Home

Rechtbank Midden-Nederland, 30-05-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2732, 10360816 UE VERZ 23-48 LH/1040

Rechtbank Midden-Nederland, 30-05-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2732, 10360816 UE VERZ 23-48 LH/1040

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
30 mei 2023
Datum publicatie
12 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2023:2732
Zaaknummer
10360816 UE VERZ 23-48 LH/1040

Inhoudsindicatie

Geschil tussen Rijkswaterstaat en haar ondernemingsraad over uitleg en toepassing van de Leidraad Roosterdiensten. Verplaatsing van reservediensten. Ontvankelijkheid van ondernemingsraad op grond van artikel 28 lid 1 WOR. Bevoegdheidsverdeling OR-GOR. Eenzijdige wijziging van maandrooster volgens de Stoof/Mammoet- en Fair Play-rechtspraak. Art. 7:611 en 7:613 BW. Belangenafweging. Maatwerk.

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 10360816 UE VERZ 23-48 LH/1040

Beschikking van 30 mei 2023

inzake

Ondernemingsraad van Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement,

zetelend te Utrecht,

verder ook te noemen: de ondernemingsraad,

verzoekende partij,

gemachtigden: mr. D. Schwartz en mr. J. de Waard,

tegen:

Staat der Nederlanden, Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement, onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,

gevestigd te Utrecht,

verder ook te noemen: Rijkswaterstaat,

verwerende partij,

gemachtigden: mr. E.I. Dekkers en mr. J.M. Bruinewoud.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Op 28 februari 2023 heeft de ondernemingsraad een verzoekschrift ingediend, kort gezegd strekkende tot naleving van de voor de onderneming van verweerster geldende voorschriften op het gebied van de reservediensten.

1.2.

Rijkswaterstaat heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de ondernemingsraad haar verzoek gewijzigd. Tegen die wijziging heeft Rijkswaterstaat geen bezwaar gemaakt.

1.4.

De zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2023. Voor de ondernemingsraad is [A] , verschenen, vergezeld door mrs. Schwartz en De Waard. Voor Rijkswaterstaat zijn verschenen mevrouw [B] ( [functie] ), de heer [C] ( [functie] ), mevrouw [D] ( [functie] ) en de heer [E] ( [functie] ), vergezeld door mrs. Dekkers en Bruinewoud. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht, mede aan de hand van de door hun gemachtigden overgelegde pleitaantekeningen. Partijen hebben geantwoord op vragen van de kantonrechter en zij hebben op elkaar kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

1.5.

Daarna is partijen aangekondigd dat uitspraak zal worden gedaan.

2 De feiten

2.1.

De ondernemingsraad is het ingevolge artikel 2 Wet op de Ondernemingsraden (WOR) ingestelde medezeggenschapsorgaan voor de onderneming van Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement, zijnde een van de landelijke organisatieonderdelen van Rijkswaterstaat, het uitvoerend agentschap van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In de onderneming zijn ongeveer 2.000 werknemers werkzaam die zorgen voor veilig verkeer over de weg en het water in Nederland, daaronder de afhandeling van ongevallen en andere incidenten (zoals bij extreme weersomstandigheden) en de begeleiding van werkzaamheden aan (vaar)wegen.

2.2.

Ongeveer 1.500 van deze werknemers werken in een roosterdienst. Er is een vroege dienst, een dagdienst (van 08.00 tot 16.30 uur), een late dienst en een nachtdienst (van 00.00 tot 06.00 uur). Het werken in roosterdienst kan voor de werknemers belastend zijn en is met het oog op een gezond en veilig werkklimaat gebonden aan wet- en regelgeving. De op het werken in roosterdienst binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat toepasselijke regeling is, binnen de kaders van de cao Rijk, op decentraal niveau en met instemming van de groepsondernemingsraad (GOR) vastgesteld in de ‘Leidraad Roosterdiensten’ (hierna: de Leidraad). Deze Leidraad geldt veelal voor een periode van vijf jaren en kan door het bestuur van Rijkswaterstaat in overleg met de GOR worden gewijzigd. Per 1 januari 2023 is versie 3.2 van deze Leidraad in werking getreden. De ondernemingsraad verwijst in zijn verzoekschrift naar versie 3.1, maar deze versie geldt niet meer. In dit vonnis wordt uitgegaan van versie 3.2, zoals door Rijkswaterstaat is overgelegd.

2.3.

In de achtereenvolgende versies van de Leidraad is, voor de groep in roosterdienst werkzame werknemers om wie het in dit geding om gaat (het gaat om ongeveer 500 werknemers die ‘collectief’/’stabiel’ worden ingeroosterd en niet ‘meeroosteren’), beschreven hoe het proces verloopt van het opstellen van een normrooster, via het maandelijkse rooster, naar het werkelijke rooster en de loonbetaling voor de gelopen diensten. Het normrooster, waarin de beschikbare en benodigde capaciteit zo goed mogelijk worden gekoppeld, geeft een indicatief overzicht van welke werknemer initieel voor welke dienst is ingedeeld. Het normrooster kan worden gewijzigd en dient als basis voor het maandelijks te communiceren rooster (hierna ook te noemen: het maandrooster). Dit maandrooster geeft een gedetailleerde weergave van de te lopen diensten per werknemer, waarbij ook rekening wordt gehouden met de wensen van de werknemers, zoals die welke verband houden met zorgtaken of maatschappelijke verantwoordelijkheden. In het maandrooster worden uiterlijk 28 dagen van tevoren de definitieve aanvangs- en eindtijden van de diensten vastgesteld, met uitzondering van de reservediensten, waarvan deze tijdstippen uiterlijk vier dagen vóór aanvang van de dienst aan de werknemer bekend worden gemaakt.

2.4.

Om op een flexibele wijze rekening te kunnen houden met voorkeuren en wensen van werknemers, met uitval (bij ziekte of verlof) en met werkgerelateerde bijeenkomsten, cursussen, OR-werkzaamheden e.d., alsmede om te kunnen inspelen op incidentele wijzigingen in de benodigde capaciteit, worden reservediensten ingepland. Afhankelijk van de samenstelling van het team, gaat het om ongeveer een derde van de diensten of om minder dan een kwart van de diensten (de rest betreft reguliere diensten). Het aantal benodigde reservediensten wordt afgestemd op de verwachte uitval. Reservediensten zijn diensten waarin dezelfde werkzaamheden worden verricht als in normale diensten en maken dan ook onderdeel uit van de uren die een werknemer conform zijn aanstellingsomvang op jaarbasis moet werken. Reservediensten geven geen recht op een extra toelage. Vindt de reservedienst plaats op onregelmatige uren dan heeft de werknemer wel recht op een toeslag onregelmatige dienst (TOD). Het enige verschil met een normale dienst is dat het tijdstip van aanvang en einde van de reservedienst nog niet vaststaat; reservediensten worden in het maandrooster in beginsel opgenomen als een dagdienst. De werkelijke aanvangs- en eindtijden van de reservediensten worden uiterlijk vier dagen van tevoren bekend gemaakt, zo schrijft de Leidraad voor. In de praktijk wordt van het merendeel van de reservediensten al in het maandrooster (dus al eerder dan vier dagen tevoren) bekendgemaakt wat de definitieve aanvangs- en eindtijden ervan zijn.

2.5.

In hoofdstuk 4. van de Leidraad staan de ‘afspraken bij het werken in roosterdiensten’ opgenomen. Artikel 4.1 onder C. gaat over ‘Roosterwijzigingen nadat het maandelijks vastgestelde rooster definitief is’ en luidt (in de achtereenvolgende versies van de Leidraad) als volgt: ‘Op het moment dat roosterwijzigingen noodzakelijk zijn nadat het maandelijks (vastgestelde) rooster is gecommuniceerd, worden deze wijzigingen (met uitzondering van de reservediensten waarvan de tijdstippen nog niet bekend zijn gemaakt) in beginsel alleen met instemming van de werknemer doorgevoerd. In uitzonderingsgevallen waarbij het (dringend) bedrijfsbelang dat noodzakelijk maakt mag uit het oogpunt van goed werknemerschap van de werknemer worden verwacht dat hij instemt met de roosterwijziging. (-) In de regel zal echter in goed overleg een oplossing worden gevonden waarbij werkgever en werknemer zich over en weer als goed werkgever en goed ambtenaar dienen op te stellen. Van de werkgever mag in dit kader worden verwacht dat hij alleen redelijke voorstellen tot wijziging van het rooster doet, voor zover (het) bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt. Van de werknemer mag in dit kader worden verwacht dat hij ingaat op redelijke voorstellen van de werkgever.’

2.6.

Het komt voor dat werknemers in het maandrooster op twee of meer opeenvolgende reservediensten worden ingedeeld. Daaraan ligt vaak een wens van de betrokken werknemers ten grondslag. Deze reservediensten worden indicatief als dagdiensten ingepland. Wanneer vervolgens één van reservediensten een nachtdienst wordt, is het op grond van de Arbeidstijdenwet niet toegestaan dat de daaropvolgende reservedienst een dagdienst is. De diensten zouden elkaar dan namelijk opvolgen met onvoldoende rusttijd ertussen. De werknemer mag die volgende dag wél een late dienst of een (tweede) nachtdienst draaien. Als het vervolgens zo is dat er die dag voor de betrokken werknemer geen werk is in zo’n late of nachtdienst, pleegt de werknemer verlof op te nemen of wordt zijn reservedienst verplaatst naar een roostervrije dag. Volgens Rijkswaterstaat doet dit zich per werknemer niet vaker dan eens per jaar voor, volgens de ondernemingsraad gebeurt het veel vaker.

2.7.

Naar aanleiding van klachten van werknemers hierover heeft de ondernemingsraad aan de heer [F] , als [functie] betrokken bij het opstellen van de Leidraad, gevraagd of deze gang van zaken in overeenstemming is met de Leidraad. Bij e-mail van 25 mei 2022 heeft [F] aan de ondernemingsraad meegedeeld dat er volgens hem, in de situatie dat er na een eerdere reservedienst die een nachtdienst is geworden geen ‘behoefte’ is aan een late of nachtdienst, ‘voldoende aanleiding (is) om het rooster te wijzigen’. Na vervolgens artikel 4.1 onder C. van de Leidraad te hebben aangehaald, schreef [F] : ‘Ook in een stabiele variant is het mogelijk dat (zich) tijdens het lopende rooster omstandigheden (-) voordoen dat een rooster toch gewijzigd wordt. De stabiele variant is een plankader afspraak omtrent de stap van normrooster naar maandrooster. Na communiceren van het maandrooster geldt gewoon bovenstaande uit de Leidraad (-). Er is dus geen absoluut verbod op roosterwijzigingen in de stabiele variant. Dat is ook onwerkbaar en past niet bij het werken in roosterdienst, in welke variant ook. Om te voorkomen dat dit soort situaties zich vaker voordoen, is het aan te bevelen om niet lange reeksen van reservediensten achter elkaar te plannen. (-) Dat werkt bovenstaande situaties in de hand en is onwenselijk voor zowel werknemer als werkgever.’

2.8.

De ondernemingsraad heeft zich in dit antwoord van [F] niet kunnen vinden en de kwestie aan de orde gesteld bij de bestuurder, mevrouw [B] . Bij brief van 23 juni 2022 stelde de ondernemingsraad zich op het standpunt dat het onjuist en ongewenst is dat ‘een willekeurige term als ‘behoefte’ ertoe kan leiden dat een rooster wordt gewijzigd’. De ondernemingsraad meende, anders dan [F] , dat (een gebrek aan) ‘behoefte’ niet ‘voldoende aanleiding is om het rooster te wijzigen’, nu artikel 4.1 onder C. van de Leidraad zo’n wijziging slechts in uitzonderingsgevallen zonder instemming van de werknemer toestaat als dat wegens een dringend bedrijfsbelang noodzakelijk is. De bestuurder deelde dit standpunt niet. In haar reactie van 3 augustus 2022 schreef zij dat, waar de geschetste situatie zich volgens haar slechts af en toe voordoet, vrijwel steeds ‘een bevredigende oplossing’ wordt gevonden doordat ‘de tweede reservedienst (-) in overleg met de medewerker (wordt) verplaatst naar een vrije dag’. Volgens de bestuurder bestaat het bedrijfsbelang erin dat medewerkers worden ingezet op een moment dat er ‘behoefte is aan hun dienstverlening’ en moet ‘de beschikbare capaciteit (-) worden benut in het kader van de vraag naar onze dienstverlening’. De bestuurder betwijfelde ook of het wel in het belang van de werknemer is om een extra nachtdienst te draaien terwijl er geen werk voor hem is.

2.9.

Verdere correspondentie tussen ondernemingsraad en bestuurder heeft niet tot overeenstemming geleid. Om ‘het totale reservemodel’ tegen het licht te kunnen houden ( [B] vond het niet opportuun om daar het door de ondernemingsraad aangekaarte onderwerp uit te lichten), heeft de bestuurder in december 2022 een werkgroep (van zes leden, van wie drie OR-leden) ingesteld en gevraagd om uiterlijk 1 maart 2023 advies uit te brengen. De werkgroep kwam begin februari 2023 voor de eerste keer bijeen. Eind maart 2023 hebben de OR-leden zich uit de werkgroep teruggetrokken, omdat zij er geen vertrouwen in hadden dat consensus zou kunnen worden bereikt. Begin mei 2023 heeft (de trekker van) de werkgroep aan [B] advies uitgebracht. Zij heeft dit advies, voorafgaand aan de zitting van 15 mei 2023, niet met de ondernemingsraad gedeeld. Het advies is ook niet in het geding gebracht.

3 Het verzoek van de ondernemingsraad

3.1.

Op grond van artikel 28 lid 1 juncto 36 lid 2 WOR verzoekt de ondernemingsraad de kantonrechter om (I) voor recht te verklaren dat, wanneer sprake is van opeenvolgende reservediensten waarbij een van de eerdere reservediensten een nachtdienst wordt, dit niet op zichzelf een dringend bedrijfsbelang als bedoeld in artikel 4.1 onder C. van de Leidraad oplevert. Voorts verzoekt de ondernemingsraad om (II) voor recht te verklaren dat dit betekent (i) dat het in dat geval op zichzelf niet redelijk is alleen om die reden van een medewerker te verlangen dat medewerking wordt verleend aan het verplaatsen van de reservedienst naar een ander moment, en (ii) dat het in dat geval niet redelijk is dat - in plaats van deze reservedienst - verlof (zoals vakantie of compensatie-uren) dient te worden opgenomen. De ondernemingsraad verzoekt tenslotte (III) dat Rijkswaterstaat wordt veroordeeld om geen reservediensten meer te verplaatsen vanwege het enkele feit dat sprake is van opeenvolgende reservediensten waarbij een van de eerdere reservediensten een nachtdienst wordt.

3.2.

De ondernemingsraad legt aan zijn verzoek ten grondslag dat Rijkswaterstaat

artikel 4.1 onder C. van de Leidraad verkeerd uitlegt en onjuist toepast. Het is volgens de ondernemingsraad staande praktijk dat een reservedienst automatisch wordt verplaatst wanneer de voorafgaande reservedienst een nachtdienst wordt en er geen behoefte is aan een daaropvolgende late of nachtdienst. Dat is in strijd met genoemd artikel van de Leidraad, omdat die bepaling ziet op uitzonderingsgevallen en voor een dergelijke wijziging van het maandrooster een dringend bedrijfsbelang vereist is. Daarvan is in de bedoelde situatie geen sprake vanwege het enkele feit dat na de eerdere nachtdienst geen dagdienst mag worden gedraaid en er geen behoefte is aan een late dienst of nieuwe nachtdienst. Als de betrokken werknemer die volgende dag geen verlof opneemt, wordt de reservedienst verplaatst naar een dag waarop de werknemer vrij zou zijn. Zo wordt de flexibiliteitsbehoefte van Rijkswaterstaat eenzijdig afgewenteld op de betrokken werknemers, hetgeen in strijd is met het goed werkgeverschap, aldus de ondernemingsraad.

4 Het verweer van Rijkswaterstaat

5 De beoordeling van het geschil

6 De beslissing