Home

Rechtbank Midden-Nederland, 05-07-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3330, 10394714 \ UC EXPL 23-1797

Rechtbank Midden-Nederland, 05-07-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3330, 10394714 \ UC EXPL 23-1797

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
5 juli 2023
Datum publicatie
28 augustus 2023
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2023:3330
Zaaknummer
10394714 \ UC EXPL 23-1797

Inhoudsindicatie

Vordering tot nakoming van een bepaling in een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van een arbeidsovereenkomst dat de werknemer een boete is verschuldigd als hij ten tijde van het tekenen van de vaststellingsovereenkomst uitzicht had op ander werk. Voorlopig oordeel dat dit het geval was. Gelegenheid tot het leveren van tegenbewijs.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 10394714 \ UC EXPL 23-1797

Vonnis van 5 juli 2023

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. D. Torres,

tegen

[gedaagde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. B.L.A. van Drunen.

1 De procedure

1.1.

[eiser] heeft een dagvaarding met producties ingediend en [gedaagde] een conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie met producties. [eiser] heeft daarna nog een conclusie van antwoord in reconventie met producties ingediend.

1.2.

Op 8 juni 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar [eiser] is verschenen met zijn echtgenote mevrouw [A] en zijn gemachtigde mr. D. Torres. Namens [gedaagde] zijn verschenen de heer [B] , (middellijk) bestuurder van [gedaagde] , de heer [C] , Chief Restructuring Officer bij [gedaagde] , en mr. B.L.A. van Drunen, gemachtigde van [gedaagde] . Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Zij hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] is actief in de [.] . [eiser] is op 1 juli 2018 in dienst getreden bij [gedaagde] . Hij vervulde daar de functie van Trader [..] tegen een salaris van € 7.000,-- bruto per maand exclusief 8% vakantiegeld op basis van een arbeidsovereenkomst voor 40 uur per week.

2.2.

[gedaagde] verkeert sinds 2022 in financieel moeilijke omstandigheden. Zij heeft daarom bij e-mail van 22 augustus 2022 aan [eiser] en zijn collega [D] (hierna: [D] ) laten weten dat er een zogenaamde trade stop gold en dat er geen nieuwe contracten mochten worden afgesloten.

2.3.

[gedaagde] was in oktober 2022 in onderhandeling met [onderneming 1] B.V. (hierna: [onderneming 1] ) over een overname van haar Frozen Divisie, het bedrijfsonderdeel dat handelt in bevroren voedsel. [onderneming 1] is een directe concurrent van [gedaagde] . De heer [E] (hierna: [E] ) is middellijk bestuurder van deze onderneming. Bij de onderhandelingen was namens [onderneming 1] ook de heer [F] (hierna: [F] ) betrokken. [F] is middellijk bestuurder van de onderneming [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ). [onderneming 1] heeft de onderhandelingen op 27 oktober 2022 afgebroken.

2.4.

[gedaagde] heeft hierna met [eiser] een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst gesloten, die op 9 november 2022 door [eiser] is ondertekend en op 14 november 2022 door [B] . De belangrijkste bepalingen van deze vaststellingsovereenkomst worden hieronder kort samengevat weergegeven.

In artikel 2.2 is bepaald dat [eiser] van [gedaagde] een vergoeding zou krijgen van € 20.031,36 bruto.

In artikel 4 is bepaald dat [eiser] alle bedrijfseigendommen in goede staat moest inleveren.

In artikel 8.2 heeft [eiser] bevestigd dat hij ten tijde van het tekenen van de vaststellingsovereenkomst geen ander werk had geaccepteerd en daar ook geen uitzicht op had. In dit artikel is ook een boeteclausule van € 25.000,-- opgenomen.

2.5.

[gedaagde] heeft de afgesproken vergoeding van € 20.031,36 bruto niet aan [eiser] uitbetaald, omdat hij volgens [gedaagde] niet aan het bepaalde in artikel 4 en artikel 8.2 van de vaststellingsovereenkomst heeft voldaan.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 30.047,04 bruto en een bedrag van € 13.000,-- exclusief btw, vermeerderd met rente en kosten.

3.2.

[eiser] baseert zijn vordering tot betaling van € 30.047,04 op nakoming van artikel 2.2. van de vaststellingsovereenkomst. Zijn vordering tot betaling van € 13.000,-- is een vordering tot betaling van schadevergoeding. Hij legt aan deze vordering ten grondslag dat hij door toedoen van [gedaagde] vanaf 1 januari 2023 tot 15 februari 2023 een managementfee van € 13.000,-- voor werkzaamheden voor [naam] (waarover hierna meer) is misgelopen.

3.3.

[gedaagde] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

in reconventie

3.4.

[gedaagde] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1. de vaststellingsovereenkomst voor wat betreft artikel 2.2 te vernietigen en de aan [eiser] toekomende ontslagvergoeding op nihil vast te stellen;

2. [eiser] te veroordelen tot het betalen van een boete van € 25.000,-- aan [gedaagde] ;

3. [eiser] te veroordelen tot het betalen van een (aanvullende) schadevergoeding van € 217.246,53 aan [gedaagde] , eventueel te verminderen met de boete van € 25.000,--;

4. [eiser] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.5.

[gedaagde] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [eiser] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van artikel 4 en artikel 8.2 van de vaststellingsovereenkomst en dat deze overeenkomst daarnaast onder invloed van bedrog of dwaling tot stand is gekomen. [gedaagde] stelt verder dat zij schade heeft geleden doordat de deal met [onderneming 1] door toedoen van [eiser] niet door is gegaan.

3.6.

[eiser] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van [gedaagde] moeten worden afgewezen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.

4 De beoordeling in conventie en in reconventie

5 De beslissing