Home

Rechtbank Midden-Nederland, 26-02-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:702, 7798399 AC EXPL 19-1861 MN/38632

Rechtbank Midden-Nederland, 26-02-2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:702, 7798399 AC EXPL 19-1861 MN/38632

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
26 februari 2020
Datum publicatie
17 maart 2020
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2020:702
Zaaknummer
7798399 AC EXPL 19-1861 MN/38632

Inhoudsindicatie

Vordering tot betaling schadevergoeding vanwege het plaatsen van een tussenvennootschap/tussenschakel in de inkoopketen (pass-through-scheme). Terugvordering van variabele beloningen op grond van Wft (claw-back).

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Amersfoort

zaaknummer: 7798399 AC EXPL 19-1861 MN/38632

Vonnis van 26 februari 2020

inzake

de naamloze vennootschap

[eiser] N.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [eiser] ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerds,

tegen:

1 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,

gedaagde partij

gemachtigde: mr. H.L. van der Aa,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,

gedaagde partij

gemachtigde: mr. G. de Gelder.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het vonnis in het incident van 24 mei 2019;

- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 1] met producties 1 tot en met 4;- de conclusie van antwoord van [gedaagde sub 2] met producties 1 tot en met 7b;- de brief van 1 november 2019 van mr. Keulaerds met productie 31;- de pleitaantekeningen van [eiser] ;- de pleitaantekeningen van [gedaagde sub 1] .

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 november 2019. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling waren aan de zijde van [eiser] aanwezig [A] (hoofd arbeidszaken bij [eiser] ) en [B] (onderzoeker bij afdeling Security & Integrity Management van [eiser] ) met mr. Keulaerds en mr. M.L. Timmerman (een kantoorgenoot van mr. Keulaerds). Verder was [gedaagde sub 1] aanwezig met mr. Van der Aa en mr. M. Lammers (een kantoorgenoot van mr. Van der Aa) en [gedaagde sub 2] met mr. De Gelder.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde sub 1] was van 1 juni 1988 tot 1 juli 2017 in dienst van [eiser] , laatstelijk in de functie van communicatiemanager op de marketingafdeling tegen een salaris van

€ 5.029,81 bruto per maand exclusief emolumenten. In de uitoefening van zijn functie heeft [gedaagde sub 1] zich onder meer bezig gehouden met het ontwerp van pashouders.

2.2.

[gedaagde sub 2] was van 1 maart 1977 tot 1 januari 2018 in dienst van [eiser] , laatstelijk in de functie van merchandise manager tegen een salaris van € 4.526,83 bruto per maand exclusief emolumenten. In de uitoefening van zijn functie heeft [gedaagde sub 2] zich onder meer bezig gehouden met de inkoop van pashouders en onderhandelingen over het aantal en de prijs.

2.3.

[eiser] heeft haar pashouders jarenlang ingekocht bij [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). [C] (hierna: [C] ) is bestuurder en aandeelhouder van [bedrijf 1] . [bedrijf 6] (hierna: [bedrijf 6] ) heeft de pashouders in opdracht van [bedrijf 1] geproduceerd.

2.4.

Op 22 juli 2004 is de onderneming [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) opgericht. [bedrijf 3] houdt zich bezig met ontwikkelen, aankopen en verkopen van concepten, characters en merchandise ten behoeve van bedrijven en instellingen. Sinds 2010 hebben [bedrijf 4] B.V., de onderneming van [D] (de echtgenote van [gedaagde sub 1] ) (hierna: [bedrijf 4] ), en [bedrijf 5] B.V., de onderneming van [E] (de echtgenote van [gedaagde sub 2] ) (hierna: [bedrijf 5] ), beiden 50% van de aandelen in [bedrijf 3] en zijn zij de bestuurders van deze onderneming.

2.5.

In een e-mail van 16 oktober 2009 heeft [gedaagde sub 1] het volgende aan [gedaagde sub 2] bericht: “(…) [D] is ook enthousiast. Ze vond ok dat wijnkoelers in kunst-design ook wel kan… Misschien beperkte product-range kan mogelijk wel….(mits logisch en geld oplevert…ha ha) Zet de toko evt op naam van de dames, zou ook nog kunnen om belangenverstrengeling te voorkomen. (…)

2.6.

In een e-mail van 15 november 2009 heeft [gedaagde sub 2] het volgende aan [F] , financieel adviseur van [bedrijf 3] (hierna: [F] ) gevraagd: “(…) Voor welke vorm kan het best worden gekozen? Willen de zaak op naam van beide echtgenotes zetten – ik ben op huwelijkse getrouwd (nog steeds!!!!) Waarbij lopen we het minst risico c.q. wil prive zeker geen risico ‘lopen’ (…)”.

2.7.

In een e-mail van 10 januari 2010 heeft [gedaagde sub 2] het volgende aan [F] bericht (met een kopie aan [gedaagde sub 1] en [E] ): “(…) De werkmaatschappij komt zoals bekend op de beider meisjesnamen – ieder 49% en jij 2%. De naam wordt: [bedrijf 2]

De naam voor onze Holding ( [E] & [gedaagde sub 2] ) wordt: [holding] (…).

2.8.

In een e-mail van 11 januari 2010 heeft [gedaagde sub 2] aan [F] doorgegeven dat het bedrijf van [D] [bedrijf 4] zal heten.

2.9.

In een e-mail van 21 september 2010 heeft [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] een opzet gestuurd voor de tekst van de website van [bedrijf 3] .

2.10.

In een e-mail van 2 november 2010 heeft [gedaagde sub 1] het volgende aan [gedaagde sub 2] meegedeeld: “(…) We moeten ff datum prikken voor directie-overleg [bedrijf 3] . Raad van Commissarissen vraagt er nl om.

2.11.

In een e-mail van 1 december 2010 heeft [gedaagde sub 1] het volgende aan [gedaagde sub 2] bericht: “Erg interessant die pashoesjes. (…) Dat is een zeer interessante markt. Met kans op erg hoge aantallen. (…) Die markt is nog onontgonnen. Kunst is nu unieke bedrukkings-mogelijkheden te vinden, te bedenken Far East levert zeker prijsvoordeel op. 200.000 x 5 cent prijsvoordeel = al snel 10 k verschil. Als dit goed op de rit staat, pakken we een volgend item erbij.

2.12.

Op 8 december 2010 heeft [G] van [bedrijf 8] per mail aan [gedaagde sub 1] gevraagd: “Ha [F] ! Even voor de duidelijkheid. Kunnen we de [bedrijf 3] -site voor jullie gaan bouwen? (…)

2.13.

In een e-mail van 13 december 2010 heeft [gedaagde sub 1] aan [gedaagde sub 2] meegedeeld: “Ik ben gisteravond even gaan googelen naar cardhouder / cardholder / pashouder / etc Zeker interessant om te kijken, je komt van alles tegen (wereldwijd) Maar ook zeker een nog onontdekte markt tav customer-made en company-printed…!!

2.14.

In een e-mail van 17 februari 2014 met als onderwerp “idee suitcase-skate” heeft [gedaagde sub 1] het volgende aan [gedaagde sub 2] meegedeeld: “(…) En dit idee is te leuk om niks mee te doen. (…) We laten op basis van deze schets en idee samen met [bedrijf 9] een model maken in China. Het is “ONS IDEE” en we claimen en patenteren het. Daarna gaan we er de markt mee op ( [bedrijf 3] ).” In reactie daarop antwoordt [gedaagde sub 2] diezelfde dag per mail: “Doen”.

2.15.

In een e-mail van 19 december 2014 heeft [gedaagde sub 2] het volgende aan [F] meegedeeld: “(…) Wat ik verwacht volgend jaar met de [bedrijf 2] te doen. Q1 weer een opdracht voor 300.000 speciale passen, q3 ook weer dus dat is toch wel een aardige (…)”.

2.16.

In september 2017 heeft de FIOD de werkplek van [gedaagde sub 2] bij [eiser] onderzocht. Om die reden is de afdeling Security & Integrity Management van [eiser] (hierna: SIM) een onderzoek naar [gedaagde sub 2] gestart. SIM heeft [gedaagde sub 2] in het kader van dat onderzoek op 21 november 2017 en op 21 december 2017 gehoord.

2.17.

Door het onderzoek van SIM heeft [eiser] ontdekt dat [bedrijf 1] (een deel van) de door [gedaagde sub 2] bij haar bestelde pashouders heeft ingekocht bij [bedrijf 3] en dat de aandelen in [bedrijf 3] in handen waren van de echtgenotes van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] . Omdat [eiser] meende dat zij hierdoor was benadeeld, heeft zij een verzoek aan deze rechtbank gedaan om getuigen te mogen horen over de inkoopconstructie. Dat verzoek is toegestaan. Op 14 juni 2018 en 28 augustus 2018 heeft mr. P.M. Leijten als getuigen onder ede gehoord: [gedaagde sub 1] en diens echtgenote, [gedaagde sub 2] en diens echtgenote, [C] (DGA van [bedrijf 1] ), diens vader [H] (tevens voormalig eigenaar van [bedrijf 1] ). Van de verhoren is proces-verbaal opgemaakt.

2.18.

[bedrijf 3] heeft in de periode van 17 augustus 2012 tot en met 7 september 2017 in totaal € 217.384 aan de inkoop en verkoop van pashouders voor [eiser] verdiend. De marge was tot begin september 2014 € 0,05 per stuk en daarna € 0,09 per stuk.

3 Het geschil

4 De beoordeling

5 De beslissing