Rechtbank Midden-Nederland, 08-07-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3159, 7769869
Rechtbank Midden-Nederland, 08-07-2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3159, 7769869
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 8 juli 2019
- Datum publicatie
- 1 augustus 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2019:3159
- Zaaknummer
- 7769869
Inhoudsindicatie
Rechtsgeldig ontslag op staande voet van een leraar uit Utrecht die op de dag van het schietincident in de tram in Utrecht zonder overleg naar huis is gegaan en zijn klas zonder toezicht heeft achtergelaten.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 7769869 UE VERZ 19-150 HMvd/40201
Beschikking van 8 juli 2019
inzake
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. R.T. Boogers,
tegen:
de stichting
[verweerster] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. I.A. Hoen.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoeker] met 8 producties, ter griffie ingekomen op 14 mei 2019;
- het verweerschrift van [verweerster] met 10 producties, ter griffie ingekomen op 12 juni 2019.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juni 2019. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
2 De feiten
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1957, is sinds 1 augustus 2000 voor onbepaalde tijd in dienst van (de rechtsvoorganger van) [verweerster] , laatstelijk als docent in een LD-functie tegen een salaris van € 5.292,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag.
In de ochtend van 18 maart 2019 vond in de directe omgeving van [verweerster] het schietincident in de tram plaats. De politie heeft naar aanleiding hiervan [verweerster] geadviseerd om iedereen tot 18:00 uur binnen te houden.
[verzoeker] begon 18 maart 2019 met een aantal stagebezoeken extern, waarna hij aan het begin van de middag weer terugkeerde op het [verweerster] . Tijdens zijn lessen in de middag is [verzoeker] bezocht door de heer [A] , onderwijsdirecteur [.] bij [verweerster] . [A] heeft hem geïnformeerd over de wijze waarop de school wenste te handelen naar aanleiding van het schietincident.
[verzoeker] heeft de school in de middag van 18 maart 2019 na zijn laatste les verlaten.
Een collega van [verzoeker] constateerde aan het eind van de middag, om 16:00 uur op 18 maart 2019, dat studenten uit de klas van [verzoeker] zich zonder toezicht van een docent in het klaslokaal van [verzoeker] bevonden.
De volgende dag, 19 maart 2019, heeft mevrouw [B] , onderwijsdirecteur van het [..] en leidinggevende van [verzoeker] , geïnformeerd naar zijn vertrek na de laatste les. [verzoeker] heeft toen gezegd dat hij andere afspraken had en dus de school moest verlaten. [B] heeft daarop aangegeven dat het vroegtijdig vertrek onacceptabel was en dat zij [verzoeker] hier nog over wilde spreken.
[B] heeft op 20 maart 2019 tegen het einde van de schooldag telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] om hem uit te nodigen voor een gesprek de volgende dag.
De volgende dag, 21 maart 2019, heeft er een gesprek plaatsgevonden waarbij naast [verzoeker] en [B] ook de heer [C] , P&O adviseur bij [verweerster] , aanwezig was. [B] heeft tijdens dit gesprek aangegeven dat [verzoeker] in verband met zijn handelwijze op 18 maart werd geschorst en dat het aan het College van Bestuur was om een besluit te nemen over zijn rechtspositie. [verzoeker] heeft in het gesprek aangegeven dat hij voor zijn vertrek op 18 maart had getracht [B] in te lichten maar dat dat niet was gelukt.
Mevrouw [D] , [...] van het College van Bestuur heeft [verzoeker] bij brief van 22 maart 2019 op staande voet ontslagen. In deze brief staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“1. Op maandag 18 maart jl. deed zich in Utrecht, in de omgeving van onze school, een ernstig schietincident voor. Hierbij lieten drie personen het leven en raakten nog een aantal mensen gewond.
2. Omdat mogelijk sprake was van een terroristisch misdrijf, van meerdere daders en de schutter nog vrij rondliep, werd de school door de politie geïnstrueerd om de studenten binnen te houden en niet naar buiten te laten gaan. U bent mondeling van deze instructie op de hoogte gebracht. De instructie hield in dat u tot 18.00 op school moest blijven.
3. U liet de studenten daarop weten dat u de instructie onzin vond, of woorden van gelijke strekking. De studenten zagen vervolgens tot hun verbijstering dat u –in weerwil van de gegeven instructies- de school daadwerkelijk verliet. Niet alleen hebt u de studenten door te vertrekken niet de veiligheid geboden die u aan hen had kunnen en moeten bieden, ook hebt u willens en wetens het risico genomen dat de studenten eveneens het schoolgebouw zouden hebben verlaten met alle mogelijke consequenties vandien. Dit voorval kwam ons ter ore via collega’s de dag erop.
4. Gisteren bent u door u leidinggevende gevraagd om uw zienswijze op het bovenstaande. U bent gevraagd waarom u de instructies niet had opgevolgd. U kon daarvoor geen verklaring geven anders dan dat u de instructies onnodig vond. U zei dat u de studenten naar de kantine had gestuurd. U zei verder dat u uw vertrek had willen mededelen aan de onderwijsdirecteur, dat u nog naar haar had gezocht maar haar niet had gevonden. Dat u haar daadwerkelijk hebt gezocht acht ik op basis van verklaringen van medewerkers en studenten die u nog hebben gezien voordat u de school verliet, niet aannemelijk. Overigens laat dat onverlet dat u in het geheel niet weg had mogen gaan en de instructie die u kreeg had moeten opvolgen. In ons gesprek gisteren gaf u geen enkele blijk van de ernst van de situatie, noch hebt u uw spijt over het gebeurde betuigd. Vervolgens is u aangegeven dat het CvB zich zou beraden op de situatie en bent u hangende de besluitvorming geschorst.
5. Het negeren van instructies die de veiligheid en welzijn van studenten betreffen beschouw ik als ernstig plichtsverzuim. U hebt opzettelijk en in weerwil van de gegeven instructies op roekeloze wijze uw leerlingen aan ernstig gevaar blootgesteld. U hebt daardoor het door studenten en hun ouders in u gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Het ontbreken van inzicht in de ernst van het negeren van veiligheidsinstructies vind ik eveneens ernstig verwijtbaar, eens te meer nu u in de afgelopen twee jaar al meermaals bent aangesproken op het niet opvolgen van instructies. U had beter moeten en kunnen weten.
6. Ik ben van mening dat de hiervoor genoemde omstandigheden, waarbij ik uitdrukkelijk verwijs naar de opgesomde verwijten ten aanzien van uw gedrag en functioneren, ieder voor zich, alsmede gezamenlijk, in hun onderlinge samenhang een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet als bedoeld in artikel 2.9 lid 1 sub c van de cao MBO juncto 7:678 BW.”
Bij brief van 4 april 2019 heeft de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerster] verzocht om het ontslag onmiddellijk in te trekken en om [verzoeker] weer volledig in staat te stellen zijn werkzaamheden te hervatten. Op 11 april 2019 heeft de gemachtigde van [verweerster] laten weten het ontslag niet in te trekken.
3 Het verzoek
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan hem ten laste van [verweerster] toe te kennen:
- -
-
een billijke vergoeding van € 365.085,99 (bestaande uit gemist loon, redelijkerwijze in de toekomst te verwerven inkomsten en pensioenschade);
- -
-
een vergoeding in verband met de onregelmatige opzegging van € 18.468,54 te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
- -
-
de transitievergoeding van € 81.000,00 te vermeerderen met wettelijke rente.
Verder verzoekt [verzoeker] om [verweerster] te veroordelen in de proceskosten. Tevens verzoekt [verzoeker] om [verweerster] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 4.097,77 en tot afgifte van een positief getuigschrift.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat niet is voldaan aan de vereisten voor een ontslag op staande voet. [verzoeker] onderbouwt dat – kort samengevat – als volgt. Het ontslag op staande voet is niet onverwijld gegeven omdat [verweerster] op 19 maart van de feiten op de hoogte was en vervolgens drie dagen heeft gewacht met het ontslag. Verder is er geen sprake van een dringende reden omdat er geen instructie was die [verzoeker] heeft overtreden, [verzoeker] zijn studenten naar de kantine heeft gebracht en derhalve niet heeft blootgesteld aan ernstig gevaar en de overige incidenten die aan het ontslag ten grondslag liggen onvoldoende concreet benoemd zijn. Verder heeft [verweerster] de persoonlijke omstandigheden van [verzoeker] niet of onvoldoende laten meewegen in haar besluit om tot ontslag over te gaan. Gezien het lange dienstverband van [verzoeker] , zijn diabetes en het feit dat [verzoeker] kostwinner is, had [verweerster] een minder zware sanctie op moeten leggen.