Home

Rechtbank Midden-Nederland, 22-11-2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:6275, 5398018

Rechtbank Midden-Nederland, 22-11-2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:6275, 5398018

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
22 november 2016
Datum publicatie
20 december 2016
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2016:6275
Zaaknummer
5398018

Inhoudsindicatie

Afwijzen ontbindingsverzoek, geen sprake van disfunctioneren, geen verbetertraject, geen verwijtbaar handelen, geen verstoorde arbeidsverhouding

Uitspraak

beschikking

Civiel rechtkantonrechter

locatie Almere

Beschikking van 22 november 2016

in de zaak met zaaknummer / rolnummer 5398018 / ME VERZ 16-247 van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,verzoekster,

verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoekgemachtigde mr. J. van de Graaf,

tegen

[verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ,wonende te [woonplaats] ,verweerder,

verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoekgemachtigde mr. W.F. Wienen.

Partijen zullen hierna [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] genoemd worden.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift met 15 producties van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] , ter griffie ingekomen op 27 september 2016;

-

het verweerschrift met 4 producties van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] van 28 oktober 2016;- de akte overlegging producties met de producties 16 tot en met 29 van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ;

-

de fax van 3 november 2016 met aanvullende producties 5 tot en met 7 van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] .

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 november 2016.

Namens [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] zijn verschenen de heer [A] (manager / leidinggevende) en de heer [B] (algemeen directeur), bijgestaan door hun gemachtigde mr. Van de Graaf. [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Wienen.

Beide gemachtigden hebben aan de hand van pleitaantekeningen het woord gevoerd, welke pleitaantekeningen in het dossier zijn gevoegd. Van het verhandelde ter zitting zijn verder door de griffier aantekeningen gemaakt.

1.3.

Hierna is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] , geboren op [1963] , is sinds 1 oktober 2000 in dienst van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] , laatstelijk als technisch commercieel medewerker tegen een salaris van € 2.850,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag. De arbeidsovereenkomst geldt met ingang van 1 november 2001 als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

2.2.

Artikel 6 van de arbeidsovereenkomst luidt, voor zover relevant:

“De werkgever kan, indien daarvoor naar haar vrije beoordeling aanleiding bestaat, op grond van de omstandigheden, aan werknemer een gratificatie toekennen. Hierbij wordt rekening gehouden met ziekteverzuim, motivatie en persoonlijke inzet. [...]”

2.3.

In de periode tussen 2001 en 2004 hebben (functionerings)gesprekken tussen [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] plaatsgevonden.

2.4.

In het verslag van het gesprek van 13 november 2002 wordt onder meer gesteld dat de technische kennis van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is verbeterd. Verder wordt aangegeven dat [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] zich meer in de werkelijke lift situatie van een klant zou kunnen verdiepen en dat de inkoopbonnen eerder gearchiveerd moeten worden. In het verslag van het gesprek van

17 september 2003 wordt nagenoeg hetzelfde aangegeven als in het verslag van het gesprek van 13 november 2002.

2.5.

Op 2 maart 2004 heeft een functioneringsgesprek plaatsgevonden en bij brief van

4 maart 2004 heeft [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] naar aanleiding daarvan aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] onder meer geschreven:

“[...]

Na een eerder gesprek op 17 september ’03 betreffende uw functioneren moeten wij helaas concluderen dat er tot op heden geen verbeteringen zijn opgetreden in de destijds besproken punten. Er zijn enkele klachten van klanten gekomen over uw houding welke door de klant als nonchalant werd ervaren, intern zijn er ook wel eens onderlinge wrijvingen. [...]

Naar aanleiding van het voorgaande hebben wij besloten u een training aan te bieden teneinde uw vaardigheden met betrekking tot verkoop en klantenrelaties te verbeteren. [...] De training zal hier in het pand plaatsvinden, wij zullen u hierover nog nader informeren.

Voorts willen wij u ook meer betrekken bij de projecten in technische zin, u zult derhalve meer projecten bezoeken in samenspraak met onze heer [C] . Wij verwachten met dit besluit uw betrokkenheid in dit opzicht te vergroten en denken dat uw afwisselende taak de werkvreugde ten goede zal komen. [...]”

2.6.

Op 22 november 2005, 28 november 2006 en 22 oktober 2009 hebben functioneringsgesprekken plaatsgevonden tussen [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] . Van deze gesprekken zijn verslagen gemaakt.

2.7.

In maart 2010 is er door [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] aan alle medewerkers van het bedrijf een laatste waarschuwing gegeven. Deze waarschuwing is op 8 maart 2010 door [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] voor gezien getekend. In de waarschuwing staat onder meer vermeld:

Bestemd voor alle medewerkers van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] BV

2010 wordt een moeilijk jaar voor [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] BV, de verwachting is dat dit jaar de omzet (gefactureerd) met 20% zal gaan dalen. Dit mede gezien door de slechte order intake van de laatste 7 maanden. [...]

Waarom kopen klanten de klanten meer bij anderen dan bij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] B.V.:

Zij missen de meerwaarde bij ons, zij ergeren zich en missen

Communicatie... [...]

Dit is dus de laatste waarschuwing.

Het is 5 voor 12 indien we niet klantgerichter gaan werken zullen we dit jaar zeker klanten gaan verliezen, de grotere klanten geven aan dat men het wachten beu is en dat men echt verandering wil zien. [...]

2.8.

Op 17 oktober 2010, 28 november 2011, 31 oktober 2013 en 26 januari 2015 hebben functioneringsgesprekken plaatsgevonden tussen [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] . Van deze gesprekken zijn verslagen gemaakt.

2.9.

Op 2 oktober 2014 en op 25 en 26 augustus 2015 heeft [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] door gebruik te maken van het interne chat-systeem van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] chatgesprekken gevoerd met zijn vriendin, die werkzaam is bij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] Duitsland.

2.10.

Bij e-mailbericht van 6 juli 2016 heeft [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] aan een collega onder meer geschreven:

“[...] Ik zeg reserveren in de stad bij de Mexicaan vrijdag 15 juli. Samen de vakantie in luiden met [voornaam] / [voornaam] / [voornaam] en [voornaam] . Dikke middel vin.........Voor die anderen. [...]”

2.11.

Op 29 september 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] , waarbij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft medegedeeld dat hij is vrijgesteld van werk (met behoud van loon), dat [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] voornemens is de arbeidsovereenkomst te beëindigen en dat zij daartoe een beëindigingsvoorstel zal doen. Bij brief van 29 september 2016 is aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] een beëindigingsvoorstel gedaan.

2.12.

[verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft vanaf 2000 jaarlijks een bonus ontvangen van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] .

2.13.

Door de heer [D] (area manager bij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] België), de heer [E] (sales manager bij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] België), de heer [F] (sales director Europe van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ), de heer [A] (manager bij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ) en de heer [B] (algemeen directeur van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ) zijn na indiening van het verzoekschrift (bij e-mailbericht) verklaringen afgelegd betreffende het functioneren van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] .

2.14.

Bij e-mailbericht van 27 oktober 2016 heeft de heer [G] van [bedrijf 1] B.V. (één van de klanten van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ) aan [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] onder meer geschreven:

“[...] Zoals we reeds verschillende keren hebben besproken willen wij hierbij nogmaals aangeven dat wij niet tevreden zijn over ons contact met [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] . [...]”

2.15.

Bij e-mailbericht van 28 oktober 2016 heeft de heer [L] (een oud-collega van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ) aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] geschreven dat hij van 2006 tot en met 2015 bij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] werkzaam is geweest en de samenwerking met [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] altijd als zeer prettig heeft ervaren. Verder heeft hij geschreven dat de onderlinge sfeer tussen de collega’s altijd dusdanig goed was dat zij ook buiten werktijd met elkaar optrokken.

2.16.

Bij e-mailbericht van 28 oktober 2016 heeft de heer [H] (een oud-collega van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ) aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] onder meer geschreven dat hij nooit klachten heeft ontvangen

over de persoon of de werkzaamheden van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] , maar dat de klachten die hij hoorde gingen over de organisatie [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] .

2.17.

Bij e-mailberichten van 28 oktober 2016 hebben de heer [I] van

[bedrijf 2] en de heer [J] van [bedrijf 3] B.V. (klanten van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ) aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] onder meer geschreven dat zij (meer dan) tevreden waren over de samenwerking met [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] .

2.18.

Bij e-mailbericht van 1 november 2016 heeft de heer [K] van [bedrijf 4] B.V. (één van de klanten van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] ) aan [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] onder meer geschreven:

“[...] Zoals telefonisch besproken hebben wij vooral veel problemen met leveringen van deuren. Hieronder vind je opsomming van punten die de mensen hier op de werkvoorbereiding ervaren of meegemaakt hebben: [...]

Ik begrijp dat op de twee klussen die genoemd worden beiden door [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] in behandeling zijn geweest. [...]”

3 Het verzoek

3.1.

[verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] op de kortst mogelijke termijn, althans tegen de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, te ontbinden, met veroordeling van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] in de proceskosten.

3.2.

Aan het verzoek legt [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] het navolgende ten grondslag.

Er is primair sprake van ongeschiktheid tot het verrichten van de bedongen arbeid als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub d BW. [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is ongeschikt om op een goede wijze invulling te geven aan zijn functie bij [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] als technisch commercieel medewerker. Deze ongeschiktheid ziet vooral op zijn gedrag, werkhouding en communicatie. [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] met grote regelmaat op zijn functioneren aangesproken en daarbij zijn duidelijke verbeterpunten met hem afgesproken. [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] weigert evenwel consequent om zijn functioneren te verbeteren. De basis tot het voortzetten van de arbeidsovereenkomst is daardoor volledig komen te vervallen en het vertrouwen in het functioneren van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is weg.

Subsidiair stelt [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:699 lid 3 onder g BW. De relatie tussen (de directie van) [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] en [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is door de houding c.q. het gedrag van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] inmiddels zodanig ernstig en duurzaam verstoord geraakt, dat van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] niet langer in redelijkheid kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herstel van de relatie is uitgesloten en enig zicht op verbetering is er niet. De bereidheid tot verbetering lijkt bij [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] volledig te ontbreken. [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft zich in een onwerkbare positie binnen de organisatie gemanoeuvreerd. Meerdere collega’s en klanten willen niet meer met hem (samen)werken.

Meer subsidiair stelt [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Het handelen c.q. nalaten van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is volstrekt ontoelaatbaar. [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] negeert de verbeterpunten en blijft zijn eigen gang gaan. Hij toont weinig initiatief en het probleem zou bij anderen liggen. Hij maakt een “dikke vinger” naar de directie van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] als hem iets niet zint en chat onder werktijd met zijn vriendin. Ondanks de verbetertrajecten en waarschuwingen die [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] heeft gehad, heeft hij zijn houding c.q. gedrag niet veranderd.

Als gevolg van het (ernstig) verwijtbare gedrag c.q. de (ernstig) verwijtbare houding van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is iedere basis tot voortzetting van de arbeidsovereenkomst komen te vervallen. De vertrouwensbreuk die is ontstaan, is volledig aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] te wijten.

Herplaatsing van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] in een andere functie is niet mogelijk en ligt niet in de rede. Er is geen ander passend werk voor beschikbaar. De enige vacature die er is, is niet passend voor [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] .

Er is aanleiding om aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] geen transitievergoeding toe te kennen, nu de reden van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst ernstig verwijtbaar is aan [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] . Het gedrag/nalaten van [verweerder/verzoeker in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is evident in strijd met de normen van goed werknemerschap.

Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] is geen sprake, zodat er geen ruimte is voor een aanvullende (billijke) vergoeding.

Ten slotte stelt [verzoekster/verweerster in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek] dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met enig opzegverbod.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing