Rechtbank Midden-Nederland, 08-04-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1299, 9786851 UV EXPL 22-76 LH/1040
Rechtbank Midden-Nederland, 08-04-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1299, 9786851 UV EXPL 22-76 LH/1040
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 8 april 2022
- Datum publicatie
- 8 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2022:1299
- Zaaknummer
- 9786851 UV EXPL 22-76 LH/1040
Inhoudsindicatie
Staking in timmerfabriek na stukgelopen onderhandelingen over een sociaal plan. Bedrijfsverplaatsing van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2]. Relatieve vredesplicht van de vakbond en uitleg van de lopende cao. Belangengeschil in de zin van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. Verhouding tussen collectief overleg over het sociaal plan enerzijds en eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomsten anderzijds. Kantonrechter wijst de vordering van werkgever tot beëindiging van de collectieve actie af.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9786851 UV EXPL 22-76 LH/1040
Kort geding vonnis van 8 april 2022
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. de Jong,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Federatie Nederlandse Vakbeweging,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen FNV,
gedaagde partij,
gemachtigden: mr. R.A. Severijn en mr. A.M. Dielemans.
1 Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende schriftelijke stukken:
- de dagvaarding en de bijbehorende producties 1 tot en met 17;
- de producties 1 tot en met 3 aan de zijde van FNV.
Op 5 april 2022 heeft de mondelinge behandeling van dit kort geding plaats gevonden. Op die zitting zijn voor [eiseres] verschenen de heer [A] (algemeen directeur van de groep waartoe [eiseres] behoort), de heer [B] (bestuurder van [eiseres] ) en mevrouw [C] (HR-manager), vergezeld door mr. De Jong. Voor FNV is verschenen de heer [D] ( [functie] ), vergezeld door mrs. Severijn en Dielemans. Het merendeel van de werknemers van [eiseres] was ook ter zitting aanwezig. Partijen hebben de standpunten (nader) toegelicht, onder meer aan de hand van de door hun gemachtigden overgelegde pleitaantekeningen. Partijen hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
Daarna is partijen dit vonnis in het vooruitzicht gesteld.
2 De feiten
[eiseres] maakt in [plaatsnaam 1] op industriële wijze deuren van hout. Zij produceert de deuren uitsluitend ten behoeve van een zustervennootschap, [onderneming] B.V. te [plaatsnaam 2] . De andere vennootschappen van de groep zijn eveneens in [plaatsnaam 2] gevestigd. [eiseres] heeft 11 werknemers, van wie er acht 50 jaar of ouder zijn en/of langer dan 20 jaar in dienst zijn. [eiseres] heeft geen ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT) ingesteld. Bij [onderneming] B.V (waar meer dan 200 werknemers werken) is wel een ondernemingsraad.
FNV is, samen met CNV Vakmensen, aan werknemerszijde partij bij de cao voor de timmerindustrie, die met de Nederlandse Branchevereniging voor de Timmerindustrie is afgesloten, laatstelijk voor de periode van 1 december 2021 tot 1 maart 2024 (hierna te noemen: de cao). De bedrijfsactiviteiten van [eiseres] vallen binnen de werkingssfeer van de cao. Al haar werknemers zijn lid van FNV. Op de arbeidsovereenkomsten die [eiseres] met haar werknemers is aangegaan, is de cao van toepassing.
In de cao, die een minimum karakter heeft, is in artikel 4 lid 3 bepaald: ‘De werknemersorganisaties verbinden zich gedurende de tijd, dat de bepalingen van deze cao van kracht zijn, bij de leden van de deelnemende werkgeversorganisaties geen actie te voeren en geen stakingen toe te passen welke beogen wijziging te brengen in deze overeenkomst’.
Artikel 33 van deze cao geeft de volgende regeling ‘Vergoeding reisuren’:
‘1. Onder reisuren worden verstaan de uren gedurende welke gereisd wordt van de woning tot het werk en terug. Zij moeten worden vergoed indien de werknemer door de werkgever wordt tewerkgesteld in een andere gemeente of gedeelte van een gemeente dan waarvoor hij is aangenomen. 2. Reisuren worden aan de in het eerste lid bedoelde werknemer vergoed tegen het voor die werknemer geldende garantieloon voor de duur van de reis (reistijd) met uitzondering van de eerste zestig minuten per dag. 3.a. Als reistijd bij gebruik van een openbaar middel van vervoer geldt de reistijd volgens de dienstregeling. b. Bij elk ander vervoermiddel wordt aangenomen dat per uur wordt afgelegd door: (-) een auto 50 km. c. Bij gebruik van (-) een auto kan in afwijking van hetgeen hierboven is bepaald door werkgever en werknemer in onderling overleg een andere afstand per uur worden vastgesteld. Dit met inachtneming van de af te leggen route. 4. Indien de werktijd, de wettelijk voorgeschreven rusttijd en de reistijd tezamen meer bedragen dan 10,5 uur per dag zal de werktijd in zoverre worden ingekort. De in de normale werktijd vallende reisuren zullen in dit geval als arbeidsuren worden betaald.’
In artikel 62 van de cao (‘Fusie, reorganisatie, sluiting bedrijf of bedrijfsonderdeel en technische vernieuwing’) is bepaald dat de werkgever een voorgenomen fusie-, reorganisatie- of sluitingsbesluit dat tot een wijziging in de organisatie leidt waarbij meer dan 10% van het personeel - door ‘hetzij functiewijziging en/of functiebeëindiging’ - is betrokken (of waarbij voor de helft van het personeel van een afdeling de functie wijzigt of wordt beëindigd) zal voorleggen aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. De gevolgen van het voorgenomen besluit dient de werkgever te bespreken met de werknemersorganisaties en het medezeggenschapsorgaan. Het derde lid van dat artikel 62 bepaalt: ‘Inzake de gevolgen die voor werknemers of een aantal werknemers in verband met fusies, sluiting bedrijf of bedrijfsonderdeel zijn te verwachten, zal de werkgever in overleg met de werknemersorganisaties, de OR c.q. de PVT een sociaal plan opstellen. (-) Een model ‘Aandachtspunten’ sociaal plan is te vinden in aanhangsel 4 bij deze cao.’ In dat aanhangsel zijn, voor het geval bij een ‘ingrijpende verandering van de personeelsorganisatie (-) de wederzijdse behoefte aan een Sociaal Plan naar voren (komt), gericht op een aanvaardbare begeleiding van werknemers die ontslagen zullen worden’, enkele ‘Aandachtspunten van algemene aard’ (zoals het instellen van een begeleidings- en beroepscommissie en het opnemen van een hardheidsclausule) en een aantal ‘Aandachtspunten voor speciale regelingen’ (onder andere van financiële aard) geformuleerd. ‘Uiteraard zal’, zo vermeldt het aanhangsel, ‘de invulling van het plan altijd op de individuele situatie van de werknemer(s) en de werkgevers moeten worden toegespitst’.
Omdat het bedrijfsterrein van [eiseres] te [plaatsnaam 1] een andere bestemming zal krijgen, heeft zij om bedrijfseconomische redenen besloten de onderneming te verplaatsen naar [plaatsnaam 2] , op 96 kilometer van [plaatsnaam 1] . [eiseres] wil (al) haar werknemers graag, in dezelfde functies, in [plaatsnaam 2] laten werken. Toen bij de presentatie van het plan aan het personeel, begin 7 december 2021, bij werknemers vragen waren gerezen, en onduidelijkheid was ontstaan, over de wijze waarop de gevolgen van de verhuizing voor de werknemers zouden worden opgevangen, heeft FNV zich in januari 2022 op het standpunt gesteld dat er een sociaal plan zou moeten worden afgesloten. Waar [eiseres] aanvankelijk in overleg met de individuele werknemers naar ‘maatwerkoplossingen’ wilde zoeken, heeft zij zich begin februari 2022 alsnog bereid verklaard met FNV te overleggen over een collectieve regeling van de gevolgen van de verhuizing. Op 15 februari 2022 heeft [eiseres] aan FNV een concept sociaal plan voorgelegd. Daarin was (voor ‘blijvers’) onder meer - naast een ‘Blijfwerkentoteind2022bonus’ - een reistijdregeling opgenomen waarin aansluiting was gezocht bij het bepaalde in artikel 33 van de cao, en (voor ‘vertrekkers’) in een ‘externe herplaatsingsregeling’ met terugkeermogelijkheid (van een jaar) voorzien. Hierover is met FNV geen overeenstemming bereikt, met name omdat FNV een vertrekregeling en ontslagvergoeding eiste voor de werknemers van wie de reistijd door de wijziging van de standplaats een uur of meer voor een enkele reis (te rekenen vanaf het woonadres van de werknemer) zou gaan bedragen. [eiseres] wilde geen afspraken maken over een collectieve vertrekregeling, omdat het personeel het werk in [plaatsnaam 2] kan voortzetten.
Toen in voortgezet overleg de patstelling niet kon worden doorbroken, heeft FNV bij brief van 29 maart 2022 aan [eiseres] acties, waaronder werkonderbrekingen en stakingen voor kortere of langere duur, aangezegd indien zij niet vóór donderdag 31 maart 2022 te 17.00 uur aan de FNV-eisen ten aanzien van het af te sluiten sociaal plan zou voldoen. Op 31 maart 2022 heeft [eiseres] aan FNV meegedeeld geen reden te zien om met een vertrekregeling akkoord te gaan waaraan alle werknemers aanspraak op een ontslagvergoeding kunnen ontlenen.
Op vrijdag 1 april 2022 om 10.00 uur hebben de werknemers van [eiseres] het werk neergelegd. Op maandag 4 april 2022 hebben zij gewerkt. Op dinsdag 5 april 2022 hebben zij het onderhavige kort geding bijgewoond.
3 De vordering en het daartegen gevoerde verweer
[eiseres] vordert in dit kort geding dat FNV wordt veroordeeld om met onmiddellijke ingang het uitvoeren en faciliteren van, het oproepen tot en het betrokken zijn bij collectieve acties, daaronder werkonderbrekingen en stakingen, te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voorts vordert [eiseres] dat FNV wordt veroordeeld om met onmiddellijke ingang, doch uiterlijk binnen vier uur na het wijzen van het vonnis, aan haar leden en de betrokken werknemers bekend te maken dat de acties onrechtmatig zijn, dat het haar leden en die werknemers niet is toegestaan op enigerlei wijze de acties doorgang te laten vinden en dat de acties onmiddellijk dienen te worden beëindigd en beëindigd te blijven, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiseres] de veroordeling van FNV in de buitengerechtelijke kosten, de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf zeven dagen na het wijzen van het vonnis.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat FNV onrechtmatig handelt door haar werknemers op te roepen tot het voeren van collectieve acties. FNV schendt haar vredesplicht, zoals bedoeld in artikel 4 lid 3 van de cao, omdat zij met de acties - impliciet - beoogt wijziging te brengen in de cao. Door tot staking op te roepen komt FNV haar verplichting om de cao na te leven niet na. Artikel 33 van de cao geeft een duidelijke regeling om de gevolgen van een wijziging van de standplaats op te vangen en die regeling past [eiseres] toe. Artikel 62 van de cao (over een sociaal plan) mist toepassing, omdat er door de verhuizing geen gedwongen ontslagen vallen. Het is omgekeerd: de staking dient ertoe om ontslag (op eigen verzoek, met een ontslagvergoeding) af te dwingen.
[eiseres] meent bovendien dat FNV met haar collectieve acties voor de verkeerde weg kiest. Of een individuele werknemer, als goed werknemer, het voorstel van [eiseres] tot wijziging van de arbeidsplaats onder de gegeven (ook persoonlijke) omstandigheden in redelijkheid mag afwijzen, is een juridische vraag die volgens de geldende arbeidsrechtelijke regels, onder meer die van de ‘ [achternaam] Mammoet’-rechtspraak (HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008: LJN BD1847), zo nodig door de rechter, moet worden beslist. Er is dus geen sprake van een belangengeschil, maar van een rechtsgeschil. Daarvoor mag niet worden gestaakt, omdat ‘recht voor machtsuitoefening’ gaat. De acties vallen daarmee niet onder artikel 6, aanhef en onder 4 van het Europees Sociaal Handvest (ESH). [eiseres] meent een redelijk voorstel te hebben gedaan om de gevolgen op te vangen die de verhuizing naar [plaatsnaam 2] voor de werknemers heeft.
FNV betwist de vordering, omdat de voorgenomen collectieve acties volgens haar niet onrechtmatig zijn. De acties vallen onder het bereik van artikel 6, aanhef en onder 4 ESH. Er is sprake van een belangengeschil over de inhoud van het af te sluiten sociaal plan en de collectieve acties dragen bij tot de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Er is geen reden voor een beperking van dat recht, zo meent FNV.