Rechtbank Midden-Nederland, 04-02-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:515, 8758607
Rechtbank Midden-Nederland, 04-02-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:515, 8758607
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 4 februari 2021
- Datum publicatie
- 17 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2021:515
- Zaaknummer
- 8758607
Inhoudsindicatie
Art. 7:669 lid 3 sub e BW. Werknemer is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen in de procedure. Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever op de e-grond. Werknemer handelt ernstig verwijtbaar door na zijn ziekmelding tijdens vakantieverlof niet meer te reageren op oproepen werkgever en de arbodienst. Geen aanwijzingen dat werknemer niet meer in staat is contact op te nemen.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8758607 UE VERZ 20-281 SV/40160
Beschikking van 4 februari 2021
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.A. Coster,
tegen:
[verweerder] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
verder ook te noemen: [verweerder] ,
verwerende partij.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- het verzoekschrift van [verzoekster] met 21 bijlagen, op de griffie ingekomen op 9 september 2020;
- de brieven van [verzoekster] van 8 en 15 december 2020 en van 11 januari 2021 met in totaal 6 bijlagen.
De mondelinge behandeling heeft via skype plaatsgevonden op 14 januari 2021. [verzoekster] was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. Coster. [verweerder] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Daarna volgt deze beschikking.
2 De feiten
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1978, is sinds 24 juli 2017 in dienst van [verzoekster] , als medewerker logistiek. De arbeidsovereenkomst geldt vanaf 1 februari 2019 voor onbepaalde tijd.
[verweerder] heeft de periode van 16 december 2019 tot en met 17 januari 2020 verlof opgenomen voor een vakantie naar Sierra Leone. Tijdens zijn verlof heeft [verweerder] in de Whats-App-groep van de afdeling logistiek bericht dat hij lanssakoorts [lassa koorts] heeft opgelopen en dat hij is opgenomen in Sierra Leone.
[verweerder] is op 20 januari 2020, de eerste werkdag na zijn vakantie, niet op het werk verschenen. [verzoekster] heeft [verweerder] op 20 januari 2020 en de dagen erna geprobeerd te bellen en berichten gestuurd via WhatsApp, waarop geen reactie is gekomen. Op 24 januari 2020 heeft [verzoekster] een e-mail gestuurd naar [verweerder] , met het verzoek contact op te nemen.
[verzoekster] ontving (via een collega van [verweerder] ) een bericht met daarbij een medische verklaring van 23 januari 2020. In deze verklaring, afgedrukt op briefpapier waarop onder meer de regering van Sierra Leone en het ministerie van gezondheidszorg worden genoemd, staat dat [verweerder] op 28 december 2019 in een privéziekenhuis is opgenomen wegens malaria-infectie en daarna op 2 januari 2020 is opgenomen in het ziekenhuis voor infectieziekten, voor behandeling van Lassa serology.
Op 6 februari 2020 heeft [verzoekster] [verweerder] zowel per aangetekende brief aan het bij haar bekende woonadres van [verweerder] in [plaatsnaam] als per e-mail gevraagd uiterlijk 7 februari 2020 telefonisch contact op te nemen en aangekondigd dat als hij dit niet doet, het loon wordt opgeschort. De door [verzoekster] ingeschakelde arbodienst [bedrijfsnaam] B.V. (de arbodienst) heeft [verweerder] per brief van 7 februari 2020 opgeroepen voor het spreekuur bij de arbo-verpleegkundige op 14 februari 2020. De oproep is ook per e-mail naar [verweerder] verstuurd.
Omdat [verweerder] niet op de brief van [verzoekster] van 6 februari 2020 had gereageerd, heeft [verzoekster] [verweerder] per aangetekende brief en per e-mail van 11 februari 2020 meegedeeld dat zijn loon per 7 februari 2020 is opgeschort.
[verweerder] is zonder bericht niet verschenen op het spreekuur bij de arbo-verpleegkundige op 14 februari 2020.
Op 24 februari 2020 heeft de arbodienst het volgende e-mailbericht van [verweerder] ontvangen: “Helaas zie ik u bericht nu pas. Sinds 2January lig ik in het ziekenhuis in [.] . Ik heb Acute malarial infection en ben onder behandeling nog steds. Is het mogelijk een telefonishe afspraak te maken? Ook vraag ik graag jullie hulp. Ik heb slechts 1/3 van mijn salaris ontvangen. Mijn salaris heb ik nodig voor mijn retourticket. Willen jullie mij aub helpen dit in orde te maken? Ik zal mijn mail woensdag of vrijdag weer bekijken. Ik moet mijn neef vragen dit voor mij te doen. Want ik heb heir geen internet. Bedankt voor jullie help en ik vind deze situatie heel spijtig en ik hoop dat ik beter kan en snal naar Nederland kan.”
De arbodienst heeft [verweerder] op 25 februari 2020 per e-mail geantwoord dat het verstandig is om over de stopzetting van het salaris contact op te nemen met zijn werkgever. Daarbij heeft de arbodienst aangegeven welke medische informatie zij van [verweerder] nodig heeft om zijn arbeidsongeschiktheid op afstand te kunnen beoordelen.
[verzoekster] heeft [verweerder] op 26 februari 2020 een e-mail gestuurd met het verzoek contact op te nemen.
Op 6 april 2020 heeft de arbodienst [verweerder] per aangetekende brief aan zijn woonadres en per e-mail opgeroepen voor een telefonisch spreekuur van de bedrijfsarts op 10 april 2020, waarvoor hij gebeld zal worden op zijn mobiele telefoonnummer.
De bedrijfsarts heeft op 10 april 2020 geprobeerd [verweerder] telefonisch te bereiken, maar zijn telefoonnummer was niet bereikbaar.
Op 15 april 2020 heeft [verzoekster] [verweerder] per aangetekende brief aan zijn woonadres en per e-mail opnieuw verzocht contact met haar op te nemen. De aangetekende brief is op 9 juni 2020 retour ontvangen, met daarop de vermelding dat [verweerder] niet meer op het adres woont.
Op 26 mei 2020 heeft de arbodienst [verweerder] opnieuw opgeroepen voor een telefonisch spreekuur bij de bedrijfsarts op 28 mei 2020. De bedrijfsarts heeft [verweerder] op het aangekondigde tijdstip niet telefonisch kunnen bereiken.
Op 7 juli 2020 heeft [verzoekster] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), dat op 5 augustus 2020 is afgegeven. Hierin heeft het UWV geconstateerd dat het haar niet is gelukt telefonisch contact op te nemen met [verweerder] , dat zowel de door haar per gewone post als per aangetekende post verzonden brieven naar zijn woonadres retour zijn gekomen met de vermelding ‘woont niet meer op dit adres’ en dat ook op het verzoek per e-mail om binnen vijf dagen contact op te nemen, geen reactie van [verweerder] is ontvangen. Het UWV is vervolgens tot de conclusie gekomen dat de re-integratie-inspanningen van [verweerder] onvoldoende zijn.
3 Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] met onmiddellijke ingang te ontbinden op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), primair wegens (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder] , meer in het bijzonder het niet nakomen van re-integratieverplichtingen (artikel 7:669 lid 3 sub e BW) en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 sub g BW).
[verzoekster] voert ter onderbouwing van het verwijtbaar handelen aan dat [verweerder] herhaaldelijk en gedurende een periode van zeven maanden zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt. [verzoekster] heeft op allerlei manieren en herhaaldelijk geprobeerd met [verweerder] in contact te komen en geprobeerd [verweerder] te laten meewerken aan zijn re-integratie. [verweerder] is verschillende malen uitgenodigd voor het (telefonisch) spreekuur van de bedrijfsarts, maar [verweerder] was niet bereikbaar, waardoor de arbeids(on)geschiktheid niet beoordeeld kan worden. [verzoekster] heeft de betaling van het loon daarom gestaakt. Uit het deskundigenoordeel van het UWV blijkt dat [verweerder] zich onvoldoende heeft ingespannen voor zijn re-integratie. Door het niet nakomen van re-integratieverplichtingen is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Het opzegverbod is niet van toepassing omdat [verweerder] zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen niet nakomt.
[verzoekster] voert ter onderbouwing van de verstoorde arbeidsverhouding aan dat zij door de hiervoor genoemde gebeurtenissen geen vertrouwen meer heeft in [verweerder] . Ook al is [verweerder] bekend met het verzuimprotocol van [verzoekster] , hij heeft [verzoekster] al zeven maanden niets meer laten horen. Daar komt bij dat [verweerder] wel de moeite heeft genomen om de arbodienst te mailen en geld te vragen voor een vliegticket, maar niet om [verzoekster] te antwoorden.