Rechtbank Midden-Nederland, 15-03-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1005, 10180423 UC EXPL 22-7261 JH/1050
Rechtbank Midden-Nederland, 15-03-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1005, 10180423 UC EXPL 22-7261 JH/1050
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 15 maart 2023
- Datum publicatie
- 17 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2023:1005
- Zaaknummer
- 10180423 UC EXPL 22-7261 JH/1050
Inhoudsindicatie
Verlenging arbeidsovereenkomst, aanbod en aanvaarding, goed werkgeverschap.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10180423 UC EXPL 22-7261 JH/1050
Vonnis van 15 maart 2023
inzake
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.G. Vlaskamp,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.W.C. Bruins.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding met 16 producties, de conclusie van antwoord met 2 producties en de akte houdende wijziging van eis.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 februari 2023. [eiseres] was aanwezig, vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Namens [gedaagde] waren aanwezig mevrouw [A] (bestuurder, hierna te noemen [A] ), de heer [B] (bestuurder) en mevrouw [C] (business unit manager [.] , hierna te noemen [C] ), eveneens bijgestaan door de gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Mr. Vlaskamp heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota. Partijen hebben geantwoord op de door de kantonrechter gestelde vragen en zij hebben op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
Hierna is uitspraak bepaald.
[gedaagde] heeft de kantonrechter verzocht om de dagvaarding nietig te verklaren. Dit verzoek wordt afgewezen. [gedaagde] is door de wijze waarop [eiseres] haar vordering bij de kantonrechter heeft aangebracht niet in haar procesbelang geschaad.
2 De feiten
[eiseres] is op 1 juni 2021 voor de duur van één jaar bij [gedaagde] in dienst getreden als business development manager. Haar brutoloon bedraagt € 3.857 per maand, exclusief 8,33% vakantietoeslag.
Op 22 december 2021 en 4 mei 2022 heeft [gedaagde] met [eiseres] POP-beoordelingsgesprekken gevoerd. Het functioneren van [eiseres] werd voldoende beoordeeld, maar er kwamen wel verbeterpunten naar voren. In het gesprek van 4 mei 2022 heeft [gedaagde] [eiseres] meegedeeld dat zij het dienstverband na 31 mei 2021 wilde verlengen en dat [eiseres] aan de hand van een actieplan moest werken aan de verbeterpunten. Naar aanleiding van dit gesprek heeft [eiseres] een actieplan opgesteld met een deadline in juli 2022.
Op 12 mei 2022 heeft [gedaagde] aan [eiseres] via DocuSign een (namens [gedaagde] ondertekend) aanbod toegestuurd voor de verlenging van de arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar.
Op woensdag 18 mei 2022 hebben [A] en [C] een gesprek gevoerd met [eiseres] over de verlenging van de arbeidsovereenkomst. Op het verzoek van [eiseres] om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, heeft [gedaagde] afwijzend gereageerd. [A] heeft toegezegd dat bij het behalen van de doelen in het actieplan in september 2022 zal worden beoordeeld of de verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou kunnen worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiseres] stelt dat zij na deze toezegging alsnog mondeling heeft ingestemd met de verlenging voor bepaalde tijd. [gedaagde] betwist dit uitdrukkelijk en stelt dat [eiseres] niet één keer heeft aangegeven dat zij blij was met het aanbod en dat zij het contract zou gaan tekenen. Diezelfde dag om 17.24 uur heeft [gedaagde] de aangeboden arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op DocuSign ongeldig gemaakt om de volgende reden: verlopen. [eiseres] heeft hiervan een melding van DocuSign ontvangen.
Op donderdag 19 mei 2022 om 12.47 uur heeft [eiseres] , in reactie op voornoemde melding van DocuSign, aan een HR medewerker van [gedaagde] het volgende bericht gestuurd: “Oh damn Jo! Ik ben te laat!!! Zou je het nog eens kunnen versturen?”
Op diezelfde donderdag 19 mei 2022 heeft [eiseres] in een gesprek op kantoor aan [A] en [C] verteld dat zij zwanger was. Op vrijdag 20 mei 2022 heeft [eiseres] thuis gewerkt.
Op maandag 23 mei 2022 hebben [C] en [A] [eiseres] bij aankomst op kantoor meegedeeld dat het aanbod voor verlenging van de arbeidsovereenkomst was ingetrokken, dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen op 31 mei 2022 en dat [eiseres] tot die tijd op non-actief was gesteld. Bij e-mail van 31 mei 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] laten weten dat zij het niet eens was met de intrekking van de verlenging en heeft zij aanspraak gemaakt op de transitievergoeding en een aanzegvergoeding.
3 Het geschil
[eiseres] vordert, na wijziging van eis, primair nakoming van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het overeengekomen loon vanaf 1 juni 2022 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, de wettelijke rente en € 2.501,05 aan buitengerechtelijke kosten. Subsidiair vordert [eiseres] een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de gelijke behandeling van mannen en vrouwen de arbeidsovereenkomst na 1 juni 2022 niet te verlengen, en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 51.532,22 bruto aan materiële schadevergoeding en € 5.000 aan immateriële schadevergoeding.
[gedaagde] voert uitdrukkelijk verweer tegen de vordering.
Op hetgeen partijen aan hun verzoek en verweer ten grondslag hebben gelegd wordt hierna ingegaan.