Rechtbank Midden-Nederland, 16-03-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:1042, 8299383
Rechtbank Midden-Nederland, 16-03-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:1042, 8299383
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 16 maart 2020
- Datum publicatie
- 1 april 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2020:1042
- Zaaknummer
- 8299383
Inhoudsindicatie
Opzegging arbeidsovk door werkgever en overgang van onderneming, Toekenning loon, billijke vergoeding, vergoeding over opzegtermijn van zes maanden en de transitievergoeding. Artt. 7:662 BW, 7:672 lid 11 BW, 7:673 en 7:681 BW.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8299383 UE VERZ 20-27 SV/40160
Beschikking van 16 maart 2020
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [verzoeker] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.W. Aartsen,
tegen:
1. de vennootschap onder firma
[verweerder sub 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [verweerder sub 1] ,
verweerder sub 1,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [verweerder sub 2] ,
verweerder sub 2,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [verweerder sub 3] ,
verweerder sub 3,
Verweerders sub 1 tot en met 3 worden hierna gezamenlijk ‘ [verweerder sub 1] c.s.’ genoemd.
Gemachtigde verweerders: M. Amanzou, kantoorhoudend in Amsterdam.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- het verzoekschrift van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 3 februari 2020;
- de brief namens [verzoeker] van 7 februari 2020 met één bijlage.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 februari 2020. [verzoeker] is verschenen, in aanwezigheid van zijn gemachtigde en mevrouw I. Tahtouh, tolk Arabisch. [verweerder sub 1] c.s. heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat op de zitting is besproken.
Aan het einde van de zitting is bepaald dat op 16 maart 2020 een beschikking wordt gegeven.
2 De feiten
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1969, is sinds 20 augustus 2015 werkzaam als algemeen medewerker in dienst van [naam bakkerij] ( [naam bakkerij] ) gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [verzoeker] was als kok onder meer belast met het bakken en verkopen van producten. Sinds 20 augustus 2018 verrichtte [verzoeker] zijn werkzaamheden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met vennootschap onder firma (VOF) [naam bakkerij] voor 30 uur per week, laatstelijk tegen een loon van € 1.425,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld. In de schriftelijke arbeidsovereenkomst is voor de werknemer en de werkgever een opzegtermijn van drie maanden afgesproken.
Uit het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat VOF [naam bakkerij] op 1 januari 2013 is opgericht door twee vennoten, [A] ( [A] ) en [verweerder sub 3] ( [verweerder sub 3] ). VOF [naam bakkerij] is een onderneming met één vestiging met als handelsnaam ‘ [naam bakkerij] ’ en heeft als activiteiten ‘restaurants; horecagelegenheid’. [A] is op 22 oktober 2019 uit de vennootschap getreden. VOF [naam bakkerij] is formeel op 26 oktober 2019 ontbonden.
[verweerder sub 1] heeft de huurovereenkomst, een deel van de inventaris en de goodwill van VOF [naam bakkerij] per 1 oktober 2019 overgenomen. De heer [verweerder sub 2] , één van de beide vennoten van [verweerder sub 1] , heeft de medewerkers van VOF [naam bakkerij] een oproepcontract aangeboden. [verzoeker] heeft dit geweigerd.
[verweerder sub 2] heeft [verzoeker] namens VOF [naam bakkerij] in een brief van 5 december 2019 meegedeeld dat het dienstverband per 5 december 2019 wordt beëindigd omdat hij niet akkoord is gegaan met de onlangs ontvangen arbeidsovereenkomst op oproepbasis. Het loon is betaald tot en met november 2019.
[verzoeker] heeft middels een brief van zijn gemachtigde van 7 januari 2020 tegen het ontslag geprotesteerd. [verzoeker] heeft daarbij berust in het ontslag en betaling van verschillende vergoedingen, het resterende loon over december 2019 en de eindafrekening vakantiegeld en vakantiedagen gevorderd. [verweerder sub 2] heeft in een brief van 17 januari 2020 aan de gemachtigde van [verzoeker] meegedeeld dat [verzoeker] de indruk had gewekt dat hij akkoord was met het oproepcontract. [verweerder sub 2] stelt dat hij daarna op 5 december 2019 het dienstverband in samenspraak met [verzoeker] heeft opgezegd.
3 Het verzoek
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om binnen twee dagen na het wijzen van de beschikking, verweerders hoofdelijk, des doende dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen aan [verzoeker] het navolgende te betalen:
-
het resterende loon over december 2019 van € 206,82 bruto;
-
een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren (zes maanden), zijnde een bedrag van € 9.234,00 bruto;
-
de transitievergoeding van € 2.202,74 bruto;
-
een billijke vergoeding van € 5.000,00 bruto;
-
de eindafrekening vakantiegeld over oktober tot en met december van € 342,00 bruto;
-
de eindafrekening vakantiedagen (3/5 x 5 =) 3 van € 328,85 bruto;
-
de wettelijke verhoging over de posten a, e en f van 50% van € 438,84 bruto;
-
de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel WIK;
-
de wettelijke rente over de hierboven genoemde punten onder a t/m f vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van algehele voldoening;
-
althans, tot zodanige bedragen als uw rechtbank vermeent te behoren;
met veroordeling van verweerders in de kosten van de procedure.
[verzoeker] heeft bij brief van 7 februari 2020 de gevorderde bruto bedragen verminderd met het bedrag van € 793,56 netto, dat hij op 20 december 2019 onder vermelding van ‘salaris van december 2019’ van [verweerder sub 1] heeft ontvangen.
Aan zijn verzoek legt [verzoeker] het navolgende ten grondslag.
De rechten en plichten van VOF [naam bakkerij] zijn door opvolgend werkgeverschap en overgang van onderneming van rechtswege overgegaan op [verweerder sub 1] . De vennootschappen [naam bakkerij] en [verweerder sub 1] zijn sterk met elkaar verweven. De handelsnaam [naam bakkerij] is dezelfde gebleven, het adres van de onderneming is hetzelfde en de tweede vennoot, [verweerder sub 3] , is dezelfde gebleven. Er is voor en na de overname van horecagelegenheid [naam bakkerij] voor [verzoeker] feitelijk ook niets gewijzigd. Hij bleef hetzelfde werk doen op dezelfde plek en over oktober en november is het vaste salaris voldaan. Voor het ontslag op 5 december 2019 ontbreekt iedere redelijke grond en het ontslag is onregelmatig aangezegd. Verder kan verweerder van het ontslag een ernstig verwijt worden gemaakt omdat tegen beter weten in is geprobeerd [verzoeker] een contract te laten tekenen met slechtere arbeidsvoorwaarden. [verzoeker] ontkent dat hij al eerder is ontslagen door VOF [naam bakkerij] , wat uit een later verschenen brief van 1 oktober 2019 zou moeten blijken. [verzoeker] betwist nadrukkelijk dat het ontslag ‘in samenspraak’ met hem zou zijn geweest.
[verweerder sub 1] c.s. voert verweer. [verweerder sub 1] c.s. heeft onder meer betoogd, kort samengevat, dat de heer [A] de medewerkers van [naam bakkerij] in september 2019 heeft geïnformeerd dat hij gaat stoppen en ontslag heeft aangezegd omdat VOF [naam bakkerij] financiële problemen had. [verweerder sub 2] , die eerst in dienst was bij VOF [naam bakkerij] , heeft het huurcontract, de goodwill en een deel van de inventaris van VOF [naam bakkerij] overgenomen. Er is geen sprake van een overgang van onderneming omdat de onderneming van VOF [naam bakkerij] niet volledig is overgenomen. [verweerder sub 2] wist niet welke arbeidsovereenkomsten er tussen VOF [naam bakkerij] en de medewerkers van [naam bakkerij] waren. De ex-medewerkers van VOF [naam bakkerij] konden na de overname solliciteren op de vacatures bij [naam bakkerij] . [verweerder sub 2] heeft [verzoeker] een schriftelijke arbeidsovereenkomst op oproepbasis gegeven. [verzoeker] heeft toen gezegd dat hij bij [naam bakkerij] wilde blijven en heeft daarvoor ook een belastingformulier ingevuld. Na enige tijd bleek dat [verzoeker] het getekende oproepcontract niet had ingeleverd. Als [verzoeker] het niet eens was geweest met het aanbod voor een arbeidsovereenkomst op oproepbasis, had hij dit eerder kunnen aangeven.