Rechtbank Midden-Nederland, 21-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3076, 9068898 UC EXPL 21-1938
Rechtbank Midden-Nederland, 21-07-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3076, 9068898 UC EXPL 21-1938
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 21 juli 2021
- Datum publicatie
- 23 augustus 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:3076
- Zaaknummer
- 9068898 UC EXPL 21-1938
Inhoudsindicatie
Veroordeling werkgever tot verlenen medewerking aan beëindiging slapend dienstverband met toekenning van een transitievergoeding. Arbeidsongeschiktheid als gevolg van een arbeidsconflict aangenomen, ondanks weigering WIA-uitkering door het UWV.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9068898 UC EXPL 21-1938 MS/1270
Vonnis van 21 juli 2021
inzake
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P.L. Wilke (Stichting Achmea Rechtsbijstand),
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd in de gemeente [naam gemeente] en kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. W.P. Ganzeboom.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
Op 22 juni 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar [eiser] met mr. Wilke is verschenen. Namens [gedaagde] is mr. Ganzeboom verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
[eiser] is op 13 maart 1996 in dienst getreden bij [bedrijfsnaam] B.V. als calculator/werkvoorbereider voor 40 uur per week. Deze onderneming heeft in 2020 haar naam gewijzigd in [gedaagde] B.V. en zal hierna ook [gedaagde] worden genoemd.
Op 9 januari 2014 is [eiser] uitgevallen wegens ziekte. De loondoorbetalingsverplichting van [gedaagde] is na 104 weken op 8 januari 2016 geëindigd.
Het UWV heeft [eiser] per 8 januari 2016 (deze datum wordt hierna ook aangeduid als: per einde wachttijd) geen WIA-uitkering toegekend. [eiser] heeft aanvankelijk een WW-uitkering gekregen en is per 1 januari 2017 bij een andere werkgever in dienst getreden als projectleider. De arbeidsovereenkomst met [gedaagde] is echter nooit beëindigd.
[eiser] heeft [gedaagde] op 30 juli 2020 verzocht in te stemmen met een beëindiging van zijn dienstverband onder toekenning van een transitievergoeding van € 32.604,02 bruto. [gedaagde] heeft dit (uiteindelijk) geweigerd, omdat zij verwacht dat zij voor de transitievergoeding geen compensatie van het UWV zal krijgen.
3 Het geschil
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
primair:
I. tot medewerking aan een beëindiging van de arbeidsovereenkomst (‘het slapend dienstverband’) middels het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met toekenning van een transitievergoeding van € 32.604,02 bruto en het vonnis op grond van artikel 3:300 BW in de plaats te stellen van de wilsverklaring van [gedaagde] ;
subsidiair:
II. binnen drie dagen na betekening van het vonnis de arbeidsovereenkomst zonder inachtneming van de opzegtermijn op te zeggen met instemming van [eiser] (op grond van artikel 7:671 lid 1 BW) onder toekenning van een transitievergoeding van € 32.604,02, op straffe van een dwangsom en vermeerderd met wettelijke rente;
meer subsidiair:
III. binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan [gedaagde] (de kantonrechter leest: [eiser] ) te betalen een schadevergoeding van € 32.604,02 bruto wegens handelen in strijd met het beginsel van goed werkgeverschap zoals vastgelegd in artikel 7:611 BW, op straffe van een dwangsom en vermeerderd met wettelijke rente;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
IV. tot overlegging van de eindafrekening met daarin een deugdelijke bruto/nettospecificatie binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag voor iedere dag waarin [gedaagde] daarin nalatig is;
V. tot betaling aan [eiser] van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.198,54 binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis;
VI. tot betaling van de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat uit de uitspraak van de Hoge Raad van 8 november 2019 (ECLI:NL:HR:2019:1734; hierna: de beslissing) volgt dat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden op grond van de eisen van goed werkgeverschap verplicht is mee te werken aan de beëindiging van het slapend dienstverband met betaling van de transitievergoeding. Nu [gedaagde] hieraan niet meewerkt, schiet zij toerekenbaar tekort in de nakoming van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij uit oogpunt van goed werkgeverschap niet gehouden is mee te werken aan een beëindiging van het dienstverband onder toekenning van een transitievergoeding, omdat bij [eiser] geen sprake is van arbeidsongeschiktheid en de betaling van een transitievergoeding om die reden niet door het UWV wordt gecompenseerd. [gedaagde] wijst erop dat [eiser] zijn verzoek pas vierenhalf jaar na het eindigen van de loondoorbetalingsverplichting heeft ingediend, terwijl hij al lang en breed elders aan de slag was. Dit verzoek heeft volgens [gedaagde] geen ander doel dan te proberen in aanmerking te komen voor de transitievergoeding.