Rechtbank Midden-Nederland, 13-12-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7038, 10560009 / MC EXPL 23-3391 BW 31650
Rechtbank Midden-Nederland, 13-12-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7038, 10560009 / MC EXPL 23-3391 BW 31650
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 13 december 2023
- Datum publicatie
- 28 december 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2023:7038
- Zaaknummer
- 10560009 / MC EXPL 23-3391 BW 31650
Inhoudsindicatie
Loonvordering na eerder vernietigde opzegging wordt toegewezen, geen arbeid wel loon, risico werkgever dat geen arbeid meer is verricht ondanks dat werknemer zijn beschikbaarheid niet kenbaar heeft gemaakt, art 7:628 BW, transitievergoeding wordt uit proceseconomisch oogpunt (in deze dagvaardingsprocedure) toegewezen.
Uitspraak
vonnis
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 13 december 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10560009 / MC EXPL 23-3391 BW 31650 van
[eiser]
,
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.W. Menkveld,
tegen
[gedaagde]
,
(mede) h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna ook te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. P. de Haan.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding van 7 juni 2023,
- -
-
de akte indienen producties 1 tot en met 11 van 21 juni 2023,
- -
-
de conclusie van antwoord met 6 producties,
- -
-
de conclusie van repliek tevens vermeerdering van eis met producties 12 t/m 14,
- -
-
de conclusie van dupliek.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Tussen partijen heeft vanaf 1 maart 2022 een arbeidsovereenkomst bestaan. In de periode van maart tot en met november 2022 heeft [eiser] cliënten van [handelsnaam] vervoerd van en naar de dagbesteding. In de arbeidsovereenkomst is een minimum werktijd van 3 uur per week overeengekomen.
[handelsnaam] heeft per WhatsApp-bericht van 6 december 2022 aan [eiser] laten weten dat zij heeft besloten met ingang van de volgende dag gebruik te gaan maken van een taxibedrijf voor de werkzaamheden die [eiser] verrichte.
De kantonrechter heeft in de beschikking van 22 maart 2023 de opzegging van 6 december 2022 vernietigd en voor recht verklaard dat aan de arbeidsovereenkomst tussen [handelsnaam] en [eiser] nog geen einde is gekomen. In die beschikking heeft de kantonrechter in 5.11 en 5.12 het volgende – voor zover hier relevant – overwogen:
“(…) Nu verder niet is voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldige opzegging van deze arbeidsovereenkomst per 6 december 2022 zal deze worden vernietigd. Omdat niet is gesteld noch gebleken dat nadien de arbeidsovereenkomst is geëindigd, zal de gevorderde verklaring voor recht op dit punt worden toegewezen. De gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de verplichtingen van de werkgever wordt afgewezen nu het belang van [eiser] daarbij niet is gebleken. Uit het recht vloeit immers reeds voort dat er een werkgever aan zijn verplichtingen moet voldoen als hij die heeft.
(…)
Op dit moment is niet duidelijk of er op en na 6 december 2022 een loonbetalingsverplichting voor [gedaagde] bestaat, zodat over die periode vooralsnog ook geen salarisstroken behoeven te worden verstrekt. (…)”
[handelsnaam] heeft inmiddels, na verkregen toestemming van UWV, de arbeids-overeenkomst met [eiser] opgezegd per 1 september 2023.
3 Het geschil
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [handelsnaam] tot betaling van:
I. € 3.812,94 bruto, (9 maanden x van € 423,66 bruto), ter zake salaris over de periode 1 december 2022 tot 1 september 2023,
II. € 1.906,47, ter zake van de verhoging ex 7:625 BW over het salaris over de periode tot 1 september 2023,
III. € 238,80 bruto, terzake van transitievergoeding,
IV. buitengerechtelijke incassokosten,
V. de wettelijke rente over de gevorderde bedragen vanaf de datum van dagvaarden.
En te bepalen dat [handelsnaam] [eiser] correcte specificaties dient te verstrekken:
VI. over de periode vanaf december 2022 tot 1 september 2023,
VII. terzake het door [eiser] gedurende het dienstverband opgebouwde vakantiegeld,
VIII. terzake de door [eiser] gedurende het dienstverband opgebouwde vakantierechten,
binnen twee weken na betekening van het in deze te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 1.000,00, per dag of dagdeel dat [handelsnaam] hier niet aan voldoet, met veroordeling van [handelsnaam] in de kosten van deze procedure, waaronder een salaris voor de gemachtigde van [eiser] .
[handelsnaam] voert verweer.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.