Rechtbank Midden-Nederland, 15-08-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:4869, 3226789
Rechtbank Midden-Nederland, 15-08-2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:4869, 3226789
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 15 augustus 2014
- Datum publicatie
- 28 oktober 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2014:4869
- Zaaknummer
- 3226789
- Relevante informatie
- Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 6 [Tekst geldig vanaf 04-02-2025 tot 28-06-2025] art. 248, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025], Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 623, Burgerlijk Wetboek Boek 7 [Tekst geldig vanaf 12-02-2025 tot 01-07-2025] art. 629, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2032], Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen [Tekst geldig vanaf 01-01-2025 tot 01-01-2032] art. 25
Inhoudsindicatie
Loonvordering. Loonsanctie UWV 52 weken. Beoordeling loonsanctie UWV is aan bestuursrechter. Uitzondering indien beroep werknemer op loondoorbetalingsplicht werkgever naar maatstaven redelijkheid en billlijkheid onaanvaardbaar is.
Uitspraak
Afdeling Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 3226789 UV EXPL 14-312 hdg/1004
Kort geding vonnis van 15 augustus 2014
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.M. Zeilstra,
tegen:
de besloten vennootschap
Fabrieksverkoop Veenendaal,
gevestigd te Veenendaal,
verder ook te noemen Fabrieksverkoop,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R.A. van Huussen.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding met producties 1 tot en met 15;
- -
-
de brief van mr. R.A. van Huussen van 28 juli 2014 met producties 1 tot en met 4;
- -
-
de mondelinge behandeling;
- -
-
de pleitnota van mr. R.A. van Huussen.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De vaststaande feiten
[eiser] is op 8 april 2003 in dienst getreden van Fabrieksverkoop, in de functie van chauffeur. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 2.379,74 bruto te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag.
Vanaf 18 juni 2012 is [eiser] arbeidsongeschikt wegens nek- en schouderklachten.
Vervolgens is een re-integratietraject gestart. Op 31 januari 2013 heeft de Arboarts aangegeven dat [eiser] blijvend arbeidsongeschikt wordt geacht voor zijn eigen werkzaamheden. De Arboarts heeft partijen vervolgens geadviseerd om het tweede spoor in te zetten.
In augustus 2013 heeft Fabrieksverkoop het tweede spoor ingezet. Ten behoeve van dit tweede spoor heeft Fabrieksverkoop re-integratiebureau Oxhill7 ingeschakeld.
In de “Voortgangsrapportage re-integratie” van Oxhill7 van 27 februari 2014 staat de volgende conclusie:
“Client heeft in de afgelopen periode voldaan aan zijn sollicitatieverplichting. (...)”
Op enig moment na 27 februari 2014 is [eiser] arbeidsongeschikt geraakt ten aanzien van het verrichten van sollicitatiewerkzaamheden voor het tweede spoor. Hierdoor zijn de re-integratiewerkzaamheden van Oxhill7 opgeschort.
Bij brief van 18 maart 2014 heeft het UWV aan Fabrieksverkoop een loonsanctie van 52 weken opgelegd, omdat Fabrieksverkoop niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen, in die zin dat Fabrieksverkoop niet heeft voldaan aan het verzoek van het UWV om het re-integratieverslag van [eiser] binnen een week aan te vullen met een Plan van aanpak re-integratie en een Eindevaluatie van het Plan van aanpak.
Op enig moment in de maand april 2014 heeft Fabrieksverkoop het UWV het Plan van aanpak re-integratie en de Eindevaluatie van het Plan van aanpak toegestuurd.
Bij brief van 14 mei 2014 schrijft het UWV het volgende aan Fabrieksverkoop:
“Wij hebben 14 april 2014 van u een bericht ontvangen dat u de tekortkoming(en) in uw re-integratieverplichtingen voor de heer [eiser] heeft hersteld.
Wij vinden dat u de tekortkoming(en) nog niet heeft hersteld. In het bijgaande verslag van de arbeidsdeskundige J. de Haan leest u waarom. Wij verkorten daarom de loonsanctie niet. Deze blijft op dit moment 52 weken. (...)”
De kantonrechter beschikt niet over het betreffende rapport van arbeidsdeskundige
J. de Haan.
Bij brief van 13 juni 2014 heeft Fabrieksverkoop (formeel) bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV van 14 mei 2014.
In reactie op deze brief schrijft het UWV op enig moment na 16 juni 2014 aan Fabrieksverkoop het volgende:
“Op 16 juni 2014 hebben wij uw bezwaarschrift ontvangen.
De bestreden beslissing van 14 mei 2014 bevat feitelijke onjuistheden. De eerdere beslissing van 18 maart 2014 betrof een administratieve loonsanctie omdat de re-integratieverslagen niet compleet waren. Er heeft op dat moment geen inhoudelijke beoordeling plaatsgevonden. De huidige beslissing van 14 mei 2014 betreft een eerste inhoudelijke loonsanctie en geen weigering bekorting. Deze motivering wijzigen wij hierbij in bezwaar en uw bezwaarschrift zal als gericht tegen deze motivering in behandeling worden genomen. U gelieve hiervan nota te nemen. (...)”
Bij brief van 15 juli 2014 heeft Fabrieksverkoop het UWV de gronden van haar bezwaar doen toekomen:
“(...) Zoals terecht is vermeld in de - ongedateerde - brief die u mij naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft toegezonden, bevat de bestreden beslissing feitelijke onjuistheden. De beslissing behelst immers een weigering tot bekorting van de administratieve loonsanctie om reden dat de administratieve tekortkomingen nog niet zijn hersteld, terwijl het plan van aanpak en de eindevaluatie op 11 april 2014 door VBA Accountants aan UWV zijn toegestuurd.
In uw voormelde brief is de grondslag c.q. motivering van de beslissing d.d.
14 mei 2014 aldus - ingrijpend - gewijzigd dat die beslissing thans als een eerste inhoudelijke loonsanctie moet worden opgevat. Hoewel die brief niet gedateerd is, is wel duidelijk dat hij pas na afloop van de wachttijd is verzonden. Mede omdat vóór einde van de wachttijd de re-integratieinspanningen konden worden getoetst - zoals vermeld zijn het plan van aanpak en de eindevaluatie op 11 april 2014 aan UWV verzonden, terwijl het verslag van uw arbeidsdeskundige J. de Haan dateert van
5 mei 2014 - was wijziging van de grondslag c.q. motivering van de bestreden beslissing niet meer mogelijk.
Volledigheidshalve, ten overvloede en louter subsidiair merk ik nog op dat niet is gemotiveerd dat en zonder zodanige motivering niet valt in te zien waarom de maximale termijn van de loonsanctie is toegepast. (...)”
3 Het geschil
[eiser] vordert (na wijziging van eis ter mondelinge behandeling) veroordeling van Fabrieksverkoop bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en tegen behoorlijk bewijs van kwijting,
-
tot nakoming van de verplichtingen uit de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst en de wet, hetgeen in ieder geval omvat de (tijdige) betaling van het loon op de 30ste van iedere maand tot een rechtsgeldig einde van het dienstverband, onder gelijktijdige verstrekking van de op die maand betrekking hebbende loonstroken en tot nakoming van de re-integratieverplichtingen, in die zin dat Fabrieksverkoop aan [eiser] de financiële middelen dient te verstrekken om een chauffeursopleiding te kunnen volgen, zulks alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat Fabrieksverkoop voornoemde verplichtingen niet of te laat nakomt, althans op straffe van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom;
-
tot betaling van de wettelijke verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 BW voor het te laat betaalde vakantiegeld over de maand mei 2013 en het te laat betaalde loon over de maanden juli 2013, augustus 2013, maart 2014 en juni 2014, gelijk aan een bedrag van € 2.570,13 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen vergoeding;
-
tot betaling van de wettelijke rente over het gevorderde onder sub b, vanaf de dag van de verschuldigdheid, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot de datum van algehele voldoening,
-
tot betaling van de proceskosten.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Fabrieksverkoop is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, door het loon van [eiser] herhaaldelijk niet tijdig te betalen en door het niet (tijdig) verstrekken van loonstroken aan [eiser]. Voorts wordt door Fabrieksverkoop onvoldoende ondernomen om [eiser] te re-integreren, meer in het bijzonder weigert Fabrieksverkoop om [eiser] de financiële middelen te verstrekken om een chauffeursopleiding te kunnen volgen.
Fabrieksverkoop voert verweer en stelt dat de vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.