Home

Rechtbank Midden-Nederland, 29-04-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:1734, UTR 20/798

Rechtbank Midden-Nederland, 29-04-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:1734, UTR 20/798

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
29 april 2020
Datum publicatie
4 mei 2020
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2020:1734
Zaaknummer
UTR 20/798

Inhoudsindicatie

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het zomerpeil van een peilbesluit slechts tot een beperkte hoogte mag worden ingesteld. Een eerder peilbesluit is door de rechtbank vernietigd en er is sterke twijfel of het waterschap nu goed heeft afgewogen of dit besluit niet onevenredig uitpakt voor verzoekers, die een agrarisch bedrijf hebben. Hun belang bij het voorkomen van schade door vernatting weegt nu zwaarder.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 20/798

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 april 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] en [verzoeker] uit [woonplaats] , verzoekers

en

het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verweerder

(gemachtigde: mr. J.W. Schippers).

Inleiding

1. Verzoekers pachten een perceel waarop zij een melkveebedrijf voeren en mais verbouwen. Landgoed [landgoed] B.V. is eigenaar van dit perceel. Het perceel maakt deel uit van landgoed [landgoed] in het gebied ‘ [gebied] ’, dat is aangewezen als Natura 2000‐gebied en dat daarmee valt onder het beschermingsregime van de Wet natuurbescherming.

2. Verweerder heeft met de provincie Utrecht afspraken gemaakt over de bestrijding van verdroging van de natuurkavels op het landgoed [landgoed] , ter uitvoering van de instandhoudingsmaatregelen voor het Natura 2000-gebied. De afspraken houden in dat maatregelen worden genomen om een hydrologische scheiding aan te brengen tussen de natuurkavels en de agrarische kavels. Hiertoe is in 2016 het projectplan ‘Aanleg waterstaatswerken landgoed [landgoed] ’ vastgesteld.

3. Voorheen gold voor het gebied het peilbesluit ‘ [peilbesluit] 2008’. Om het projectplan uit te voeren heeft verweerder in 2017 een eerdere herziening van dit peilbesluit vastgesteld voor het landgoed [landgoed] . Verzoekers hebben daartegen destijds beroep ingesteld. Een verzoek om hangende dat beroep een voorlopige voorziening te treffen is bij uitspraak van 7 augustus 2018 afgewezen (ECLI:NL:RBMNE:2018:3747). Het peilbesluit uit 2017 is vervolgens door de rechtbank vernietigd met de uitspraak van 30 januari 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:411). Op 18 december 2019 heeft verweerder opnieuw een peilbesluit voor landgoed [landgoed] genomen. In de tabel hieronder staan de peilen die op grond van de verschillende peilbesluiten golden of gelden voor de kavel van verzoekers.

peilgebied

zomerpeil (m +NAP)

winterpeil (m +NAP)

peilbesluit 2008

[peilgebied]

3,83

3,83

peilbesluit 2017

[peilgebied]

4,70

4,50

peilbesluit 2019

[peilgebied]

4,55

4,35

4. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het nieuwe peilbesluit van 18 december 2019 en hebben de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. De zaak is behandeld op een digitale zitting op 23 april 2020. Via Skype waren daarbij aanwezig [verzoekster] namens verzoekers, bijgestaan door [A] en dr. ing. [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [C] en [D] .

Het oordeel van de voorzieningenrechter

5. Verzoekers vrezen voor de vernatting van hun percelen, als verweerder het zomerpeil zal instellen conform het nieuwe peilbesluit. Verzoekers wijzen erop dat zij dan schade zullen lijden bij de uitoefening van hun bedrijf. Verweerder heeft toegelicht dat het instellen van het nieuwe zomerpeil belangrijk is om verdroging van het gebied te voorkomen en wil daarmee niet langer wachten dan tot 30 april 2020. Gelet hierop hebben verzoekers een spoedeisend belang bij het verkrijgen van een beslissing van de voorzieningenrechter.

6. De voorzieningenrechter heeft gekeken naar de rechtmatigheid van het nieuwe peilbesluit en vooral naar hoe dat besluit zich verhoudt tot de uitspraak van de rechtbank over het peilbesluit uit 2017. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers die pleiten voor het treffen van een voorlopige voorziening afgewogen tegen de belangen van verweerder en van anderen bij het kunnen instellen van het nieuwe zomerpeil. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het nieuwe peilbesluit, hoe minder gewicht er kan worden toegekend aan de belangen van verzoekers. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de hoofdzaak niet.

7. De uitkomst van deze beoordeling is dat de voorzieningenrechter zich afvraagt of de uitspraak van de rechtbank van vorig jaar wel goed vertaald is bij het nieuwe peilbesluit. Hoewel dat iets is voor de rechtbank om in de hoofdzaak verder te onderzoeken, weegt deze twijfel mee bij de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening. Dat maakt dat de voorzieningenrechter de belangen van verzoekers om schade door vernatting te voorkomen nu zwaarder weegt dan de belangen van verweerder om verdroging van het natuurgebied te voorkomen. De voorzieningenrechter zal daarom de voorziening treffen dat het peil in het peilgebied van verzoekers vanaf 30 april 2020 wordt ingesteld op een zomerpeil van maximaal 4.40m +NAP, overeenkomstig met wat verzoekers acceptabel vinden.

8. Het oordeel van de voorzieningenrechter wordt hierna nader gemotiveerd.

Overwegingen over de rechtmatigheid

Overwegingen over de te treffen voorziening

Beslissing

Rechtsmiddel