Home

Rechtbank Midden-Nederland, 16-08-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3277, 9987744

Rechtbank Midden-Nederland, 16-08-2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3277, 9987744

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
16 augustus 2022
Datum publicatie
21 november 2022
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2022:3277
Zaaknummer
9987744

Inhoudsindicatie

Vordering tot afgifte bescheiden afgewezen. Geen spoedeisend belang. Belang bij bescheiden onvoldoende gemotiveerd. Relevantie van bescheiden onvoldoende duidelijk.

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 9987744 UV EXPL 22-144 MRv/48356

Kort geding vonnis van 16 augustus 2022

inzake

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen: [eiseres] ,

eisende partij,

gemachtigde: mr. M.C.G.M. van den Heuvel,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,

[gedaagde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen: [gedaagde] ,

gedaagde partij,

gemachtigde: mr. S.C. Verlinden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties 1 tot en met 12;

- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 14;

- de nagezonden productie 13 van [eiseres] ;

- de nagezonden productie 14 van [eiseres] .

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 augustus 2022. [eiseres] en [gedaagde] zijn verschenen, vergezeld van hun gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. [eiseres] heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Waar gaat deze zaak over

2.1.

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1986, was van 1 mei 2020 tot 1 oktober 2021 in dienst van [onderneming 1] B.V. (rechtsvoorganger van [gedaagde] ) in de functie van Sales Manager. Het laatstgenoten brutosalaris van [eiseres] bedroeg € 4.590,00 bruto per maand exclusief emolumenten. [eiseres] is per 1 oktober 2021 in dienst getreden bij [onderneming 2] B.V.

2.2.

Op grond van artikel 3 van de arbeidsovereenkomst kon [eiseres] afhankelijk van de vooraf gestelde doelstellingen en voorwaarden jaarlijks een bonus behalen. [eiseres] werd over deze doelstellingen en voorwaarden (jaarlijks) per brief geïnformeerd.

2.3.

Per brief van 20 maart 2020 aan [eiseres] heeft [gedaagde] de doelstellingen en voorwaarden vastgesteld waaraan moest zijn voldaan om vanaf dat moment voor een bonus in aanmerking te komen. [eiseres] heeft in 2020 niet aan deze voorwaarden voldaan en daarom geen bonus gekregen.

2.4.

Per brief van 19 januari 2021 aan [eiseres] heeft [gedaagde] de doelstellingen en voorwaarden vastgesteld waaraan moet zijn voldaan om vanaf dat moment voor een bonus in aanmerking te komen. In deze brief is de regeling voor een individuele bonus en een teambonus vastgesteld.

2.5.

Op 15 maart 2021 is aan [eiseres] schriftelijk medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst met een jaar wordt verlengd, tot en met 30 april 2022. Per brief van 8 april 2021 van [gedaagde] aan [eiseres] heeft [gedaagde] een nieuwe bonusregeling vastgesteld. De regeling voor een individuele bonus en een teambonus is identiek aan de regeling zoals vastgesteld bij brief van 19 januari 2021. Daarnaast is in deze brief een bonusregeling voor aanbestedingen, RFP’s en tenders vastgesteld.

2.6.

In het laatste half jaar van 2021 heeft [gedaagde] aan [eiseres] voor de aanbesteding bij de [klant 1] een bonus van € 3.412,50, voor het binnenhalen van [klant 2] een bonus van € 975,00 en voor [klant 3] een bonus van € 1.706,25 uitbetaald.

2.7.

[eiseres] is het niet eens met de hoogte van de bonus die zij van [gedaagde] voor het binnenhalen van de [klant 1] en [klant 3] heeft gekregen. Volgens [eiseres] is niet de bonusbrief van april 2021, maar de bonusbrief van januari 2021 van toepassing en levert dit haar een (veel) hogere bonus op. Daarnaast is, ook uitgaande van de brief van april, de regeling ten aanzien van [klant 3] niet juist toegepast. Om te kunnen vaststellen of en in hoeverre [eiseres] op [gedaagde] een (loon)vordering heeft, vordert zij in deze procedure veroordeling van [gedaagde] tot afgifte per e-mail binnen 72 uur van de volgende bescheiden:

Met betrekking tot de individuele bonus

  1. een overzicht uit het CRM systeem van [gedaagde] met het aantal door [eiseres] nieuwe aangesloten actieve gebruikers gespecificeerd per kwartaal en toegespitst op de twee klanten van [eiseres] waarop de bonus betrekking heeft, te weten de [klant 3] en [klant 1] , dit gedurende haar werkzame periode bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] , te weten van 1 mei 2020 tot 1 oktober 2021;

  2. een afschrift van het contract van de twee klanten van [eiseres] met [gedaagde] , te weten de contracten van [gedaagde] met de [klant 3] en met de [klant 1] ;

  3. een overzicht uit het CRM systeem van [gedaagde] met het aantal uitbreidingen van nieuwe mobiliteitskaarten gedurende de eerste 12 maanden van het contract, toegespitst op de twee klanten van [eiseres] waarop de bonus betrekking heeft, te weten de [klant 3] en [klant 1] ;

  4. een overzicht uit het CRM systeem van [gedaagde] van het aantal getankte liters brandstof door nieuw aangesloten gebruikers in 2021, toegespitst op de twee klanten van [eiseres] waarop de bonus betrekking heeft, te weten de [klant 3] en [klant 1] ;

  5. een overzicht uit het CRM systeem van [gedaagde] met het totaal behaalde (jaar)target van [eiseres] bij [gedaagde] in 2021;

  6. een overzicht uit het CRM systeem van [gedaagde] met het aantal nieuwe gebruikers van een mobiliteitskaart in 2021 toegespitst op de twee klanten van [eiseres] waarop de bonus betrekking heeft, te weten de [klant 3] en [klant 1] ;

  7. een overzicht uit het CRM systeem van [gedaagde] met het volledige overzicht van de via [gedaagde] aangesloten actieve gebruikers, toegespitst op de twee klanten van [eiseres] waarop de bonus betrekking heeft, te weten de [klant 3] en [klant 1] , dit alles over de periode dat [eiseres] werkzaam is geweest bij (de rechtsvoorganger van) [gedaagde] , te weten van 1 mei 2020 tot 1 oktober 2021;1

Met betrekking tot de teambonus:

I. het totaal aantal nieuw behaalde mobiliteitskaarten op teamniveau over de werkzame periode van [eiseres] bij de (rechtsvoorganger van) [gedaagde] , te weten van 1 januari 2021 tot 1 oktober 2021;

een overzicht van het behaalde teamtarget over 2021;

de sales activity planning voor 2021 voor het team waar [eiseres] onderdeel van uitmaakte;

de sales activity planning voor 2021 zoals van toepassing voor [eiseres] ;

een overzicht van het aantal nieuwe gebruikers welke [eiseres] tijdens haar werkzame periode bij de (rechtsvoorganger van) [gedaagde] , van 1 januari 2021 tot 1 oktober 2021, heeft ge-onboard, toegespitst op de twee klanten van [eiseres] waarop de bonus betrekking heeft, te weten [klant 3] en [klant 1] ,

een en ander op straffe van het verbeuren van dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.

2.8.

[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert primair tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Volgens [gedaagde] ontbreekt het [eiseres] aan een spoedeisend belang en voldoet haar vordering niet aan de daaraan door de wet gestelde eisen. Het ontbreekt haar aan een rechtmatig belang, er is geen sprake van voldoende bepaalde bescheiden en [gedaagde] heeft gewichtige redenen om voornoemde bescheiden niet aan [eiseres] over te leggen. [gedaagde] heeft bovendien aan [eiseres] haar bonus conform de bonusregeling van april 2021 uitbetaald. [gedaagde] vraagt subsidiair, voor het geval de kantonrechter de vorderingen van [eiseres] toch toewijst, te bepalen dat de bescheiden onder voorwaarden worden verschaft op straffe van het verbeuren van dwangsom. [gedaagde] vordert daarnaast veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.

3 De beoordeling

3.1.

In een kort geding procedure wordt aan de rechter gevraagd om een (spoed)maatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat er na de kort geding procedure ook een gewone rechtszaak zal komen. In een kort geding procedure beoordeelt de rechter of het waarschijnlijk is dat in de gewone rechtszaak een beslissing zal worden genomen die in het voordeel van de eisende partij zal zijn (dat is [eiseres] ). Als dat voldoende waarschijnlijk is en als er haast bij is, kan de maatregel die op de beslissing in de bodemprocedure vooruitloopt, in een kort geding procedure worden toegewezen.

3.2.

De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Dit betekent dat op de subsidiair door [gedaagde] gevraagde voorwaarden aan de toewijzing niet beslist hoeft te worden en dat [eiseres] de proceskosten van [gedaagde] moet betalen. De motivering van de beslissing luidt als volgt.

3.3.

Met partijen is tijdens de mondelinge behandeling gesproken over de grondslag van de vordering van [eiseres] . [eiseres] heeft toegelicht dat haar vordering tot afgifte van bescheiden ten doel heeft om haar rechtspositie tegenover [gedaagde] wegens niet-nakoming van de bonusregeling als vastgelegd in de brief van 19 januari 2021 te bepalen. [eiseres] stelt dat zij bij de afgifte van deze bescheiden een spoedeisend belang heeft, omdat het een loonvordering betreft. [gedaagde] heeft het spoedeisend belang gemotiveerd betwist. De kantonrechter volgt [gedaagde] in haar verweer. Weliswaar is sprake van een (mogelijke) loonvordering, maar niet is gebleken dat sprake is van spoed. Al in april 2021 is aan [eiseres] de (door haar bestreden) bonusbrief verstrekt. De uitbetaling door [gedaagde] van de bonus van [eiseres] conform deze brief van april 2021 heeft in Q3 en Q4 van 2021 plaatsgevonden. Hoewel de hoogte van de bonus sindsdien tussen partijen in geschil is, is [eiseres] pas in juli 2022 overgegaan tot onderhavige procedure waarin om afgifte van bescheiden wordt verzocht. Niet valt in te zien waarom een bodemprocedure niet afgewacht zou kunnen worden. Door [eiseres] is niet of onvoldoende gemotiveerd gesteld dat of waarom zij nu reeds over de gevraagde stukken moet beschikken.

3.4.

De kantonrechter overweegt verder als volgt. In het Nederlandse recht bestaat geen algemene exhibitieplicht in de zin dat partijen tegenover elkaar verplicht zijn en gedwongen kunnen worden tot het verschaffen van informatie en documenten. Dit kan alleen bij wijze van uitzondering. De hoofdregel is dat partijen onder hen rustende bescheiden niet aan andere partijen hoeven af te geven. Voor een geslaagd beroep op de uitzonderingsgrond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) gelden de volgende cumulatieve voorwaarden: (1) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben bij het gevorderde afschrift, (2) de inzagevordering moet betrekking hebben op bepaalde bescheiden, (3) de bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd moeten betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is, en (4) degene van wie de bescheiden worden gevraagd moet deze tot zijn beschikking of onder zijn berusting hebben.

3.5.

Naast de gemotiveerde betwisting van de spoedeisendheid van de vordering van [eiseres] , heeft [gedaagde] ook gemotiveerd inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van het rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv van [eiseres] .

3.6.

De kantonrechter overweegt dat, los van de vraag of van [eiseres] al dan niet gevergd zou kunnen worden dat zij een bodemprocedure afwacht, er, mede in het licht van het verweer van [gedaagde] , nog te veel onduidelijk is om te kunnen concluderen dat aan de voorwaarden voor toewijzing van een exhibitievordering is voldaan. [eiseres] heeft onvoldoende gemotiveerd welk belang zij op dit moment heeft bij afgifte van de bescheiden door [gedaagde] . Daarvoor moet immers voldoende duidelijk zijn wat de relevantie is van de gevraagde bescheiden met betrekking tot een bepaald feit waarop een mogelijke vordering rust. Voor de vraag of [eiseres] een (mogelijke) vordering heeft op [gedaagde] , is eerst van belang dat wordt vastgesteld welke bonusregeling van toepassing is; de bonusregeling van januari of april 2021. [eiseres] heeft onvoldoende duidelijk gesteld en gemotiveerd wat de relevantie is van de gevraagde bescheiden voor de beantwoording van die vraag. Uit de aard van de stukken en de bespreking ter zitting volgt dat die stukken nodig zijn voor de vaststelling van de omvang van een eventuele vordering. In ieder geval is niet aannemelijk geworden dat de gevorderde bescheiden tot een oordeel kunnen leiden over welke bonusregeling van toepassing is. Nu [eiseres] , zo is gebleken, bovendien reeds een grove berekening heeft kunnen maken van de bonus waar zij op grond van haar standpunt omtrent de geldende regeling recht zou hebben, valt niet in te zien welk belang zij in dit stadium heeft bij de bescheiden.

Daar komt bij dat [eiseres] bij geen enkel onderdeel van haar vordering gemotiveerd heeft toegelicht waarvoor zij die specifieke bescheiden nodig heeft. Een enkele verwijzing naar de (verwoording) van de bonusregelingen is hiervoor ontoereikend. Dit alles afwegende tegen het belang dat [gedaagde] heeft gesteld, namelijk dat het om concurrentiegevoelige gegevens gaat, terwijl [eiseres] bij een concurrent werkzaam is, leidt ertoe dat voorshands niet kan worden geoordeeld dat de vordering van [eiseres] in een bodemzaak voldoende kans van slagen heeft, zodat daar in kort geding niet op vooruitgelopen kan worden. Het voorgaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat [eiseres] op dit moment geen rechtmatig belang bij haar vordering heeft.

3.7.

De conclusie is dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen.

Proceskosten

3.8.

[eiseres] heeft ongelijk gekregen. Zij wordt daarom in de kosten veroordeeld. Dat betekent dat zij haar eigen proceskosten draagt en de proceskosten van [gedaagde] moet betalen. De kosten aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde.

3.9.

De wettelijke rente over de proceskosten zal als hierna vermeld worden toegewezen.

3.10.

De nakosten zullen als hierna vermeld worden toegewezen.

Uitvoerbaar bij voorraad

3.11.

De verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.

4 De beslissing