft werknemer zelf ontslag genomen? Bewijslast hiervan ligt bij werkgever. Werkgever slaagt niet in de bewijslevering. Voorwaardelijk ontbindingsverzoek wordt afgewezen: het klagen over tijdige en correcte loonbetaling levert geen verstoorde arbeidsverhouding op.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer / rekestnummer: 11669570 \ AZ VERZ 25-44

Beschikking van 19 juni 2025

in de zaak van

[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

verzoekende partij,

verwerende partij in het tegenverzoek,

hierna te noemen: [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ,

gemachtigde: mr. E.G.W. Hendriks,

tegen

[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] H.O.D.N. [handelsnaam],

wonende te [woonplaats 2] ,

verwerende partij,

verzoekende partij in het tegenverzoek,

hierna te noemen: [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ,

gemachtigde: mr. S. de Block.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 25 april 2025 ontvangen verzoekschrift, tevens houdende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv,

- het op 30 mei 2025 ontvangen verweerschrift, met een voorwaardelijk tegenverzoek,

- het op 30 mei 2025 ontvangen verweerschrift op het voorwaardelijk tegenverzoek,

- de brief van 3 juni 2025 van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] met producties 4 tot en met 10,

- de mondelinge behandeling van 5 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

1.2.

De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] is sinds 1 maart 2021 in dienst bij [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] in de functie van algemeen medewerker met een loon van € 2.536,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.

2.2.

[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft op 8 maart 2025 [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] een WhatsApp-bericht gestuurd met de volgende inhoud:

“Ik kom niet naar het werk, dat je het weet.”

2.3.

Op 10 maart 2025 heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

“(...)

Bij deze wil ik mijn ziekmelding van 8 maart 2025 schriftelijk bevestigen. Daarnaast wil ik u vriendelijk verzoeken om de contactgegevens van de bedrijfsarts, zodat ik zelf contact kan opnemen.

(...)”

2.4.

[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft op 10 maart 2025 een e-mail naar zijn financieel adviseur gestuurd met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in de cc en met de volgende inhoud:

“(...)

Hierbij wil ik melden dat wij met dhr [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] de oproepcontract beëindigd hebben per 08-03-2025.

(...)”

2.5.

[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft op 20 maart 2025 bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst.

3 Het geschil

3.1.

[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] verzoekt - kort weergegeven - :

Bij voorlopige voorziening [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot:

  1. betaling van het salaris van € 2.536,00 bruto per maand vanaf 8 mei 2023 totdat de dienstbetrekking rechtsgeldig is beëindigd;

  2. verstrekking van de salarisspecificaties vanaf 8 mei 2023, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] hier na vijf dagen na het wijzen van de beschikking niet aan voldoet, met een maximum van € 10.000,00;

  3. betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het aan [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] toekomende salaris;

  4. e re-integratie, althans na betermelding tot toelating tot de werkvloer, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00;

  5. aanmelding van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] binnen twee dagen na betekening van de beschikking bij het pensioenfonds Horeca en Catering onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] in gebreke blijft;

  6. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten WIK;

  7. betaling van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen;

In hoofdzaak - na intrekking van een aantal verzoeken op de mondelinge behandeling - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  1. te bepalen dat de ontslagaanzegging op 10 maart 2025 tegen 8 maart 2025 nietig is onder veroordeling van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] , om binnen twee dagen na beschikking, tot re-integratie van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] , althans bij betermelding of -verklaring tot toelating tot de werkvloer ten einde de gebruikelijke werkzaamheden te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] hiermee in gebreke blijft, te vermeerderen met de wettelijke rente over die bedragen vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening;

  2. tot doorbetaling van het salaris van € 2.536,00 bruto per maand vanaf 8 maart 2025 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening alsook te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%;

(na hernummering in verband met intrekking twee verzoeken)

3. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] te veroordelen [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] , binnen twee dagen na de beschikking, aan te melden bij het pensioenfonds Horeca en catering onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] hiermee in gebreke blijft;

4. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;

5. betaling van de wettelijke rente over de hierboven genoemde kosten vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening;

6. veroordeling van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente;

3.2.

Volgens [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] de arbeidsovereenkomst met zijn bericht van 10 maart 2025 opgezegd en is deze opzegging niet rechtsgeldig. Volgens [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] was er geen reden om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Bovendien had [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zich op 8 maart 20205 ziek gemeld en geniet hij daardoor ontslagbescherming.

3.3.

[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] voert ‐ samengevat ‐ aan dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op 7 maart 2025 mondeling ontslag heeft genomen omdat hij de door hem gevraagde bonus van € 500,00 niet kreeg. Dit heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] volgens [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] bevestigd met zijn bericht van 8 maart 2025.

3.4.

Voor het geval wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet per 8 maart 2025 is geëindigd, verzoekt [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] om de arbeidsovereenkomst per zo vroeg mogelijk datum te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding dan wel op grond van de omstandigheid dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] al maandenlang een vervanger voor [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft aangesteld en hij de loonkosten van een extra werknemer niet kan dragen.

3.5.

Op de stelling van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing