Home

Rechtbank Midden-Nederland, 19-11-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:5622, UTR 21/2747

Rechtbank Midden-Nederland, 19-11-2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:5622, UTR 21/2747

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
19 november 2021
Datum publicatie
3 december 2021
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2021:5622
Formele relaties
Zaaknummer
UTR 21/2747

Inhoudsindicatie

Wet bibob, weigering splitsingsvergunning. Wetsuitleg van artikel 3a lid 3 Wet bibob, dat bepaalt dat de mate van gevaar na een vonnis van de strafrechter tot vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging niet op die overtreding wordt gebaseerd. De rechtbank oordeelt dat de bepaling in dezelfde zin moet worden toegepast op uitspraken van de bestuursrechter waarbij een bestuurlijke boete vanwege het ontbreken van verwijtbaarheid is vernietigd of op nihil is gesteld. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de keuze van de wetgever voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke sanctionering moet doorwerken in de uitkomst van een Wet bibob-beoordeling. De wetgever heeft de situatie waarbij de bestuursrechter in eerste aanleg heeft geoordeeld dat de verwijtbaarheid bij een bestuurlijk beboetbare overtreding ontbreekt klaarblijkelijk niet voorzien. De rechtbank oordeelt dat een redelijke wetsuitleg van artikel 3a, derde lid, van de Wet bibob meebrengt dat een bestuursorgaan de mate van gevaar in die situatie evenmin op grond van die overtreding mag vaststellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 21/2747

[eiser 1] , uit [woonplaats] , eiser, en

[eiser 2] BV,

[eiser 3] BV, en

[eiser 4] BV, alle gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gezamenlijk: eisers

(gemachtigde: mr. W. van Galen),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Ossel).

Inleiding

Deze zaak gaat over de weigering van een vergunning tot splitsing van een pand aan de [adres] in [woonplaats] in appartementsrechten op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob).

Eiser en [medeigenaar] (mede-eigenaar, gezamenlijk: de eigenaren) zijn gezamenlijk eigenaar van het pand aan de [straat 1] , en van twee panden aan de [straat 2] en de [straat 3] in [plaats] .

Op 25 juni 2019 heeft verweerder aan elk van de eigenaren een bestuurlijke boete opgelegd van € 12.500,-, omdat zij met betrekking tot de panden aan de [straat 2] en de [straat 3] zonder vergunning woonruimte aan de bestemming tot bewoning zouden hebben onttrokken. De eigenaren hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Dit is bij besluit van 28 januari 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens zijn de eigenaren in beroep gegaan.

Op 1 mei 2020 is namens mede-eigenaar een aanvraag ingediend om het pand aan de [straat 1] kadastraal te splitsen in vier appartementsrechten.

Ter beoordeling van de aanvraag heeft verweerder advies gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob (Lbb). Het Lbb heeft op 25 september 2020 advies uitgebracht, waarin is geconcludeerd dat er vanwege de eerdere overtredingen aan de [straat 2] en de [straat 3] , gepleegd door de eigenaren, ernstig gevaar bestaat dat de aangevraagde splitsingsvergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Naar aanleiding van dit advies heeft verweerder de aanvraag op 11 november 2020 afgewezen. Mede-eigenaar en eisers zijn hiertegen in bezwaar gegaan.

Op 10 december 2020 heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep van de eigenaren tegen de bestuurlijke boetes.1 De rechtbank heeft geoordeeld dat de eigenaren hebben gehandeld in strijd met de Huisvestingswet 2014 (Huisvestingswet) en de Huisvestingsverordening regio Utrecht 2015 (Huisvestingsverordening), maar dat die overtredingen de eigenaren niet kunnen worden verweten. Daarom zijn de boetes door de rechtbank op nihil gesteld. Het college is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan, waarop nog geen uitspraak is gedaan.

Op 14 mei 2021 heeft verweerder het bezwaar tegen de weigering tot het verlenen van een splitsingsvergunning ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook mede-eigenaar en [bedrijf] BV hebben beroep tegen het bestreden besluit ingesteld. Zij hebben het beroep echter voor de zitting ingetrokken.

De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] .

Overwegingen

Beslissing

Bent u het niet eens met deze uitspraak?