Home

Rechtbank Midden-Nederland, 26-04-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2252, C/16/373132 / HA ZA 14-579

Rechtbank Midden-Nederland, 26-04-2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2252, C/16/373132 / HA ZA 14-579

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
26 april 2017
Datum publicatie
17 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2017:2252
Zaaknummer
C/16/373132 / HA ZA 14-579

Inhoudsindicatie

Tussenvonnis. Ontvangst van kickbackbetalingen door opdrachtnemers, schending zorgplicht ex artikel 7:401 BW, schade ex artikel 6:104 BW, incidentele vordering ex artikel 843a Rv.

Uitspraak

vonnis

Civiel recht

handelskamer

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/373132 / HA ZA 14-579

Vonnis van 26 april 2017

in de zaak van

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

PROPERTIZE B.V.,

gevestigd te Utrecht,

2. de naamloze vennootschap

SRH N.V.,

gevestigd te Utrecht,

eiseressen in conventie en in het incident,

verweersters in voorwaardelijke reconventie,

advocaat mr. J. Italianer te Amsterdam,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 2] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 3] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 4] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagden in conventie, verweerders in het incident,

eisers in voorwaardelijke reconventie,

advocaat mr. A.N. Stoop te Amsterdam.

Eiseressen in conventie en in het incident, verweersters in voorwaardelijke reconventie, zullen hierna gezamenlijk Propertize c.s., dan wel afzonderlijk Propertize (eiseres sub 1) en SRH (eiseres sub 2) worden genoemd.

Gedaagden in conventie en verweerders in het incident, eisers in voorwaardelijke reconventie, zullen hierna gezamenlijk [gedaagden c.s.] , dan wel afzonderlijk [gedaagde sub 1] (gedaagde sub 1), [gedaagde sub 2] (gedaagde sub 2), [gedaagde sub 3] (gedaagde sub 3) en [gedaagde sub 4] (gedaagde sub 4) worden genoemd.

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding (producties 1 t/m 23)

-

de akte houdende overlegging volledige productie 15

-

de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in voorwaardelijke reconventie (producties 1 t/m 49)

-

de conclusie van repliek in conventie, tevens akte vermeerdering eis, tevens antwoord in voorwaardelijke reconventie, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv (producties 24 t/m 151)

-

de akte vermeerdering van eis en overlegging producties 152 t/m 185

-

de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in voorwaardelijke reconventie houdende een wijziging van eis, tevens antwoord in het incident (producties 50 t/m 120)

-

de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie

-

de akte overlegging producties 186 t/m 196 van Propertize c.s.

-

de antwoordakte d.d. 21 september 2016 van [gedaagden c.s.] (producties 121a t/m 127)

-

de akte overlegging producties 197 t/m 226 van Propertize c.s.

-

de akte overlegging producties 128 t/m148 van [gedaagden c.s.]

-

de akte uitlating producties van Propertize c.s.

-

de akte overlegging productie 227 van Propertize c.s.

-

de akte houdende vermindering van eis in conventie (ter gelegenheid van het pleidooi)

-

de akte houdende vermeerdering van eis in reconventie (ter gelegenheid van het pleidooi)

-

de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan door partijen overgelegde pleitaantekeningen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Propertize (voorheen genaamd SNS Property Finance B.V.) was tot 31 december 2013 een 100% dochter van SNS Bank N.V., welke vennootschap behoorde tot SNS Reaal N.V. Na de overname door de Staat van SNS Bank N.V. (nadien genaamd SRH) is Propertize een 100% deelneming van stichting administratiekantoor beheer financiële instellingen geworden.

2.2.

[gedaagde sub 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde sub 4] . [gedaagde sub 4] is enig aandeelhouder van [gedaagde sub 2] en van [gedaagde sub 3] . [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 1] zijn zelfstandig bestuurders van [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] is bestuurder van [gedaagde sub 3] .

2.3.

Op 25 juni 2009 heeft Propertize met [bedrijf 13] B.V. (hierna: [bedrijf 13] ) en [gedaagde sub 2] een tripartiete overeenkomst (hierna: de Overeenkomst) gesloten waarbij Propertize, via de tussenkomst van [bedrijf 13] , [gedaagde sub 2] werkzaamheden heeft opgedragen op het gebied van interim- en verandermanagement. In de Overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van [bedrijf 13] , alsmede haar Gedragscode van toepassing verklaard op de opdracht. Deze Gedragscode bepaalt onder meer ten aanzien van vergoedingen:

“…

-

We streven er altijd naar de geleverde prestaties in balans te laten zijn met de prijs die hiervoor wordt betaald. Een vergoeding moet redelijk en rechtmatig zijn en in verhouding staan tot de geleverde kwaliteit van onze dienstverlening en verantwoordelijkheden die wij aanvaarden.

-

-

In het geval wij diensten van derden aanbevelen aan de opdrachtgever, zullen we hiervoor geen vergoeding aanvaarden.

-

…”.

2.4.

De looptijd van de Overeenkomst is bij aanvullende tripartiete overeenkomst d.d. 27 oktober 2011 verlengd tot 31 december 2012.

2.5.

[gedaagde sub 2] heeft zich verplicht bij de uitvoering van de opdracht uitsluitend [gedaagde sub 1] in te zetten. De functie van [gedaagde sub 1] werd bij aanvang omschreven als directieadviseur. [gedaagde sub 1] beschikte vanaf 1 september 2009 over een (beperkte) tekeningsbevoegdheid: als procuratiehouder kon hij die tekeningsbevoegdheid uitsluitend uitoefenen samen met een andere procuratiehouder A, B of C. [gedaagde sub 1] woonde de vergaderingen van het directieteam als toehoorder bij. Op 13 januari 2011 werd [gedaagde sub 1] benoemd tot titulair directeur/lid van de directie van Propertize en vanaf dat moment was hij als titulair directeur aanwezig bij het directieoverleg. Eerst op 27 oktober 2011 werd de wijziging van zijn functie contractueel vastgelegd in de onder 2.4 genoemde aanvullende tripartiete overeenkomst, waarin zijn functie omschreven wordt als “Lid van de directie, Chief Restructuring Officer”.

2.6.

Aanvankelijk betaalde Propertize een vergoeding ten bedrage van € 2.400,-, exclusief btw, aan [bedrijf 13] per werkdag (gebaseerd op een bruto uurtarief van € 300,-), welke in de aanvullende overeenkomst van 27 oktober 2011 werd verhoogd naar € 2.550,-, exclusief btw. [gedaagde sub 1] , althans [gedaagde sub 2] , ontving 65% van de vergoeding die door [bedrijf 13] bij Propertize werd gedeclareerd.

2.7.

[gedaagde sub 1] werd aangesteld om de verlieslatende kredietportefeuille van Propertize af te bouwen. Daartoe diende hij een nieuwe afdeling Restructuring & Recovery (hierna: R&R) op te richten, waartoe een aantal externe herstructureringsspecialisten (deels uit het netwerk van [gedaagde sub 1] ) werd ingehuurd (hierna: de externen).

2.8.

[gedaagde sub 1] heeft de volgende externen bij Propertize geïntroduceerd: [A] (hierna: [A] ), [B] (hierna: [B] ), [C] (hierna: [C] ), [D] (hierna: [D] ), [E] (hierna: [E] ), [F] (hierna: [F] ) en [G] (hierna: [G] ). Zij zijn in de periode van oktober 2009 tot en met juli 2010 bij Propertize gestart.

2.9.

[D] heeft eveneens een aantal externen bij Propertize geïntroduceerd. Het betreft [H] (hierna: [H] ), [I] (hierna: [I] ), [J] (hierna: [J] ), [K] (hierna: [K] ), [L] (hierna: [L] ), [M] (hierna: [M] ), en [N] (hierna: [N] ), hierna gezamenlijk aangeduid als “de Groningers”. Zij zijn in de periode van augustus 2010 tot en met mei 2011 bij Propertize gestart.

2.10.

In de zomer van 2010 hebben accountant KPMG (hierna: KPMG) en De Nederlandsche Bank (DNB) zorg geuit over de grote mate van afhankelijkheid van Propertize van de ingehuurde externen. [gedaagde sub 1] heeft vervolgens de contracten van een aantal externen opengebroken, de contractduur verlengd en gelijktijdig het uurtarief verhoogd conform een door de heer [O] (hierna: [O] ) uitgevoerd benchmarkonderzoek. In een memo d.d. 2 september 2010 schrijft [O] over dit onderzoek aan [gedaagde sub 1] :

“Conform verzoek heb ik samen met [E] een inventarisatie uitgevoerd met betrekking tot de zogenaamde R&R “flexpool”. Gezien de huidige situatie bij SNS Property Finance (…), waarin er door de directie steeds meer een beroep moet worden gedaan op de kennis, ervaring en inzet van externe medewerkers en adviseurs is het van belang dat de flexpool een voldoende bezetting heeft en dat de professionals die deel uitmaken van de flexpool voor de komende periode aan SNSPF worden gebonden (voorstel: minimaal 18 maanden). Dit laatste mede met het oog op de aanstaande organisatorische en personele veranderingen binnen SNSPF.

Voor de noodzakelijke “retainment” van de flexpoolers is het van belang dat SNSPF hen een marktconforme fee betaald. Hiervoor hebben wij een survey uitgevoerd (zie bijlage 1). De uitkomst is dat de fees die SNSPF thans aan de flexpoolers betaalt beneden het marktgemiddelde liggen. Wij stellen daarom voor om (in voorkomende gevallen) de fees naar boven toe bij te stellen, waardoor deze meer marktconform zijn, maar nog steeds behoorlijk beneden de bovenste bandbreedte liggen.

Een overzicht van de huidige flexpool (niet project gerelateerd), met vermelding van de voorgestelde tarieven, aantal uren en huidige werkzaamheden is als bijlage 2 bijgevoegd. Het is reëel dat hier de komende tijd nog zeker vijf tot acht professionals aan worden toegevoegd om de gewenste (minimale) bezetting te bereiken.”

2.11.

In oktober 2010 heeft de afdeling Group Audit van (destijds) SNS Reaal (hierna: Group Audit) een onderzoek uitgevoerd naar de inhuur van externen bij R&R. Het rapport van bevindingen van Group Audit d.d. 16 december 2010 vermeldt onder meer:

“…

2. Executive Summary

Het onderzoek heeft zich gericht op de periode december 2009 tot en met oktober 2010. In het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden die duiden op een integriteits-issue. Er zijn contracten aanwezig en alle kosten zijn gedocumenteerd. Wel zijn de gehanteerde tarieven en facturen zeer hoog. Wij vragen aandacht voor het challengen van de gehanteerde tarieven en gedeclareerde uren.

6.2.2.

Benchmarking tarieven en overige voorwaarden

6.2.2.1. Benchmarking tarieven

In verband met de noodzakelijk geachte retainment van flexpoolers is in september 2010 een benchmark onderzoek uitgevoerd door de heer [O] en mevrouw [E] (zie bijlage 1). Doel van het onderzoek is het vormen van een benchmark voor de tarieven van de externen, opdat die gedurende ca. 18 maanden aan SNSPF kunnen worden gebonden.

6.2.2.3 Conclusie

Het uitgevoerde benchmarkonderzoek bevat zodanige gebreken dat het niet kan dienen als onderbouwing voor de gehanteerde tarieven en eveneens geeft het geen challenge van de gehanteerde tarieven en andere voorwaarden.

…”.

2.12.

Omstreeks februari 2011 is de afdeling Compliance, Veiligheid en Organisatie (hierna: CV&O) van destijds SNS Reaal een onderzoek gestart naar integriteitsissues binnen R&R naar aanleiding van een drietal meldingen van medewerkers van R&R over onder meer “vriendjespolitiek” en de onderlinge verrekening van retourfees tussen ingehuurde externen. In zijn schriftelijke reactie d.d. 14 februari 2011 schrijft [gedaagde sub 1] :

“…

2. Inhuur externen

Het klopt dat externen andere externen inhuren. Bijvoorbeeld de inhuur van twee Boer en Croon collega’s door ondergetekende. Overigens is dit gebeurd in volledige transparantie en goedgekeurd door de CEO. Een ander voorbeeld is de extra inhuur middels bijvoorbeeld DT Spanje en Twijnstra Gudde (dossier BELVAL) en Finwire. Zonder enige twijfel zal binnen deze bureaus een “verdienmodel” worden gehanteerd.

…”.

Het rapport van bevindingen van CV&O d.d. 20 april 2011 vermeldt op dit punt:

“…

3.2.

Inhuur externen

Op basis van ons onderzoek hebben wij geen concrete aanknopingspunten die leiden tot een veronderstelling dat sprake is van onderlinge verrekeningen tussen externen (een externe die een andere externe uit het netwerk inhuurt, zou daar een retour fee voor ontvangen van de nieuw ingehuurde). Het verdient o.i. aanbeveling om de contracten van externen integraal te laten beoordelen door het Bedrijfsbureau en Control R&R.

…”.

2.13.

Per brief van 25 mei 2012 heeft [F] bij Propertize een formele klacht ingediend ter zake fraude en malversaties binnen Propertize, waarin [gedaagde sub 1] als betrokkene wordt genoemd. Op 18 juni 2012 heeft [F] bij de FIOD aangifte gedaan van mogelijke strafbare feiten begaan door [gedaagde sub 1] .

2.14.

Naar aanleiding van de klacht van [F] heeft op 16 juli 2012 een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [P] (destijds lid van de Raad van Bestuur van Propertize, hierna te noemen: [P] ), de heer [Q] (compliance officer) en [gedaagde sub 1] , waarin van de zijde van Propertize onder meer is aangegeven dat zij van belang achtte om vast te stellen of er (naast [F] ) nog meer medewerkers van Propertize zijn waar [gedaagde sub 1] ook anderszins een zakelijke relatie mee onderhield. Het verslag van dit gesprek vermeldt op dit punt:

“…

4 SNSPF-medewerkers waar BG [aanvulling rechtbank: [gedaagde sub 1] ] een zakelijke relatie mee onderhoudt

JvD [aanvulling rechtbank: [P] ] geeft aan dat het van belang is dat hij inzicht heeft in het feit of er, naast [F] , nog meer medewerkers van SNSPF zijn waar [gedaagde sub 1] ook anderszins een zakelijke relatie mee onderhoudt. Transparantie op dit punt is belangrijk.

BG geeft aan dat alle relevante zaken op dit vlak naar zijn mening zijn gemeld. Het feit dat mevrouw [E] BG beperkt administratief ondersteunt met het invullen van urenstaten en km staten is niet substantieel.

…”.

2.15.

Nadien heeft CV&O aan de directie van Propertize bericht dat er geen aanleiding tot vervolgonderzoek bestond en dat deze conclusie ook met [gedaagde sub 1] is besproken.

2.16.

Op 24 augustus 2012 hebben Propertize en [gedaagde sub 2] een nieuwe overeenkomst van opdracht gesloten met een looptijd van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 (ter vervanging van eerder op 10 en 11 juli 2012 gesloten overeenkomsten van opdracht tussen Propertize respectievelijk SNS Interim Finance B.V. en [gedaagde sub 2] ). Bij deze overeenkomst (en de eerdere overeenkomsten van 10 en 11 juli 2012 ) was [bedrijf 13] geen partij meer en werd de functie van [gedaagde sub 1] omschreven als “Senior Strategisch Adviseur ten behoeve van de buitenlandse portefeuille van Afnemer” [Propertize, toevoeging rechtbank]. Het uurtarief van [gedaagde sub 1] werd bepaald op € 275,-, exclusief btw.

2.17.

Op 22 oktober 2012 hebben Propertize, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een vaststellingsovereenkomst (hierna: de Vaststellingsovereenkomst) gesloten, waarin onder meer is vastgelegd dat [gedaagde sub 1] zijn werkzaamheden uit hoofde van de Overeenkomst zal voortzetten tot en met 31 december 2012, waarna de Overeenkomst van rechtswege zal eindigen. Voorts is afgesproken dat de overeenkomst van 24 augustus 2012 tussen Propertize en [gedaagde sub 2] komt te vervallen en dat Propertize in verband daarmee aan [gedaagde sub 2] conform artikel 3.3 van die (vervallen) overeenkomst een vergoeding ten bedrage van € 750.000,- (te vermeerderen met btw) zal verstrekken binnen 14 dagen na de ondertekening van de overeenkomst. Artikel 4 van de Vaststellingsovereenkomst bepaalt met betrekking tot voormelde beëindigingsvergoeding:

“4.a. Uitgangspunt bij de betaling van een bedrag van € 750.000,- in verband met het laten vervallen van de overeenkomst van 24 augustus 2012, is dat in generlei opzicht sprake is geweest van grove opzettelijke nalatigheid van [gedaagde sub 2] in de zin van artikel 3.5 van de overeenkomst van 24 augustus 2012. Onder grove opzettelijke nalatigheid wordt uitsluitend verstaan fraude, dan wel enig misdrijf gerelateerd aan de werkzaamheden voor SNSPF, dan wel een handelen in evidente strijd met instructies dan wel bevoegdheden, welk handelen voor SNSPF tot een substantiële benadeling heeft geleid. Mocht op enig moment komen vast te staan dat, anders dan verondersteld, wel sprake was van grove opzettelijke nalatigheid, dan zal de vergoeding van € 750.000,- als genoemd in punt 2 door [gedaagde sub 2] worden terugbetaald nadat de verschuldigdheid daarvan onherroepelijk is komen vast te staan. Voorts zal in dat geval de nieuwe overeenkomst genoemd in punt 3 met onmiddellijke ingang kunnen worden beëindigd zonder dat enige schadevergoeding verschuldigd is.

b. Het recht om terugbetaling te claimen vervalt indien SNSPF niet vóór 31 oktober 2013 schriftelijk heeft gemeld dat naar haar oordeel sprake is of is geweest van een omstandigheid als hiervoor onder punt 4.a. omschreven en, tenzij in geval van erkenning daarvan, zij binnen zes maanden na deze schriftelijke mededeling een gerechtelijke procedure aanhangig heeft gemaakt waarin zij terugbetaling terugvordert.”

2.18.

Op 24 oktober 2012 heeft Propertize in overleg met [gedaagde sub 1] bekend gemaakt dat [gedaagde sub 1] terugtreedt als CRO van Propertize. Tot 29 november 2012 heeft [gedaagde sub 1] nog als strategisch adviseur voor Propertize gewerkt.

2.19.

Op 9 november 2012 heeft Propertize conform de Vaststellingsovereenkomst een vergoeding van € 750.000,-, vermeerderd met btw, aan [gedaagde sub 2] betaald.

2.20.

Op 28 november 2012 is [gedaagde sub 1] door [P] gesommeerd met onmiddellijke ingang te vertrekken.

2.21.

In verband met de beëindiging van de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] , hebben Propertize en [gedaagde sub 2] een aantal afspraken gemaakt, welke op 30 november 2012 schriftelijk zijn vastgelegd (hierna: de Ondersteuningsovereenkomst). Afgesproken is onder meer een door Propertize te betalen vergoeding aan [gedaagde sub 1] ter zake van de kosten van mr. Stam verband houdende met de beëindiging, welke kosten volgens de opgaaf van mr. Stam per 28 november 2012 ongeveer € 6.000,-, exclusief btw, bedroegen. Voorts is vastgelegd dat Propertize aan [gedaagde sub 1] vergoedt de reeds gemaakte en tot en met 31 december 2012 te maken kosten van mr. J. Hoff, voor zover de kosten verband houden met juridisch verweer van [gedaagde sub 1] tegen de aantijgingen van [bedrijf 11] / [F] . Daarnaast zou Propertize aan [gedaagde sub 1] uiterlijk op 3 december 2012 een lumpsum van € 50.000,-, exclusief btw betalen, ten titel van eenmalige bijdrage voor de advocaatkosten (mr. J. Hoff) te rekenen vanaf 1 januari 2013, en alle overige kosten van [gedaagde sub 1] in verband met het voeren van verweer.

2.22.

CV&O is in de loop van december 2012 een intern onderzoek gestart, aanvankelijk gericht op nevenfuncties van [gedaagde sub 1] en belangenverstrengeling, dat later is uitgebreid naar meerdere personen. In de loop van februari 2013 heeft Propertize c.s. de voorlopige onderzoeksresultaten van het onderzoek aan de FIOD gepresenteerd, die daarop een onderzoek tegen [gedaagde sub 1] en een aantal andere verdachten is aangevangen.

2.23.

SNS Reaal heeft naast interne medewerkers van diverse afdelingen, het forensisch onderzoeksbureau Integis (hierna: Integis) ingeschakeld om nader onderzoek te doen naar [gedaagde sub 1] en de verder bij mogelijk gepleegde fraude betrokken (rechts)personen. Het IT-bedrijf Fox-IT (hierna: Fox-IT) is ingeschakeld teneinde verzamelde digitale data (zoals e-mailboxen) te analyseren en het onderzoek te ondersteunen.

2.24.

Bij brief van 28 maart 2013 heeft (de raadsman van) Propertize, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] gesommeerd het uit hoofde van de Vaststellingsovereenkomst betaalde bedrag van € 750.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2012, terug te betalen.

2.25.

Propertize c.s. heeft na daartoe verkregen verlof op 28 april 2014 en 13 augustus 2015 conservatoir beslag ten laste van [gedaagde sub 1] doen leggen.

2.26.

De rechtbank Midden-Nederland heeft op 20 mei 2016 (in totaal 8) vonnissen gewezen in de straf- en ontnemingszaken tegen respectievelijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] , waarbij [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] deels zijn vrijgesproken en deels strafrechtelijk zijn veroordeeld en de ontnemingsvorderingen (behoudens de ontnemingsvordering ingesteld tegen [gedaagde sub 1] ) zijn toegewezen. Zowel het Openbaar Ministerie als [gedaagden c.s.] zijn in hoger beroep gegaan.

3 Het geschil

3.1.

Propertize c.s. vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden c.s.] veroordeelt tot het verstrekken van afschriften van de in alinea 412 van haar desbetreffende akte omschreven bescheiden, met veroordeling van [gedaagden c.s.] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf twee weken na dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.

3.2.

[gedaagden c.s.] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in de hoofdzaak

in conventie

3.4.

Propertize c.s. vordert, zoals vermeerderd/gewijzigd bij conclusie van repliek in conventie en akte vermeerdering van eis d.d. 17 juni 2015 en zoals verminderd bij akte van 8 november 2016, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekortgeschoten zijn jegens Propertize in de nakoming van de verbintenissen voortvloeiende uit de Overeenkomst, onder meer doordat zij bij hun werkzaamheden niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hebben genomen als bedoeld in artikel 7:401 BW;

II voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] ingevolge artikel 6:74 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Propertize als gevolg van hun tekortkoming heeft geleden;

III voor recht verklaart dat [gedaagden c.s.] onrechtmatig jegens Propertize c.s. heeft gehandeld door te handelen in strijd met verschillende wettelijke bepalingen (waaronder artikelen 328ter, 225, 326, 140, 420bis Sr en 7:401 BW) en doordat het handelen van [gedaagden c.s.] in strijd is met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt;

IV voor recht verklaart dat [gedaagden c.s.] hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die Propertize c.s. heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagden c.s.] ;

V (a) (primair) [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 5.475.311,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2013, althans vanaf 28 maart 2013, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, althans te veroordelen tot een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot de dag van algehele voldoening;

V(b) (subsidiair) [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 3.196.917,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2010, althans vanaf 1 mei 2012, althans vanaf 28 maart 2013, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, althans te veroordelen tot een door de rechtbank te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot de dag van algehele voldoening;

VI [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de door Propertize c.s. gemaakte (onderzoeks)kosten ten belope van € 1.656.144,48, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot de dag van algehele voldoening, althans te veroordelen tot een door de rechtbank te bepalen bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot de dag van algehele voldoening;

VII voor recht verklaart dat de overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde sub 1] en Propertize d.d. 24 augustus 2012 nietig is op grond van artikel 3:40 BW, althans deze overeenkomst te vernietigen op grond van artikel 6:228 BW lid 1 onder a BW of artikel 6:228 lid 1 onder b BW of artikel 3:44 BW, althans voor recht verklaart dat deze overeenkomst vernietigd is;

VIII voor recht verklaart dat de Ondersteuningsovereenkomst nietig is op grond van artikel 3:40 BW, althans de Ondersteuningsovereenkomst te vernietigen op grond van artikel 6:228 lid 1 onder a BW of 6:228 lid 1 onder b BW of artikel 3:44 BW, althans voor recht verklaart dat deze overeenkomst vernietigd is;

IX [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van het uit hoofde van de Ondersteuningsovereenkomst door Propertize betaalde bedrag van € 60.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 9 november 2012, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot de dag van algehele voldoening;

X voor recht verklaart dat de Vaststellingsovereenkomst nietig is op grond van artikel 3:40 BW, althans de Vaststellingsovereenkomst vernietigt op grond van artikel 6:228 lid 1 onder a BW of 6:228 lid 1 sub b BW of artikel 3:44 BW, althans voor recht verklaart dat deze overeenkomst vernietigd is;

XI [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van het uit hoofde van de Vaststellingsovereenkomst door Propertize betaalde bedrag van € 907.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 december 2012, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot de dag van algehele voldoening;

XII voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben gehandeld in strijd met artikel 7:418 BW;

XIII [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 4] op grond van artikel 7:418 BW lid 2 BW hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 800.248,20, zijnde 50% van het door Propertize uit hoofde van de Overeenkomst betaalde loon;

XIV [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van reputatieschade en schade wegens te veel gedeclareerde uren, zoals omschreven in alinea 271 van de conclusie van repliek in conventie en alinea’s 13-15 van de akte vermeerdering eis en verder, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

XV [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, de kosten van de genoemde beslagen daaronder begrepen, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte termijn, na dit vonnis, indien en voor zover [gedaagden c.s.] deze kosten niet voordien heeft voldaan;

XVI [gedaagden c.s.] hoofdelijk veroordeelt in de nakosten ten bedrage van respectievelijk € 131,- zonder betekening en € 199,- met betekening, laatstbedoeld bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente indien en voor zover [gedaagden c.s.] dit niet binnen (de wettelijk vereiste termijn van) twee dagen, althans binnen een door de rechtbank redelijk geachte termijn na betekening van dit vonnis, heeft voldaan.

3.5.

Propertize c.s. legt aan haar vorderingen (I t/m VI en XIV) in de eerste plaats ten grondslag schending van de zorgplicht van artikel 7:401 BW door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] en onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW) door [gedaagden c.s.] Voor de schade die hiervan het gevolg is houden Propertize c.s. [gedaagden c.s.] hoofdelijk aansprakelijk.

De vorderingen die betrekking hebben op terugbetaling van de betaalde beëindigings-vergoeding en vergoeding van advocaatkosten (VII t/m XI) baseert Propertize c.s. op grof nalatig handelen van [gedaagden c.s.] De onderliggende overeenkomsten zijn volgens Propertize c.s. tot stand gekomen op grond van list en bedrog en zijn daarom nietig (artikel 3:40 BW) respectievelijk vernietigbaar (op grond van dwaling ex artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW, dan wel bedrog ex artikel 3:44 BW). Propertize c.s. baseert de gevorderde terugbetaling van de helft van het door [gedaagde sub 1] genoten loon (XII en XIII) op artikel 7:418 lid 2 BW. De kosten van de door Propertize c.s. gelegde beslagen worden op de voet van artikel 706 Rv teruggevorderd.

3.6.

[gedaagden c.s.] voert verweer.

3.7.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in voorwaardelijke reconventie

3.8.

Voor het geval de vorderingen van Propertize c.s. worden afgewezen, vordert [gedaagden c.s.] dat de rechtbank alle door Propertize c.s. op grond van de beslagverloven van 28 april 2014 en 13 augustus 2015 ten laste van [gedaagden c.s.] gelegde conservatoire beslagen opheft, dan wel de vordering waarvoor Propertize c.s. die conservatoire beslagen heeft gelegd verlaagt/herbegroot tot een ander bedrag dat gelijk is aan de in conventie onverhoopt toe te wijzen schadevergoeding, dan wel aan een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.

3.9.

Propertize c.s. voert verweer.

3.10.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling in conventie

5 De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6 De beoordeling in het incident

7 De beslissing