Home

Rechtbank Midden-Nederland, 05-12-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:5954, UTR 18/1737, UTR 18/2176, UTR 18/1735,

Rechtbank Midden-Nederland, 05-12-2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:5954, UTR 18/1737, UTR 18/2176, UTR 18/1735,

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
5 december 2018
Datum publicatie
5 december 2018
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2018:5954
Formele relaties
Zaaknummer
UTR 18/1737, UTR 18/2176, UTR 18/1735,

Inhoudsindicatie

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft eiser in zestien besluiten gelast om de onzelfstandige bewoning van de panden aan de [straat], [straat], en [straat] in [woonplaats] te staken en gestaakt te houden op straffe van dwangsommen, omdat eiser voor de onzelfstandige bewoning niet de benodigde omzettings- en omgevingsvergunningen heeft. In zes gevallen heeft het college eiser ook een bestuurlijke boete opgelegd. Zeven van de opgelegde lasten zijn inmiddels ingevorderd door het college.

Eiser is tegen al deze lasten, bestuurlijke boetes en invorderingsbesluiten in beroep opgekomen. De rechtbank is van oordeel dat het college de lasten en bestuurlijke boetes aan eiser mocht opleggen en de invorderingsbesluiten terecht heeft genomen.

Volgens de rechtbank heeft het college met gegevens uit het Brp en BAG ten eerste voldoende aannemelijk gemaakt dat alle panden zelfstandige woonruimten (behoren) te zijn:

- met een eigen toegang voorzien van een van gemeentewege verleend huisnummer;

- die door een huishouden kan worden bewoond;

- zonder afhankelijkheid van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

Vervolgens heeft het college voldoende aangetoond dat eiser de panden in plaats daarvan, gebruikt/laat gebruiken als onzelfstandige woonruimten. De panden aan de [straat] en [straat] worden bijvoorbeeld bewoond door vier tot vijf bewoners die een eigen kamer huren en de keuken en badkamer met elkaar delen, maar geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen. De panden aan de [straat] worden door eiser per etage verhuurd waarbij voor elke etage een eigen toegang is gecreëerd zónder van gemeentewege verleend huisnummer. Bovendien delen deze etages wezenlijke voorzieningen zoals de geiser of Cv-ketel. Laatstgenoemde panden worden ook niet als geheel als zelfstandige woonruimten gebruikt, omdat de bewoners van de verschillende etages elkaar niet kennen en dus geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen. Wat eiser in zijn huurovereenkomsten met de bewoners heeft opgenomen over zelfstandige bewoning doet er niet toe; de feitelijke situatie in de panden is bepalend voor de vraag van welke woonvorm sprake is. Door de bewoners feitelijk onzelfstandige woonruimte te (laten) verschaffen heeft eiser de panden omgezet van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimten, zodat het college hem terecht heeft aangemerkt als de overtreder.

De rechtbank stelt verder vast dat eiser weliswaar inspanningen heeft verricht om de bewoners te bewegen zijn panden te verlaten, maar volgens de rechtbank mag van eiser als (zeer) professionele verhuurder meer worden verwacht in het aanbieden van vervangende woonruimten of financiële vergoedingen dan eiser nu heeft laten zien. Dat eiser het niet in zijn macht zou hebben om de onzelfstandige bewoning in zijn panden te beëindigen, is de rechtbank dan ook niet gebleken.

De hoogte van de dwangsommen en bestuurlijke boetes zijn volgens de rechtbank niet disproportioneel. De hoogte is in overeenstemming met het handhavingsbeleid van de gemeente Utrecht. Er zijn ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan het college in geval van eiser, van dit beleid had moeten afwijken. Omdat bij latere inspecties de feitelijke situatie in de panden onveranderd bleek, heeft het college de door eiser verbeurde lasten terecht ingevorderd.

Wel dient het college zijn besluiten in de bezwaarprocedure volledig te heroverwegen, wat betekent dat het college op alle bezwaargronden van eiser moet beslissen. Eiser heeft in zeven zaken een bezwaargrond ingediend over de vermeende strijdigheid van onzelfstandige bewoning met de Wabo en het geldende bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat het college niet op deze bezwaargrond heeft beslist en dat wel had moeten doen. De rechtbank verklaart de beroepen van eiser in deze zeven zaken daarom gegrond en vernietigt de bestreden besluiten in deze zaken. Dit betekent dat het college voor deze zaken de proceskosten aan eiser moet vergoeden. Omdat de rechtbank vindt dat het college de lasten terecht aan eiser heeft opgelegd, laat de rechtbank de rechtgevolgen van de bestreden besluiten in stand.

Uitspraak

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummers: UTR 18/1737, UTR 18/2176, UTR 18/1735, UTR 18/2070, UTR 18/1738, UTR 18/2178, UTR 18/2514, UTR 18/2513, UTR 18/1541, UTR 18/1540, UTR 18/1739, UTR 18/1741, UTR 18/1740, UTR 18/1743, UTR 18/1744 en UTR 18/1745.

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.D. Rijs)

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Verkerk).

Procesverloop

Verweerder heeft eiser bij zestien besluiten gelast om de onzelfstandige bewoning zonder daarvoor benodigde omzettingsvergunningen en omgevingsvergunningen van de panden aan de [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] , de [adres 4] en de [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] , [adres 8] , [adres 9] , [adres 10] , [adres 11] en [adres 12] in [woonplaats] te staken en gestaakt te houden op straffe van dwangsommen. In zes gevallen heeft verweerder eiser daarbij ook een bestuurlijke boete opgelegd. Voor het verdere procesverloop verwijst de rechtbank naar bijlage 1 bij deze uitspraak.

Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

Bij brief van 26 juli 2018 heeft verweerder persoonsgegevens uit de Burger registratie personen (Brp) overgelegd met een verzoek tot geheimhouding van deze gegevens op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om daarop zijn zienswijze te geven.

Bij beslissing van 23 augustus 2018 heeft de rechtbank bepaald dat beperkte kennisneming van de Brp-gegevens door eiser gerechtvaardigd is en het verzoek tot geheimhouding toegewezen.

De zaken zijn gevoegd behandeld op de zitting van 12 september 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [A] , vastgoedbeheerder van de panden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [B] .

Overwegingen

1. Vanwege de grote overeenkomsten in deze zaken is het oordeel van de rechtbank over de beroepen van eiser in één uitspraak vervat.

Invorderingsbesluiten

2. Op grond van artikel 5:39, eerste lid, van de Awb heeft een beroep tegen een last onder dwangsom mede betrekking op een besluit dat strekt tot invordering van die dwangsom voor zover de belanghebbende dat besluit betwist. Eiser heeft de invorderingsbesluiten die in bijlage 1 bij deze uitspraak staan vermeld betwist, zodat deze besluiten worden betrokken bij de procedure.

Goede procesorde

3.1

De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 2 september 2018, door de rechtbank op dezelfde dag ontvangen, nadere stukken ingediend. Uit artikel 8:58 van de Awb volgt dat nadere stukken tot tien dagen voor de zitting, in dit geval dus tot en met 1 september 2018, kunnen worden ingediend. De rechtbank stelt vast dat de stukken binnen tien dagen voor de zitting en dus te laat, bij de rechtbank zijn binnengekomen.

3.2

Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat de stukken bij verweerder bekend zouden moeten zijn uit andere procedures. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting laten weten dat hij de stukken niet tijdig heeft ontvangen en zich daarom slechts gedeeltelijk heeft kunnen voorbereiden op een reactie op die stukken.

3.3

Voor zover de te laat ingediende stukken tijdens de zitting aan de orde zijn gekomen is de rechtbank niet gebleken dat verweerder daar niet op adequate wijze op heeft kunnen reageren. Ook is de rechtbank niet gebleken van strijd met de goede procesorde. Dit betekent dat de stukken bij de beoordeling van de bestreden besluiten worden betrokken.

4. De rechtbank zal hierna de gronden van eiser bespreken. De wet- en regelgeving die daarvoor relevant is, is opgenomen in bijlage 2 bij deze uitspraak.

Geheimhoudingsverzoek

5. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser betoogd dat het verzoek van verweerder tot geheimhouding van de Brp-gegevens ten onrechte door de rechtbank is toegewezen, omdat verweerder deze gegevens ook geanonimiseerd bekend had kunnen maken. Voor zover de gemachtigde hiermee heeft bedoeld op te komen tegen de (tussen)beslissing van deze rechtbank van 23 augustus 2018 die onder ‘Procesverloop’ is vermeld, overweegt de rechtbank dat tegen die beslissing niet zelfstandig hoger beroep kan worden ingesteld. Dit kan alleen tegelijk met een eventueel hoger beroep tegen deze uitspraak. Het betoog van de gemachtigde van eiser slaagt niet.

Huisvestingsverordening

6. Eiser voert aan dat omzetting van zelfstandige woonruimte naar onzelfstandige woonruimte een eenmalige handeling is, zodat alleen de Huisvestingsverordening die op het moment van die handeling gelding had relevant is voor de beoordeling. Voor zover er al omzettingshandelingen kunnen worden vastgesteld, zijn die handelingen allemaal van vóór de inwerkingtreding van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 (hierna: de Huisvestingsverordening). Eerdere Huisvestingsverordeningen zijn allemaal ingetrokken, verweerder heeft voor de vermeende omzettingshandelingen dus niet kunnen vaststellen of er wel sprake is van een overtreding, aldus eiser.

7.1

De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit vaste rechtspraak, zoals de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 december 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AO0934 en van 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3388, volgt dat hoofdregel in het bestuursrecht is dat de heroverweging in de bezwaarprocedure plaatsvindt met inachtneming van de feiten en omstandigheden die zich dan voordoen en de op dat moment geldende rechts- en beleidsregels. Bij het heroverwegen van een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom kan dit in specifieke situaties anders zijn. Dat is bijvoorbeeld het geval in de situatie waarin het gaat om de omstandigheid dat voorafgaand aan het besluit op bezwaar de overtreding is beëindigd. Dit laat echter onverlet dat intussen gewijzigde van kracht zijnde regelgeving dan wel een op handen zijnde wijziging van regelgeving wel omstandigheden zijn die het desbetreffende bestuursorgaan bij heroverweging van zijn handhavingsbesluit dient te betrekken.

7.2

Op 1 juli 2015 is de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 in werking getreden. Deze Huisvestingsverordening is nadien driemaal gewijzigd, maar die wijzigingen zijn niet relevant voor onderhavige zaken. Ten tijde van de door verweerder verrichte inspecties, de oplegging van de lasten en de heroverweging in bezwaar daarvan gold deze Huisvestingsverordening (inclusief wijzigingen), zodat deze Huisvestingsverordening relevant is voor de beoordeling. De beroepsgrond slaagt niet.

Overtreding

Overtreder

Oplegging van de last

Invordering

Bestuurlijke boetes

Volledige heroverweging

Beslissing

Rechtsmiddel

Bestuurlijke boetes