Rechtbank Midden-Nederland, 02-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4664, 8458391
Rechtbank Midden-Nederland, 02-10-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:4664, 8458391
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2020
- Datum publicatie
- 23 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2020:4664
- Zaaknummer
- 8458391
Inhoudsindicatie
Mondeling vonnis. Is onder ambtenarenrecht door werkgever aan werknemer een rechtens afdwingbare toezegging gedaan? Uitleg van die toezegging naar civiel recht.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8458391 UC EXPL 20-2959 LT/33864
proces-verbaal van de op de zitting van 2 oktober 2020 gedane mondelinge uitspraak
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T.J.C.M. Broekman,
tegen:
de publieke rechtspersoon Provincie Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Provincie Utrecht,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.S.C. Bos.
Op 2 oktober 2020 heeft mr. S.H. Bokx-Boom, kantonrechter, bijgestaan door mr. T. Lap, griffier, een mondelinge behandeling gehouden in bovengenoemde zaak.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen:
- de heer [eiser] , eisende partij,
- mr. T.J.C.M. Broekman, gemachtigde van eisende partij,
- de heer [A] , vertegenwoordiger van gedaagde partij,
- mevrouw [B] , vertegenwoordiger van gedaagde partij,
- mr. J.S.C. Bos, gemachtigde van gedaagde partij.
1 Het verloop van de procedure
Het procesdossier bevat de volgende processtukken:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 8 van [eiser] ,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 13 van Provincie Utrecht,
- de op 22 september 2020 nagekomen producties 9 t/m 12 van [eiser] ,
- de op 29 september 2020 nagekomen producties 14 t/m 16 van Provincie Utrecht,
- de aantekeningen mondelinge behandeling van de zijde van [eiser] .
Op de zitting van 2 oktober 2020 hebben partijen hun standpunten mondeling toegelicht. Na een schorsing van de zitting, heeft de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit proces-verbaal betreft de vastlegging van die uitspraak.
2 Waar gaat deze zaak over?
[eiser] is sinds [.] 2014 werkzaam bij Provincie Utrecht in de functie van [functie] . Voor die tijd was hij werkzaam in het bedrijfsleven. Om [eiser] een gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket aan te bieden, is hij bij indiensttreding direct in de maximale trede van schaal 12 geplaatst.
In het jaargesprek 2017 hebben [eiser] en zijn toenmalig leidinggevende, de heer [C] , gesproken over de mogelijkheid voor [eiser] om door te groeien naar schaal 13. Door [C] is daarover de volgende genoteerd in het verslag vann dat gesprek:
“Promotie naar schaal 13 (MD08) zodra dit formatief mogelijk is. Leidinggevende zet zich hiervoor in. In 2019 lijkt het mogelijk om de promotie te realiseren omdat de PU niet meer strak vast houdt aan het fte-formatiebudget.”
De promotie naar schaal 13 is opnieuw aan de orde geweest in het jaargesprek op 22 februari 2019 tussen [eiser] en [C] . In het verslag van dat gesprek is daarover opgenomen:
“Promotie naar schaal 13 in eerste helft 2019 realiseren.”
Kort na dit gesprek, in april 2019, heeft [eiser] een andere leidinggevende gekregen, de heer [A] . [eiser] heeft [A] gevraagd om effectuering van de toezegging omtrent de promotie naar schaal 13. Enkele maanden later heeft [A] hierover het volgende geschreven aan [eiser] in zijn e-mail van 8 oktober 2019:
“Zoals afgesproken in ons bila van 3 oktober jl. heb jij de afgelopen periode informatie gekregen (vanuit HRO) over de drie opties die er zijn om de toezegging van mijn voorganger te effectueren binnen de vigerende regelgeving van de provincie Utrecht.
De opties waren:
1. Solliciteren op een functie die in een hogere schaal is gewaardeerd, als die beschikbaar komt;
2. Het opteren voor een structurele persoonlijke toelage;
3. Het aanvragen van een functieherwaardering.
Het is nu de bedoeling dat jij mij een e-mail stuurt met daarin waar je voor wilt gaan. Ik zal jouw verzoek dan voorleggen bij de algemeen directeur en met haar toestemming zal ik e.e.a. in gang zetten.
Dat betekent dat je een brief krijgt waarin ik je het besluit (namens GS) mededeel.(…)”
[eiser] heeft vervolgens aangegeven dat hij wenst te opteren voor een structurele persoonlijke toelage om het verschil tussen schaal 12 en 13 te compenseren met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017. Daarbij heeft [eiser] ook aan de orde gesteld dat die toelage pensioengevend moet zijn, met de cao dient mee te groeien en niet meer kan komen te vervallen.
Deze keuze van [eiser] is door Provincie Utrecht intern in beraad genomen. Uiteindelijk heeft zij daarover een beslissing genomen op 30 december 2019. In die beslissing stelt Provincie Utrecht zich op het standpunt dat geen sprake is van een door haar gedane toezegging tot een promotie naar schaal 13. Evenmin mocht [eiser] , volgens Provincie Utrecht, er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij een structurele persoonlijke toelage zou ontvangen. Coulancehalve heeft Provincie Utrecht een tijdelijke persoonlijke toelage toegekend voor de duur van één jaar.
Partijen verschillen van mening over de vraag of aan [eiser] een ondubbelzinnige en rechtens afdwingbare toezegging is gedaan. Voor de beantwoording van die vraag is van belang om te beoordelen welk recht van toepassing is nu de toezegging is gedaan voor de inwerkingtreding van de Wet Normalisering rechtspositie ambtenaren, maar na de inwerkingtreding nakoming van de toezegging wordt gevorderd.
3 De beoordeling
Toezegging
De eerste vraag die ter beantwoording voorligt, is of Provincie Utrecht een toezegging heeft gedaan waaraan [eiser] rechtsgevolg kan verbinden. De mededeling waarvan [eiser] nakoming vordert is in het jaargesprek op 22 februari 2019 gedaan, in de tijd dat het ambtenarenrecht nog van toepassing was. Dat moment is maatgevend voor het toepasselijk recht voor de beantwoording van deze vraag.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is sprake van een toezegging wanneer het gaat om een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke mededeling van een daartoe bevoegd persoon. De kantonrechter is van oordeel dat de mededeling van [C] in het gespreksverslag van 2019 aan de eerste drie vereisten voldoet en daarmee in beginsel een rechtens afdwingbare toezegging oplevert. De tekst van het verslag is helder, ook in samenhang met wat op dit punt besproken is in het eerdere jaargesprek. Ook het vervolg, de mail van [A] van 8 oktober 2019, duidt daarop. De vraag is dan nog wel of [C] bevoegd was om [eiser] een promotie naar schaal 13 in het vooruitzicht te stellen. Door [eiser] is met een beroep op punt 31, 34 en 37 van de mandaatregeling gesteld dat [C] bevoegd was tot toekenning van een ander salaris. Provincie Utrecht heeft dat onvoldoende gemotiveerd betwist. Haar verweer dat het mandaatbesluit niet op die manier, maar anders zou moeten worden uitgelegd, is onvoldoende geconcretiseerd, waardoor vast is komen te staan dat de toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon.
Uitleg toezegging
Nu vast staat dat een toezegging is gedaan door Provincie Utrecht is nog de vraag – nu partijen daarover van mening verschillen – hoe die toezegging moet worden uitgelegd. Wat mocht [eiser] verwachten? Gelet op het feit dat de toezegging is gedaan onder het ambtenarenrecht, maar op 1 januari 2020 – op grond van artikel 14 Ambtenarenwet – in de arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd en de vraag na inwerkingtreding van de WNRA voorligt, dient de toezegging te worden uitgelegd naar burgerlijk recht. Uiteraard met inachtneming van de omstandigheden die voortvloeien uit het ambtenarenrecht.
Wat betekent die toezegging nu? [eiser] stelt een toezegging te hebben gekregen om in schaal 13 te worden geplaatst. Hij vordert nakoming van die toezegging door hem op het niveau van schaal 13 te betalen door toekenning van een toelage. De Provincie Utrecht heeft aangevoerd dat het, vanwege het dwingendrechtelijk karakter van het functiegebouw, niet mogelijk is [eiser] in schaal 13 te plaatsen, maar dat de toezegging zo uitgelegd moet worden dat [eiser] door middel van een persoonlijke toelage op niveau van schaal 13 betaald moet worden. De mogelijkheden die per e-mail van 8 oktober 2019 aan [eiser] zijn voorgelegd sluiten hier ook op aan. Uit een en ander volgt dat Provincie Utrecht voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de toezegging zo moet worden uitgelegd dat [eiser] een toelage krijgt naar schaal 13 en dat hij niet in die schaal wordt ingeschaald.
[eiser] vordert – kort gezegd - herroeping van het besluit en veroordeling tot het alsnog nemen van een besluit door Provincie Utrecht. De vordering ziet op nakoming, zo volgt uit hetgeen betoogd is in de dagvaarding en ook op de zitting. De vordering is wat bestuursrechtelijk geformuleerd en de kantonrechter leest deze in het licht van de vordering tot nakoming zoals die in de dagvaarding uiteen is gezet. Dit is op de zitting ook zo besproken. De kantonrechter zal niet toewijzen om het besluit te herroepen of een besluit te nemen, maar wijst het mindere toe.
De kantonrechter is van oordeel dat Provincie Utrecht [eiser] vanaf 22 februari 2019 vanuit de huidige indeling in het maximum van schaal 12 een onvoorwaardelijke en structurele persoonlijke toelage moet toekennen. De toezegging waarvan nakoming is gevorderd is gedaan op 22 februari 2019 en niet op 1 januari 2017, zodat deze niet al vanaf 1 januari 2017 wordt toegewezen.
[eiser] heeft gevorderd om hem die persoonlijke toelage toe te kennen tot het maximum van schaal 13. Aangezien op dat onderdeel van de vordering geen verweer is gevoerd door Provincie Utrecht kan deze vordering worden toegewezen. De toelage dient dus tot het maximum van schaal 13 gegeven te worden. Op de verplichting tot nakoming zal niet, zoals door [eiser] gevorderd, een dwangsom worden gesteld, omdat Provincie Utrecht ter zitting heeft toegezegd na te komen wat er wordt beslist en geen reden bestaat daaraan te twijfelen.
[eiser] heeft verder nog gevorderd dat de persoonlijke toelage niet vervalbaar dient te zijn. Die vordering zal worden afgewezen, omdat onvoldoende aanleiding bestaat om dat toe te wijzen.
Hetzelfde geldt voor de vordering van [eiser] om Provincie Utrecht te verplichten aan de toezegging uitvoering te geven. Uit de veroordeling tot nakoming volgt al dat Provincie Utrecht verplicht is om die veroordeling uit te voeren.
Tot slot heeft [eiser] door hem gemaakte kosten voor rechtsbijstand gevorderd ter hoogte van € 2.500,00. Die vordering zal, nu daarvoor de grondslag ontbreekt, worden afgewezen.
Proceskosten
Provincie Utrecht wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht € 236,00
- salaris gemachtigde (2 x € 180,-) € 360,00
-----------
Totaal € 696,89