Home

Rechtbank Midden-Nederland, 02-06-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2152, 9734136 UE VERZ 22-65

Rechtbank Midden-Nederland, 02-06-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2152, 9734136 UE VERZ 22-65

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
2 juni 2022
Datum publicatie
15 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2022:2152
Zaaknummer
9734136 UE VERZ 22-65

Inhoudsindicatie

Ontbinding arbeidsovereenkomst op de h-grond.

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 9734136 UE VERZ 22-65 MS/1270

Vonnis van 2 juni 2022

inzake

de besloten vennootschap

[verzoekster] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verzoekster] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. A.J.S. van Popering-Kalkman,

tegen:

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen mevrouw [achternaam] ,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. J. Niggelie.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

[verzoekster] heeft een verzoekschrift met producties ingediend, dat op 4 maart 2022 door de rechtbank is ontvangen. Mevrouw [achternaam] heeft een verweerschrift met producties ingediend. [verzoekster] heeft nog nadere producties ingediend.

1.2.

Op 21 april 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar namens [verzoekster] zijn verschenen de heer [A] , directeur-eigenaar van [verzoekster] , de heer [B] , manager Stafdiensten bij [verzoekster] , mevrouw [C] , HR-manager bij [verzoekster] en mr. Van Popering-Kalkman, gemachtigde van [verzoekster] . Mevrouw [achternaam] is verschenen met haar gemachtigde mr. Niggelie. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij de gemachtigde van [verzoekster] gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Partijen hebben op elkaars standpunten kunnen reageren en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak zal worden gedaan.

2 De voorgeschiedenis

2.1.

[verzoekster] houdt zich bezig met [.] . Aan de opdrachten die zij uitvoert gaat vaak een aanbestedingsprocedure vooraf.

2.2.

Mevrouw [achternaam] , geboren op [geboortedatum] 1982, is sinds 18 juli 2016 in dienst van [verzoekster] als administratief medewerkster. Zij verricht haar werkzaamheden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 16,5 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Groen, Grond en Infrastructuur (hierna: de cao) van toepassing. Deze cao is algemeen verbindend verklaard. Het loon van mevrouw [achternaam] bedraagt € 1.373,63 bruto per vier weken, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.

2.3.

De echtgenoot van mevrouw [achternaam] , de heer [achternaam] , is meer dan 25 jaar werkzaam geweest voor [verzoekster] . Hij werkte laatstelijk als projectleider en maakte deel uit van het Management Team. De heer [achternaam] heeft zijn arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 1 maart 2021 beëindigd. Volgens [verzoekster] was de oorzaak hiervan (mede) gelegen in een arbeidsconflict, maar dit wordt door mevrouw [achternaam] ontkend. In de aanloop naar deze beëindiging heeft [verzoekster] het thuiswerkaccount van de heer en mevrouw [achternaam] stopgezet. De heer [achternaam] is na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij [onderneming 1] , een concurrent van [verzoekster] . [verzoekster] heeft het thuiswerkaccount van mevrouw [achternaam] daarom geblokkeerd gelaten.

2.4.

Op 8 november 2021 heeft mevrouw [achternaam] tijdens een werkoverleg van de afdeling administratie gevraagd of zij evenals haar collega’s mocht thuiswerken. Volgens [verzoekster] heeft zij daarbij aangegeven dat ze na het vertrek van haar man het gevoel had dat ze niet meer werd vertrouwd door de leiding van [verzoekster] en gezegd dat ze maar om zich heen zou moeten gaan kijken. Mevrouw [achternaam] erkent dat zij gevraagd heeft of zij thuis mocht werken, maar ontkent dat zij gevraagd heeft om het vertrouwen in haar uit te spreken en dat zij gezegd heeft dat zij de organisatie anders zou verlaten.

2.5.

[verzoekster] stelt dat de heer [A] na dit werkoverleg nog een gesprek heeft gehad met mevrouw [achternaam] en dat zij in dit gesprek heeft herhaald wat zij in het werkoverleg heeft gezegd.

2.6.

[verzoekster] heeft mevrouw [achternaam] tijdens een gesprek op 21 december 2021 een beëindigingsvoorstel gedaan. Partijen hebben met elkaar over dit voorstel gecorrespondeerd, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.

3 Het geschil

het verzoek

3.1.

[verzoekster] verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 onder a en artikel 7:669 lid 3 sub h, g en i van het Burgerlijk Wetboek (BW) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen op de kortst mogelijke termijn met toekenning aan mevrouw [achternaam] van de transitievergoeding.

het verweer en het tegenverzoek

3.2.

Mevrouw [achternaam] voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat er geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat en verzoekt primair het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen met veroordeling van [verzoekster] tot het publiceren van een rectificatie.

3.3.

Voor het geval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, verzoekt mevrouw [achternaam] bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 3.728,85 bruto;

II. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 55.000,-- bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

III. [verzoekster] op grond van artikel 7:699 lid 3 sub i BW te veroordelen tot betaling van een cumulatievergoeding ter hoogte van € 1.864,43 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

IV. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de geldende opzegtermijn van zes maanden zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de ontbindingsbeschikking;

V. [verzoekster] te veroordelen om uiterlijk binnen een maand na de einddatum onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke specificatie een correcte eindafrekening te betalen, bestaande uit het resterende salaris, de tot de einddatum opgebouwde vakantietoeslag, eindejaarsuitkering (naar rato), de opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen alsmede de ADV-dagen, een en ander conform productie 13 van de kant van mevrouw [achternaam] ;

VI. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag van algehele voldoening;

met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten en de nakosten.

3.4.

[verzoekster] heeft hiertegen verweer gevoerd.

4 De beoordeling

5 De beslissing