Home

Rechtbank Midden-Nederland, 15-04-2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2388, AWB - 15 _ 6393

Rechtbank Midden-Nederland, 15-04-2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:2388, AWB - 15 _ 6393

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
15 april 2016
Datum publicatie
31 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2016:2388
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6393

Inhoudsindicatie

pv mondelinge uitspraak. Eiseres is geen belanghebbende bij het handhavingsverzoek. Vw terecht bezwaar n-o verklaard. Vergelijkbaar met jp verkeersbesluiten, onvoldoende onderscheidend belang.

Uitspraak

Zittingsplaats Almere

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 15/6393

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2016 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordoostpolder, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Smit).

Procesverloop

Bij brief van 4 juni 2015 heeft verweerder gereageerd op het handhavingsverzoek van eiseres met betrekking tot de beveiligingscamera’s op de Marknesserweg en Kuinderweg te Emmeloord.

Bij besluit van 3 november 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2016. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Eiseres heeft bij brief van 16 april 2015 verzocht om handhaving omdat zij op video en foto is opgenomen met haar voertuig op de Marknesserweg en Kuinderweg te Emmeloord op industrieterrein De Munt. Volgens eiseres heeft de burgemeester van Emmeloord noch de politie daarvoor een mandaat afgegeven. Eiseres stelt dat haar kenteken wordt gefilmd, nu de camera’s zijn gericht op de openbare weg. Dit acht zij een inbreuk op haar privacy. In haar aanvullende beroepsgronden van 24 februari 2016 heeft eiseres toegelicht dat zij en haar echtgenoot (gemachtigde) regelmatig het gebied met de camera’s passeren voor werk en familiebezoek en dat het kenteken van de auto dan wordt gefilmd.

3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen belanghebbende is ten aanzien van de beveiligingscamera's op industrieterrein De Munt in Emmeloord. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt moet diegene over een rechtstreeks persoonlijk belang beschikken dat voldoende onderscheidend is van anderen. De toepassing van de beveiligingscamera’s op het industrieterrein is in het kader van zaaksbescherming, met het oogmerk van een goede bescherming van privaat eigendom. Eiseres woont, werkt of verblijft niet anderszins duurzaam in het gebied met de camera’s, is geen eigenaar van een perceel op het industrieterrein en is niet om die reden belanghebbende. Ook gelet op de concrete omstandigheden ziet verweerder geen aanleiding om eiseres als belanghebbende aan te merken. Eiseres onderscheidt zich niet van andere inwoners, bezoekers, of ondernemers van de gemeente.

4. Artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat onder besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Het derde lid van dat artikel bepaalt dat onder aanvraag wordt verstaan een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.

5. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres geen belanghebbende bij het handhavingsverzoek is en dat een verzoek tot handhaving dat is ingediend door iemand die geen belanghebbende is, niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Daarom is de reactie op het handhavingsverzoek geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

6. De gemachtigde heeft ter zitting gesteld dat eiseres enkele keren per week de beveiligingscamera’s passeert. Verder heeft hij opgemerkt dat hijzelf gemiddeld tien keer per week het industrieterrein en de camera’s passeert en dat hij het industrieterrein geregeld bezoekt omdat een familielid daar zijn bedrijf heeft. De rechtbank overweegt dat het niet relevant is dat de gemachtigde vaak het industrieterrein passeert in verband met werk of familiebezoek, nu niet de gemachtigde maar eiseres partij is in deze zaak. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het feit dat eiseres als regelmatige passant wordt gefilmd en dat dan het kenteken van haar auto wordt gefilmd, nog niet betekent dat zij een bijzonder, individueel en rechtstreeks belang heeft bij haar handhavingsverzoek ten aanzien van de beveiligingscamera’s. De rechtbank verwijst naar de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over een verkeersbesluit en acht deze vergelijkbaar met de onderhavige zaak omdat ook in die rechtspraak sprake is van een situatie waar veel mensen de gevolgen van ondervinden. In een uitspraak van bijvoorbeeld 3 juli 1998 is overwogen dat met het stellen van het vereiste van zijn van belanghebbende een zekere begrenzing is beoogd ten aanzien van de mogelijkheid bezwaar te maken en beroep in te stellen tegen een besluit waarbij de belangen van zeer velen kunnen zijn betrokken. Er dient te worden onderzocht wiens belangen rechtstreeks bij een besluit zijn betrokken. Het gaat om het onderscheidende belang dat iemand heeft ten opzichte van anderen. Per situatie moet worden bekeken of iemand een bijzonder, individueel en rechtstreeks belang heeft. De omstandigheid – in dit geval – dat eiseres regelmatig over de betreffende wegen rijdt en dan wordt gefilmd is ontoereikend voor het oordeel dat zij zich in voldoende mate onderscheidt van andere weggebruikers die de camera’s passeren. Het belang van eiseres is daarom niet rechtstreeks aan de orde.

7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van

mr. A.L. de Gier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2016.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel