Home

Rechtbank Midden-Nederland, 12-08-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:3215, 8466903

Rechtbank Midden-Nederland, 12-08-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:3215, 8466903

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
12 augustus 2020
Datum publicatie
27 augustus 2020
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2020:3215
Zaaknummer
8466903

Inhoudsindicatie

Ontslag op staande voet wegens alcoholgebruik op het werk. Heeft werkgever voldoende begeleiding geboden bij structureel alcoholprobleem van werknemer?

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 8466903 UE VERZ 20-121 LvdH/1470

Beschikking van 12 augustus 2020

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [verzoeker] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. E. Hoekstra (FNV),

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerster] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verweerster] ,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. A .J.D. Bekius.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift van [verzoeker] , bij de griffie binnengekomen op 22 april 2020, met producties 1 tot en met 13;

-

het verweerschrift van [verweerster] van 14 mei 2020 met producties 1 tot en met 5.

1.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 juni 2020. [verzoeker] is in persoon verschenen, vergezeld van zijn dochter [A] en bijgestaan door de gemachtigde. Namens [verweerster] is verschenen de heer [B] , algemeen directeur bij [verweerster] , bijgestaan door de gemachtigde.

Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht, waarbij namens [verzoeker] gebruik is gemaakt van een pleitnotitie, en antwoord is gegeven op vragen van de kantonrechter. Partijen hebben ook op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.

1.3.

Hierna is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1959 en thans dus 60 jaar oud, is op 4 februari 2002 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [verweerster] in de functie van kraanmachinist, laatstelijk tegen een salaris van € 3.123,65 bruto per 4 weken op basis van 40 uren per week.

2.2.

Op 9 maart 2020 is door de leidinggevende van [verzoeker] geconstateerd dat [verzoeker] in beschonken toestand als kraanmachinist werkzaamheden verrichtte en dat er in zijn bedrijfsauto 6 of 7 lege bierblikjes van 33 cl lagen. Met toestemming van [verzoeker] is toen ter plekke een alcoholblaastest gedaan waarbij een promillage van 1,58 werd gemeten. [verzoeker] is diezelfde dag op staande voet ontslagen, omdat hij tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden alcohol heeft genuttigd, ondanks dat hij sinds oktober 2018 herhaaldelijk door [verweerster] op de gevaren en de consequenties van het nuttigen van alcohol op het werk was gewezen. Dit ontslag op staande voet is bij brief van 9 maart 2020 aan [verzoeker] bevestigd.

2.3.

Bij brief van 7 april 2020 is namens [verzoeker] aan [verweerster] kenbaar gemaakt dat er geen sprake is van een situatie die een ontslag op staande voet rechtvaardigt en heeft [verzoeker] zich bereid verklaard zijn werkzaamheden te hervatten, na zijn herstel. Ten tijde van die brief en ook thans nog is [verzoeker] arbeidsongeschikt vanwege een val op zijn schouder.

2.4.

Bij brief van 14 april 2020 heeft [verweerster] zich op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

In het verzoekschrift verzoekt [verzoeker] de kantonrechter – kort gezegd – bij beschikking:

primair:

-

het gegeven ontslag nietig te verklaren;

-

[verweerster] te veroordelen aan [verzoeker] zijn gebruikelijke salaris te betalen vanaf 9 maart 2020, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;

subsidiair:

-

[verweerster] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 20.414,92 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente;

-

[verweerster] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 177.855,12, te vermeerderen met de wettelijke rente;

-

[verweerster] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 13.535,80 bruto wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente;

primair en subsidiair:

- [verweerster] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en voert aan dat zij [verzoeker] terecht op staande voet heeft ontslagen en dat de verzoeken van [verzoeker] afgewezen dienen te worden.

Voor het geval de kantonrechter zou oordelen dat het ontslag op staande voet moet worden vernietigd, verzoekt [verweerster] de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verzoeker] te ontbinden en voor recht te verklaren dat [verzoeker] geen recht heeft op enige vergoeding.

3.3.

Tijdens de mondelinge behandeling is namens [verzoeker] aangegeven dat het verzoek wordt gewijzigd, in die zin dat [verzoeker] wenst te berusten in de beëindiging van het dienstverband op 9 maart 2020. Herstel van het dienstverband en terugkeer naar [verweerster] is, gelet op hetgeen er heeft plaatsgevonden, geen reële optie meer voor [verzoeker] .

4 De beoordeling

5 De beslissing