Rechtbank Midden-Nederland, 12-03-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1447, 10924333 \ UV EXPL 24-30
Rechtbank Midden-Nederland, 12-03-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1447, 10924333 \ UV EXPL 24-30
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 12 maart 2024
- Datum publicatie
- 22 maart 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2024:1447
- Zaaknummer
- 10924333 \ UV EXPL 24-30
Inhoudsindicatie
Kortgedingprocedure: Vordering tot het verwijderen van een waarschuwingsbrief en loonstopbrief uit het personeelsdossier wordt toegewezen. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat werkneemster niet meewerkt aan redelijke voorschriften met betrekking tot haar re-integratie.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10924333 UV EXPL 24-30 wh/1031
Kort geding vonnis van 12 maart 2024
inzake
[eiseres] ,
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente [gemeente],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen de Gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. L. van de Vrugt.
1 De procedure
[eiseres] heeft de Gemeente [gemeente] gedagvaard in kort geding. De mondelinge behandeling was op 27 februari 2024. Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen stukken aan de rechtbank toegestuurd. Op de zitting hebben beide partijen een pleitnotitie voorgedragen. De zaak is met partijen besproken en partijen hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
Aan het slot van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.
2 Waar gaat deze zaak over?
[eiseres] werkt sinds februari 2010 bij de [werkgever] in de functie van Assistent C. Begin 2022 heeft de Gemeente [gemeente] de kantonrechter van deze rechtbank verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat [eiseres] misbruik zou hebben gemaakt van een aan haar verstrekt bedrijfsmiddel, een NS Business Card. Dit heeft volgens de Gemeente [gemeente] ook geleid tot een verstoring van de arbeidsverhouding. In zijn beschikking van 22 maart 2022 heeft de kantonrechter het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en het verzoek van [eiseres] om tot de werkplek te worden toegelaten, toegewezen. In hoger beroep heeft het hof in een beschikking van 12 december 2022 de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.
[eiseres] heeft zich eind mei dan wel begin juni 2022 ziekgemeld, vanwege de gevolgen van een auto-ongeluk. Op 16 maart 2023 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om [bedrijf] een diepgaander onderzoek te laten verrichten naar de beperkingen en mogelijkheden van [eiseres] . Vanaf eind maart 2023 is [bedrijf] dit onderzoek gestart. Op 6 juli 2023 en
6 november 2023 is er door [bedrijf] medisch specialistisch onderzoek gedaan en [bedrijf] heeft medische informatie opgevraagd bij de reguliere sector. Uit de lekenrapportage onderzoekstraject van 15 november 2023 kan worden afgeleid dat [bedrijf] ten tijde van het schrijven van de lekenrapportage de medische informatie uit de reguliere sector nog niet heeft ontvangen. Ook heeft [bedrijf] op 16 november 2023 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. In haar e-mail van 18 december 2023 heeft [bedrijf] aan de Gemeente [gemeente] meegedeeld dat zij de definitieve medische rapportage, conclusiebrief en FML rechtstreeks aan [eiseres] heeft gestuurd, omdat [eiseres] op 4 december 2023 haar toestemming tot het delen van het onderzoek heeft ingetrokken.
Op 17 januari 2024 is [eiseres] bij de bedrijfsarts geweest en heeft zij de bedrijfsarts toegezegd dat zij voor het einde van januari 2024 [bedrijf] toestemming zal geven om de medische rapportage naar de bedrijfsarts te verzenden. Op 18 januari 2024 heeft de Gemeente [gemeente] [eiseres] gesommeerd om voor 25 januari 2024 de bedrijfsarts in het bezit te stellen van 1) de medische rapportage van [bedrijf] en 2) de medische informatie van de behandelend sector. Als [eiseres] hier niet aan voldoet heeft de Gemeente [gemeente] aangekondigd dat zij een loonstop zal opleggen. In haar brief van 31 januari 2024 heeft de Gemeente [gemeente] aan [eiseres] laten weten dat haar loon met ingang van 1 februari 2024 wordt stopgezet. [eiseres] wil dat deze loonstop wordt opgeheven en is daarom deze procedure begonnen.
[eiseres] vordert in dit kort geding:
om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
Te bepalen dat een redelijke termijn van 1 week na betekening in het ten deze te wijzen vonnis de waarschuwing en de loonstop te verwijderen uit het personeelsdossier, zulks op straffe van verbeurte van en dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat daarmee in gebreke blijft;
De Gemeente [gemeente] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
Subsidiair:
Redelijkheid van communicatie tussen eiseres en leidinggevende samen met een mediator bij alle toekomstige belangrijke gesprekken.
De Gemeente [gemeente] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. De Gemeente [gemeente] is van mening dat zij terecht de loonstop heeft doorgevoerd. Daarnaast heeft zij gesteld dat de vordering zoals [eiseres] deze in haar dagvaarding heeft verwoord zich niet leent voor een kortgedingprocedure en moet worden afgewezen.
3 De beoordeling van de kantonrechter
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter zal de primaire vordering van [eiseres] tot het verwijderen van de waarschuwing en de loonstop uit haar personeelsdossier toewijzen. Hierna zal dit worden toegelicht.
[eiseres] heeft spoedeisend belang bij haar vordering
[eiseres] krijgt geen loon meer en heeft dus een spoedeisend belang bij haar vordering. Daarnaast heeft [eiseres] er belang bij dat een eventuele onterechte loonstop in haar personeelsdossier niet meeweegt bij de beoordeling van haar WIA-uitkering.
De vordering heeft geen definitief karakter
De Gemeente [gemeente] heeft aangevoerd dat de vordering van [eiseres] niet geschikt is voor beoordeling in kort geding, omdat [eiseres] een declaratoire uitspraak van de kantonrechter vraagt. Daarnaast heeft de Gemeente [gemeente] gesteld dat het verwijderen van stukken uit een personeelsdossier een definitief karakter heeft. De kantonrechter ziet niet in waarom het verwijderen van stukken uit een personeelsdossier een definitief karakter heeft. De stukken kunnen immers weer in het dossier worden gestopt als op een later moment in een bodemprocedure of in hoger beroep komt vast te staan dat de voorziening tot verwijdering ten onrechte is gegeven. Als in deze procedure voldoende aannemelijk is geworden dat de waarschuwing en de loonstop ten onrechte door de Gemeente [gemeente] zijn gegeven en doorgevoerd, dan kan als voorlopige voorziening worden besloten dat de Gemeente [gemeente] deze stukken uit het personeelsdossier moet verwijderen. Dat [eiseres] uit onwetendheid in het petitum (mitsdien) van de dagvaarding haar vordering niet als een voorlopige voorziening heeft geformuleerd staat toewijzing hiervan niet in de weg. Een voorlopige voorziening is immers het mindere van wat [eiseres] heeft gevorderd. Dit formele verweer van de Gemeente [gemeente] gaat dan ook niet op.
De vordering van [eiseres]
Hoewel duidelijk is dat [eiseres] graag opheffing van de loonstop wil en zij dit ook benoemt in haar dagvaarding, heeft [eiseres] deze vordering/eis niet vermeld in het petitum van haar dagvaarding. Het staat de kantonrechter niet vrij om een vordering toe te wijzen die niet in het petitum staat, ook niet als in het lichaam van de dagvaarding de vordering wel ter sprake is gekomen.1 De kantonrechter kan de opheffing van de loonstop dan ook niet toewijzen. Gezien hetgeen [eiseres] heeft gevorderd onder het mitsdien van de dagvaarding (zie 2.4.) is het aan de kantonrechter om te beoordelen of de waarschuwing en de loonstop uit het personeelsdossier moeten worden verwijderd. De kantonrechter gaat ervan uit dat [eiseres] met de waarschuwing de brief van 18 januari 2024 van de Gemeente [gemeente] bedoelt en met de loonstop de brief van 31 januari 2024 van de Gemeente [gemeente] . De kantonrechter moet in deze procedure dus beoordelen of de aankondiging tot loonstop (waarschuwing) en de daadwerkelijke loonstop door de Gemeente [gemeente] terecht is opgelegd.
De grondslag van de loonstop
[eiseres] heeft tijdens haar ziekte in beginsel recht op doorbetaling van haar loon op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In lid 3 van dit artikel is een aantal uitzonderingsgronden opgenomen op grond waarvan [eiseres] haar recht op loon kan verliezen. In haar brief van 18 januari 2024 heeft de Gemeente [gemeente] aan [eiseres] meegedeeld dat zij vindt dat [eiseres] niet meewerkt aan de redelijke voorschriften ten aanzien van haar re-integratie en zij weigert volgens de Gemeente [gemeente] om medische informatie aan de bedrijfsarts te verstrekken die nodig is om haar arbeids(on-)geschiktheid vast te stellen. De kantonrechter begrijpt dat de Gemeente [gemeente] hiermee doelt op de uitzonderingsgrond van sub d van het derde lid van artikel 7:629 BW. Gelet op het feit dat een loonstop een vergaande maatregel is voor een zieke medewerker moet de werkgever zorgvuldigheid betrachten en moet in dit geval duidelijk zijn dat [eiseres] in strijd met redelijke voorschriften heeft gehandeld.
Het onderzoek bij [bedrijf]
De kantonrechter begrijpt uit het dossier dat het onderzoek bij [bedrijf] erg lang heeft geduurd en dat het geduld van de Gemeente [gemeente] in januari 2024 op is. Dat het geduld van de Gemeente [gemeente] op is, komt mede door de communicatie tussen partijen, de klacht die [eiseres] tegen haar leidinggevende heeft ingediend en het feit dat [eiseres] de afspraak van 11 januari 2024 met haar leidinggevende twee dagen van te voren heeft afgezegd, terwijl zij de uitnodiging voor dit gesprek drie weken eerder op 21 december 2023 had ontvangen. Het onderzoek van [bedrijf] is eind maart 2023 gestart en in januari 2024 heeft de bedrijfsarts de rapportage van [bedrijf] nog steeds niet. Dat is een lange periode, maar de kantonrechter krijgt de indruk dat het traject tot oktober 2023 zonder noemenswaardige problemen verliep. De vertraging van het onderzoek is vervolgens opgetreden omdat [bedrijf] een afspraak van oktober 2023 heeft verzet naar november 2023. Vervolgens heeft [eiseres] op 4 december 2023 haar toestemming voor het toezenden van de medische rapportage aan de bedrijfsarts ingetrokken. [eiseres] heeft op de zitting toegelicht dat zij dat heeft gedaan omdat haar gegevens door [bedrijf] waren verward met een andere cliënt; bovendien was de machtiging van een half jaar toen toch al verlopen. Verder uitstel is veroorzaakt doordat de broer van [eiseres] op 15 december 2023 is overleden. [eiseres] heeft naar aanleiding van dit overlijden verzocht om uitstel en heeft dit ook gekregen. [eiseres] heeft toen wel toestemming gegeven om de lekenrapportage en FML met de Gemeente [gemeente] te delen.
Vervolgens heeft de Gemeente [gemeente] op 21 december 2023 een afspraak ingepland met [eiseres] op 11 januari 2024 om de voortgang in de re-integratie te bespreken, omdat het onderzoek bij [bedrijf] was afgerond. [eiseres] heeft deze afspraak op 9 januari 2024 afgezegd, omdat zij een medische afspraak zou hebben. Daarna is op het spreekuur met de bedrijfsarts op 17 januari 2024 over de lekenrapportage en de FML van [bedrijf] gesproken en heeft [eiseres] de bedrijfsarts toegezegd dat zij voor het einde van de maand januari 2024 [bedrijf] toestemming zou geven om de medische rapportage naar de bedrijfsarts te verzenden. De volgende dag, op 18 januari 2024 heeft de Gemeente [gemeente] een loonstop aangekondigd als [eiseres] er niet voor 25 januari 2024 voor zou zorgen dat de bedrijfsarts beschikte over de medische rapportage van [bedrijf] en de medische informatie van de behandelde sector.
Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] niet meewerkt aan re-integratie
Niet duidelijk is geworden op grond waarvan de Gemeente [gemeente] meende dat zij deze termijn moest stellen, terwijl [eiseres] met de bedrijfsarts eind januari 2024 had afgesproken. De bedrijfsarts heeft op 1 februari 2024 aan de Gemeente [gemeente] laten weten dat zij op 31 januari 2024 de medische rapportage van [bedrijf] (conceptversie) heeft ontvangen en dat zij op 17 april 2023 informatie van de behandelaar van [eiseres] had ontvangen. Omdat niet is vast komen te staan dat er ook een definitieve medische rapportage van [bedrijf] bestaat, heeft [eiseres] op 31 januari 2024 dus voldaan aan het verzoek van de Gemeente [gemeente] uit de brief van 18 januari 2024. De Gemeente [gemeente] heeft niet duidelijk gemaakt waarom zij de termijn tot 25 januari 2024 heeft gesteld. Zij heeft ook niet uitgelegd waarom zij het loon dan per 1 februari 2024 heeft gestopt en niet per 26 januari 2024. Op
1 februari 2024 had de bedrijfsarts de meest relevante versie van het medische rapport en informatie van de behandelaar immers in haar bezit. De kantonrechter acht de loonstop gelet op de bovenstaande omstandigheden dan ook niet terecht. Niet is gebleken dat [eiseres] niet heeft meegewerkt aan het onderzoek bij [bedrijf] . [eiseres] heeft een verklaring kunnen geven voor de vertraging die vanaf november 2023 is opgetreden. Daarnaast heeft [eiseres] aangevoerd dat haar voor het gesprek met de bedrijfsarts (op 17 januari 2024) nooit eerder was gevraagd om de rapportage aan de bedrijfsarts ter beschikking te stellen. De Gemeente [gemeente] heeft [eiseres] ook niet verzocht om de medische informatie uit de reguliere sector aan [bedrijf] ter beschikking te stellen. Daarnaast blijkt uit de e-mail van [bedrijf] van
8 februari 2024 aan de Gemeente [gemeente] dat het correctierecht van [eiseres] - de reden waarom er ‘conceptversie’ staat op de verzonden versie - geen invloed heeft op de conclusie van 16 november 2023 van [bedrijf] . Verder blijkt uit de e-mail van 2 februari 2024 van de bedrijfsarts aan de Gemeente [gemeente] dat zij van mening is dat de FML die [bedrijf] heeft opgesteld als basis kan dienen voor het arbeidsdeskundigen onderzoek.
Op de mondelinge behandeling is besproken - en waren partijen het erover eens - dat het arbeidsdeskundig onderzoek inmiddels is opgestart en dat [eiseres] bezig is met re-integratie gesprekken voor eerste en tweede spoor. Daarnaast heeft [eiseres] een WIA-uitkering aangevraagd. De conclusie is dan ook dat weliswaar het onderzoek bij [bedrijf] lang heeft geduurd, maar dat niet is gebleken dat [eiseres] niet meewerkt aan redelijke voorschriften met betrekking tot haar re-integratie.
De loonstop moet verwijderd worden uit het personeelsdossier
Omdat niet is gebleken dat [eiseres] niet meewerkt aan redelijke voorschriften met betrekking tot haar re-integratie acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat de Gemeente [gemeente] de loonstop onterecht heeft opgelegd. De vordering van [eiseres] om de brief van de Gemeente [gemeente] van 31 januari 2024 met de loonstop uit haar personeelsdossier te verwijderen, wordt dan ook toegewezen.
De waarschuwing moet verwijderd worden uit het personeelsdossier
Ook de vordering tot het verwijderen van de waarschuwing van 18 januari 2024 uit het personeelsdossier wordt toegewezen. Gelet op de gang van zaken had het op de weg van de Gemeente [gemeente] gelegen om naar aanleiding van de afzegging van het gesprek op
9 januari 2024 een nieuwe afspraak voor een gesprek te plannen, dan wel om de loonstop aan te kondigen als [eiseres] niet aan de afspraak met de bedrijfsarts voldeed op de afgesproken datum, per 31 januari 2024. Niet valt in te zien waarom deze termijn korter zou moeten zijn dan de tussen de bedrijfsarts en [eiseres] afgesproken termijn.
De primaire vordering van [eiseres] om de waarschuwing en de loonstop uit haar personeelsdossier te verwijderen wordt dus toegewezen. Omdat de primaire vordering van [eiseres] wordt toegewezen, komt de kantonrechter niet toe aan hetgeen [eiseres] onder het subsidiaire heeft gevorderd.
Geen dwangsommen
De kantonrechter gaat ervan uit dat de Gemeente [gemeente] aan dit vonnis zal voldoen en ziet dan ook geen aanleiding om de gevorderde dwangsommen op te leggen.
Proceskosten
[eiseres] krijgt gelijk en de Gemeente [gemeente] wordt daarom veroordeeld in de proceskosten aan de kant van [eiseres] . De kantonrechter begroot deze kosten op totaal
€ 222,97 (€ 135,97 voor de dagvaarding en € 87,00 voor het griffierecht).