Rechtbank Midden-Nederland, 11-07-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3273, 9613796
Rechtbank Midden-Nederland, 11-07-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3273, 9613796
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 11 juli 2022
- Datum publicatie
- 8 november 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2022:3273
- Zaaknummer
- 9613796
Inhoudsindicatie
Herstel van het dienstverband na opzegging met toestemming van UWV op grond van bedrijfseconomische redenen. Uitwisselbaarheid functies.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9613796 UE VERZ 22-5 MRv/48356
Beschikking van 11 juli 2022
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E. Beekhuis,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerster] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J. Croonen.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking in het incident van 9 maart 2022;
- het verweerschrift in de hoofdzaak tevens (voorwaardelijk) verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
- de akte met producties van [verzoeker] van 3 mei 2022;
- de akte met productie van [verzoeker] van 6 mei 2022.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 mei 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens deze mondelinge behandeling is besproken.
Ten slotte is de datum voor de beschikking bepaald.
2 Waar deze zaak over gaat
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1968, is op 1 oktober 2000 in dienst van [verweerster] getreden, waar hij laatstelijk de functie had (partijen zijn het niet geheel eens over de functie-aanduiding) van Sales Director Document Services dan wel Senior Manager I, Sales Management (conform het internationale functiegebouw van [verweerster] ). Het laatstgenoten brutosalaris van [verzoeker] bedraagt € 7.931,10 per maand exclusief emolumenten.
Op 2 juli 2021 heeft [verweerster] bij het UWV toestemming gevraagd om het dienstverband van [verzoeker] op te zeggen op grond van bedrijfseconomische redenen in de zin van artikel 7:671a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Op 25 oktober 2021 heeft UWV deze toestemming verleend.
Bij brief van 4 november 2021 heeft [verweerster] het dienstverband van [verzoeker] met ingang van 1 februari 2022 opgezegd.
3 Het verzoek van [verzoeker] en het (voorwaardelijk) tegenverzoek van [verweerster]
[verzoeker] verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, zo vat de kantonrechter het samen1:
primair
C. de arbeidsovereenkomst van hem met toepassing van artikel 7:682 BW jo. 3:300 BW met ingang van 1 februari 2022 te herstellen, dan wel [verweerster] te veroordelen om de arbeidsovereenkomst met ingang van deze datum te herstellen, althans om de arbeidsovereenkomst te herstellen met ingang van een door de kantonrechter te bepalen datum, zo nodig op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag als [verweerster] niet binnen 24 uur na betekening van de beschikking aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 150.000,00, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
D. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het salaris, inclusief emolumenten, vanaf de datum onder (C), te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente;
E. [verweerster] te veroordelen [verzoeker] binnen 48 uur na betekening van de beschikking weer tot het werk toe te laten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerster] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
F. indien en voor zover de onder (C) bedoelde datum van herstel van de arbeidsovereenkomst zes maanden of langer na 1 februari 2022 ligt, de voorziening te treffen dat beide arbeidsovereenkomsten samen moeten worden genomen voor alle arbeidsrechtelijke regelingen waarvoor de doorbrekingstermijn van 6 maanden nadelige gevolgen voor [verzoeker] heeft;
G. [verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van € 7.931,10, te vermeerderen met 8% vakantiegeld, provisie van € 4.216,56 en compensatie pensioen van € 459,14, indien de arbeidsovereenkomst niet aansluitend op 1 februari 2022 wordt hersteld, alsmede een bedrag van € 2.000,00, voor iedere maand dat de onderbreking heeft geduurd, een en ander bruto, zulks ter compensatie van het door [verzoeker] geleden nadeel;
subsidiair (voor het geval de arbeidsovereenkomst niet wordt hersteld)
H. te bepalen dat [verweerster] aan [verzoeker] een billijke vergoeding ex artikel 7:682 lid 1 sub b BW is verschuldigd van € 600.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
I. [verweerster] te veroordelen aan [verzoeker] te betalen de transitievergoeding als bedoeld in
artikel 7:673 BW van € 96.820,00 bruto, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
1 februari 2022 tot de dag van voldoening;
J. [verweerster] te veroordelen aan [verzoeker] te betalen de voorzieningen zoals deze zijn opgenomen in het Sociaal Plan (20019/2020), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 februari 2022 tot de dag van voldoening2;
L. [verweerster] te veroordelen aan [verzoeker] € 30.107,63 bruto te betalen voor niet genoten vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke verhoging, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag dat [verweerster] in gebreke is gebleven met vergoeding van de vakantiedagen tot de dag van voldoening3;
N. te bepalen dat [verweerster] aan het overeengekomen concurrentiebeding geen rechten kan ontlenen;
in alle gevallen
K. [verweerster] te veroordelen aan [verzoeker] de daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 33.870,08 inclusief btw te betalen;
M. [verweerster] te veroordelen aan [verzoeker] € 54.815,28 bruto aan provisie te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag dat [verweerster] in gebreke is gebleven met betaling van de provisie tot de dag van voldoening;
O. te bepalen dat [verweerster] de kosten van de procedure draagt.
De incidentele verzoeken (opgenomen in het verzoekschrift onder A en B) zijn reeds beoordeeld bij beschikking in het incident van 9 maart 2022.
[verzoeker] verzoekt dus - samengevat - primair om herstel van zijn arbeidsovereenkomst en subsidiair (voor het geval de arbeidsovereenkomst niet wordt hersteld) om een aantal vergoedingen. Hij stelt zich daarbij op het standpunt dat de ontslagregels onjuist zijn toegepast en het UWV ten onrechte haar toestemming voor het ontslag heeft verleend, waardoor er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van het dienstverband.
Ter onderbouwing van zijn verzoeken stelt [verzoeker] dat het UWV in haar beslissing ten onrechte heeft geoordeeld dat de functies van [verzoeker] en zijn collega de heer [A] (hierna: [A] ) niet uitwisselbaar zijn. Verder stelt [verzoeker] dat [verweerster] de ontslagregels onjuist heeft toegepast, omdat de functies van [verzoeker] en [A] uitwisselbaar zijn zodat met toepassing van het afspiegelingsbeginsel niet [verzoeker] maar [A] voor ontslag in aanmerking komt. Door de na reorganisatie ontstane nieuwe functie niet aan [verzoeker] maar aan [A] aan te bieden heeft [verweerster] bovendien in strijd met haar herplaatsingsplicht gehandeld, aldus [verzoeker] .
[verweerster] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] , met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure. [verweerster] voert aan dat zij met gebruikmaking van de door het UWV verleende toestemming de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] rechtmatig en regelmatig heeft opgezegd. [verweerster] betwist dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. Voor zover de kantonrechter zou oordelen dat de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] moet worden hersteld, verzoekt [verweerster] de arbeidsovereenkomst te (laten) herstellen per 1 oktober 2022 en [verzoeker] te veroordelen aan [verweerster] de reeds betaalde transitievergoeding van € 65.196,00 bruto binnen 7 dagen na betekening van de beschikking terug te betalen, althans te bepalen dat de transitievergoeding kan worden verrekend wanneer aan [verzoeker] een compensatie voor de onderbreking van de arbeidsovereenkomsten wordt toegekend.
[verweerster] heeft een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend. Zij verzoekt de kantonrechter (voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt hertseld) de arbeidsovereenkomst tussen van [verzoeker] te ontbinden per 1 februari 2022, dan wel de datum van de beschikking, dan wel een in goede justitie te bepalen datum en bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst geen rekening te houden met de opzegtermijn, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.
[verzoeker] heeft zich tegen het tegenverzoek verweerd en aanspraak gemaakt op de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 600.000,00 bruto, vermeerderd met wettelijke rente, voor het geval het tegenverzoek wordt toegewezen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.