Home

Rechtbank Midden-Nederland, 23-01-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:195, 16/700054-16 (P)

Rechtbank Midden-Nederland, 23-01-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:195, 16/700054-16 (P)

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
23 januari 2018
Datum publicatie
23 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2018:195
Formele relaties
Zaaknummer
16/700054-16 (P)

Inhoudsindicatie

De rechtbank Midden-Nederland veroordeelt een 30-jarige man uit Rotterdam tot een gevangenisstraf van 18 jaar voor de moord op Koen Everink.

Koen Everink is in de ochtend van 4 maart 2016 dood aangetroffen in de keuken van zijn woning in Bilthoven. Hij is door messteken om het leven gebracht. De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte dit heeft gedaan. Naast Koen Everink lag een bebloed mes met DNA-sporen van hem en de verdachte. De verdachte was op 3 maart bij het slachtoffer op bezoek. In zijn auto is een bloedspoor van Everink aangetroffen. Voorafgaand aan de avond zocht hij op zijn iPad naar mogelijkheden om iemand uit te schakelen en te doden. Ook zocht hij op ‘serienummer IWC’. Het IWC-horloge dat uit het huis is weggenomen is bij hem aangetroffen. Ook heeft hij een mes meegebracht. Dit alles maakt dat hij een vooropgezet plan had om Koen Everink van het leven te beroven.

De verdachte zegt onschuldig te zijn. Hij zou bij het verlaten van de woning ontvoerd zijn door meerdere mannen die bij hem in de auto stapten. Dit verhaal zou onder andere ondersteund worden door gevonden DNA-kenmerken en de onderzoeken van IFS.

Er is in deze zaak veel DNA-onderzoek gedaan door IFS, NFI en TMFI. De rechtbank heeft alle onderzoeken inhoudelijk beoordeeld en indien betrouwbaar in het oordeel betrokken. Er zijn DNA-kenmerken gevonden van onbekend gebleven personen. In een dagelijkse omgeving is veel DNA aan te treffen omdat mensen dit achterlaten, bijvoorbeeld door contact met voorwerpen. Dat in een huis en een auto DNA wordt aangetroffen is dan ook te verwachten. Onderzoeksbureau IFS concludeert dat het veel waarschijnlijker is dat er twee of meer daders zijn. Er zou onder andere een derde onbekend mes zijn gebruikt. De rechtbank oordeelt dat dit een aanname is die niet vaststaat. Ook is niet duidelijk waarom dit zou wijzen op meerdere daders. De rechtbank stelt vast dat de twee IFS-rapporten gebaseerd zijn op diverse niet-onderbouwde aannames en geen ondersteuning bieden voor het ontvoeringsscenario. Verder oordeelt de rechtbank dat de wijze waarop de verklaringen van de verdachte tot stand zijn gekomen ernstig afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het scenario. Bovendien bevatten ze meerdere merkwaardige en ongeloofwaardige aspecten.

De verdachte heeft Everink in zijn eigen woning op gruwelijke wijze van het leven beroofd. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank er uitdrukkelijk rekening mee gehouden dat de verdachte tot zijn afschuwelijke daad is gekomen terwijl hij wist dat het zesjarige dochtertje van Everink boven in haar bed lag. De straf is gelijk aan de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16/700054-16 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2018

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [1987] te [geboorteplaats]

gedetineerd in het Huis van Bewaring “De Schie” te Rotterdam.

INHOUDSOPGAVE

1. Onderzoek ter terechtzitting

2 Tenlastelegging

3 Voorvragen

4 Hoofdvragen

5 Bewijs

5.3.1 Bruikbaarheid van het bewijs

5.3.2 Bewijsmiddelen

5.3.3 Overwegingen ten aanzien van het bewijs

5.3.3.1 DNA-kenmerken op het mes naast het lichaam van [slachtoffer]

5.3.3.2 Bloedspoor in de auto van verdachte

5.3.3.3 Zoektermen op de iPad van verdachte

5.3.3.4 Tussenconclusie

5.3.3.5 Verklaringen van verdachte

5.3.3.6 Tussenconclusie

5.3.3.7 Moord

5.3.3.8 Eindconclusie

6 Bewezenverklaring

7 Strafbaarheid van de feiten

8 Strafbaarheid van verdachte

9 Oplegging van straf en maatregel

10 Beslag

11 Benadeelde partijen

12 Toepasselijke wettelijke voorschriften

13 Beslissing

1 ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 27 juni 2016, 23 september 2016, 28 november 2016,

19 januari 2017, 14 april 2017, 8 en 9 mei 2017, 6 juni 2017, 4 september 2017,

21 november 2017, 11 tot en met 13 december 2017 en 9 januari 2018.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officieren van justitie mr. B.E.M. van de Ven en mr. J. Nederlof en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden mr. B. Kaarls en mr. D.M.P. van Eijsden, advocaten te Den Haag, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht, en ook van hetgeen in het kader van het spreekrecht door de nabestaanden van het slachtoffer naar voren is gebracht.

2 TENLASTELEGGING

Het verwijt dat aan verdachte wordt gemaakt, is beschreven in de tenlastelegging. De tenlastelegging is op de zitting van 14 april 2017 nader omschreven. De definitieve tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

Feit 1:

primair: in de periode van 3 maart 2016 tot en met 4 maart 2016 te [woonplaats] opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd;

en voor het geval het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, subsidiair:

in de periode van 3 maart 2016 tot en met 4 maart 2016 te [woonplaats] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, met het oogmerk om de diefstal van een horloge en een telefoon mogelijk te maken;

en voor zover ook het subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, meer subsidiair:

in de periode van 3 maart 2016 tot en met 4 maart 2016 te [woonplaats] opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd.

Feit 2:

primair: in de periode van 3 maart 2016 tot en met 4 maart 2016 te [woonplaats] een horloge (merk IWC) en een telefoon (merk Apple, type iPhone 6S plus) van [slachtoffer] heeft gestolen;

en voor het geval het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, subsidiair:

in de periode van 3 maart 2016 tot en met 18 mei 2016 te [woonplaats] en/of Rotterdam een horloge (merk IWC) heeft geheeld;

en voor zover ook het subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, meer subsidiair:

in de periode van 3 maart 2016 tot en met 18 mei 2016 te [woonplaats] en/of Rotterdam een horloge (merk IWC) heeft verduisterd.

3 VOORVRAGEN

De rechtbank moet eerst op basis van deze tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting beoordelen of de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, zij bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4 HOOFDVRAGEN

5 BEWIJS

6 BEWEZENVERKLARING

7 STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

8 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

9 OPLEGGING VAN STRAF

10 BESLAG

11 BENADEELDE PARTIJEN

12 TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

13 BESLISSING