Rechtbank Midden-Nederland, 15-03-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1673, 10875710 \ UE VERZ 24-9
Rechtbank Midden-Nederland, 15-03-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:1673, 10875710 \ UE VERZ 24-9
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 15 maart 2024
- Datum publicatie
- 25 maart 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2024:1673
- Zaaknummer
- 10875710 \ UE VERZ 24-9
Inhoudsindicatie
Kwalificatie of sprake is van een arbeidsovereenkomst aan de hand van de Deliveroo-criteria.
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10875710 UE VERZ 24-9 MS/1270
Beschikking van 15 maart 2024
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. W.O. Groustra,
tegen:
1. de besloten vennootschap
[verweerster sub 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap
[verweerster sub 2] B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partijen,
gemachtigden: mr. T. van Nieuwstadt en mr. M.N. Terweij.
De verzoekende partij zal hierna [verzoekster] worden genoemd. De verwerende partijen onder 1 en 2 zullen respectievelijk [verweerster sub 1] en [verweerster sub 2] worden genoemd en zullen gezamenlijk worden aangeduid als [verweerster sub 1 c.s.] .
1 De procedure
[verzoekster] heeft een verzoekschrift met producties ingediend, dat op 9 januari 2024 door de griffie van de rechtbank is ontvangen.
[verweerster sub 1 c.s.] heeft een verweerschrift met producties ingediend.
[verzoekster] heeft bij brief van 14 februari 2024 twee USB-sticks en op 15 februari 2024 nadere producties in het geding gebracht. Zij heeft op 15 februari 2024 ook een akte vermeerdering eis ingediend. Op 16 februari 2024 heeft [verzoekster] een reactie op het verweerschrift ingediend. Zij heeft op die datum ook een document getiteld “Tijdslijn” van 12 februari 2024 en een document getiteld “Gezagsverhouding” van 15 februari 2024 in het geding gebracht.
[verweerster sub 1 c.s.] heeft op 20 februari 2024 nadere producties ingediend. [verzoekster] heeft op 20 februari 2024 een e-mail met een transcriptie van een telefoongesprek in het geding gebracht.
Op 21 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Deze zaak is gevoegd behandeld met de kortgedingprocedure tussen partijen met zaaknummer 10915637 UV EXPL 24-25/570870 KG ZA 24-83. [verzoekster] is verschenen met haar gemachtigde mr. W.O. Groustra. Namens [verweerster sub 1 c.s.] zijn verschenen de heer [A] (hierna: [A] ), CEO van [verweerster sub 2] , de heer [B] (hierna: [B] ), CCSO van [verweerster sub 2] , de heer [C] (hierna: [C] ), directeur van [onderneming 1] , en mr. M.N. Terweij en mr. T. van Nieuwstadt, gemachtigden van [verweerster sub 1 c.s.] . Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag in deze zaak uitspraak wordt gedaan.
2 De feiten
[verweerster sub 2] is een onderneming die zich toelegt op het verlenen van diensten op het gebied van [.] . [verweerster sub 2] is op 5 oktober 2020 formeel opgericht door [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] , de persoonlijke holding van [A] ) en [onderneming 3] B.V. (hierna: [onderneming 3] , de persoonlijke holding van [B] ). [onderneming 2] en [onderneming 3] zijn in de oprichtingsakte tot statutair bestuurder van [verweerster sub 2] benoemd. In een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 20 november 2023 worden ook [onderneming 4] B.V. (hierna: [onderneming 4] , de persoonlijke holding van [verzoekster] ), [A] en [verzoekster] als bestuurders van [verweerster sub 2] genoemd. Bij zowel [A] als [verzoekster] staat in het handelsregister vermeld dat zij algemeen directeur zijn van [verweerster sub 2] en alleen/zelfstandig bevoegd. De drie holdings zijn blijkens het handelsregister gezamenlijk bevoegd.
[verweerster sub 1] is in december 2020 opgericht door [onderneming 2] , [onderneming 3] en [onderneming 4] . De drie holdings hebben daarbij elk een derde van de aandelen in [verweerster sub 1] verworven. [verweerster sub 1] heeft direct na de oprichting alle aandelen in [verweerster sub 2] verkregen. [onderneming 2] , [onderneming 3] en [onderneming 4] zijn in de oprichtingsakte tot statutair bestuurder van [verweerster sub 1] benoemd en zijn gezamenlijk bevoegd.
[verweerster sub 1] heeft met [onderneming 2] , [onderneming 3] en [onderneming 4] managementovereenkomsten gesloten die gedateerd zijn op 22 januari 2021. Daarbij is afgesproken dat [A] , [B] en [verzoekster] door middel van hun persoonlijke holdings managementdiensten voor [verweerster sub 1] zouden verrichten. De overeengekomen management fee verschilde daarbij per persoon. [A] ontving een bedrag van € 12.500,-- op maandbasis, [B] een bedrag van € 9.000,-- en [verzoekster] een bedrag van € 8.000,--. Dit zijn bruto bedragen.
De rolverdeling tussen [A] , [B] en [verzoekster] binnen [verweerster sub 1 c.s.] , al dan niet door middel van hun persoonlijke holdings, was als volgt: zij vormden samen het management team, waarbij [A] de functie bekleedde van CEO. [verzoekster] bekleedde de functie van Chief commercial officer (CCO) en was eindverantwoordelijk voor het sales- en marketingteam. [B] fungeerde als Customer succes officer (CCSO).
[onderneming 2] , [onderneming 3] en [onderneming 4] hebben voor de financiering van [verweerster sub 1] de durfkapitaalinvesteerder [onderneming 1] (hierna: [onderneming 1] ) aangetrokken. Tussen [onderneming 5] C.V., het investeringsfonds van [onderneming 1] , en [onderneming 4] , [onderneming 2] , [onderneming 3] , [verzoekster] , [A] , [B] en [verweerster sub 1] is een aandeelhoudersovereenkomst tot stand gekomen die is gedateerd op 16 februari 2021 en op 24 april 2023 is aangepast. [onderneming 1] heeft vanaf februari 2021 in [verweerster sub 1] geïnvesteerd. [onderneming 2] , [onderneming 3] en [onderneming 4] hebben in het kader van deze investeringen eigen geld moeten inbrengen en zijn hiervoor leenovereenkomsten met [verweerster sub 2] aangegaan. [onderneming 1] hield sinds de laatste investeringsronde in april 2023 42,75% van de aandelen in [verweerster sub 1] . [onderneming 2] en [onderneming 4] hielden elk 19,02% van de aandelen en [onderneming 3] 19,21%.
[verzoekster] is vanaf september 2023 (gedeeltelijk) uitgevallen wegens ziekte. Zij heeft zich op 12 oktober 2023 weer hersteld gemeld.
Op 9 november 2023 heeft [verzoekster] een gesprek gehad met [C] . [C] heeft haar toen meegedeeld dat er reorganisatieplannen waren waardoor haar rol als CCO zou komen te vervallen.
Op 10 november 2023 hebben [A] en [B] zonder voorafgaand overleg met [verzoekster] een bericht op het intranet van [verweerster sub 2] gezet met als strekking dat [verzoekster] zou vertrekken. Vanaf 11 november 2023 was het account van [verzoekster] bij [verweerster sub 2] geblokkeerd. Op 15 november 2023 hebben [A] en [B] een bericht op SharePoint geplaatst waarin onder meer staat: “Due to a difference of opinion on the strategy for the next phase of [verweerster sub 2] , we unfortunately had to end our cooperation with [verzoekster (voornaam)] .”
[verzoekster] heeft via een collega van dit bericht op SharePoint kennisgenomen. Zij heeft [verweerster sub 1 c.s.] bij brief van haar advocaat van 17 november 2023 onder meer gesommeerd het ontslag in te trekken. [verweerster sub 1 c.s.] heeft niet aan deze sommatie voldaan.
Op 4 en 18 december 2023 heeft er een Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van [verweerster sub 1] plaatsgevonden. [verzoekster] is voor deze vergaderingen uitgenodigd, maar is niet verschenen. Op de AVA van 4 december 2023 is [onderneming 4] ontslagen als statutair bestuurder van [verweerster sub 1] . Op de AVA van 18 december 2023 is het voorgenomen bestuursbesluit tot ontbinding van de managementovereenkomst tussen [verweerster sub 1] , [verzoekster] en [onderneming 4] goedgekeurd en is ook het voorgenomen bestuursbesluit tot ontslag van [onderneming 4] en [verzoekster] als statutair bestuurder dan wel algemeen directeur van [verweerster sub 2] goedgekeurd.
Op 18 december 2023 heeft een AVA van [verweerster sub 2] plaatsgevonden. Ook voor deze vergadering is [verzoekster] uitgenodigd maar niet verschenen. Op deze AVA zijn [onderneming 4] en [verzoekster] ontslagen als statutair bestuurder dan wel algemeen directeur van [verweerster sub 2] .
[verweerster sub 1 c.s.] heeft [onderneming 4] bij brieven van 22 december 2023 op de hoogte gesteld van de beëindiging van de managementovereenkomst en van het feit dat [onderneming 4] op grond van de aandeelhoudersovereenkomst als ‘bad leaver’ wordt gekwalificeerd. Het gevolg van deze kwalificatie is onder meer dat zij haar aandelen in [verweerster sub 1] moet aanbieden.
3 Het verzoek
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter in haar verzoekschrift bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht te verklaren dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek (BW);
2. te bepalen dat [verweerster sub 2] / [verweerster sub 1] ten deze moet worden aangemerkt als een slecht werkgever;
3. voor recht te verklaren dat de beëindiging/opzegging door verweersters op 10 november 2023 schadeplichtig is;
4. voor recht te verklaren dat verweerster geen rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding;
alsmede verweersters hoofdelijk te veroordelen tot:
I. betaling van € 8.000,-- netto c.q. het bruto equivalent daarvan als loon, te verhogen met 8% vakantietoeslag, een en ander tot 10 november 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
II. het verstrekken van de loonspecificaties binnen twee dagen na dagtekening van de beschikking op straffe van een dwangsom;
III. betaling van een gefixeerde vergoeding van € 25.920,-- (netto c.q. het bruto equivalent) alsmede een transitievergoeding van € 8.069,92 netto c.q. het bruto equivalent daarvan alsmede een billijke vergoeding van (i) € 103.680,-- (netto c.q. het bruto equivalent daarvan) en (ii) € 650.000,--;
met hoofdelijke veroordeling van verweersters in de volledige kosten van de procedure.
[verzoekster] legt - samengevat - aan haar verzoek ten grondslag dat zij voor [verweerster sub 2] dan wel [verweerster sub 1] werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst. Zij stelt dat zij op 10 november 2023 op staande voet is ontslagen en dat dit ontslag niet rechtsgeldig was. Zij berust in het ontslag en maakt aanspraak op de in het verzoek genoemde vergoedingen.
[verweerster sub 1 c.s.] voert - kort weergegeven - het volgende verweer. Zij stelt dat niet de kantonrechter maar de rechtbank bevoegd is van het verzoek van [verzoekster] kennis te nemen, primair omdat geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst en subsidiair omdat [verzoekster] c.q. haar persoonlijke holding naast werknemer ook bestuurder was van [verweerster sub 1 c.s.] . Zij verzoekt:
I. primair, de verzoeken van [verzoekster] af te wijzen:
II. subsidiair, voor zover de kantonrechter meent dat sprake is van een arbeidsrelatie, aan [verzoekster] een gefixeerde schadevergoeding van € 24.000,-- bruto en een transitievergoeding van € 8.000,-- bruto toe te kennen;
III. uiterst subsidiair, voor zover de kantonrechter aanleiding ziet een billijke vergoeding toe te kennen, bij de begroting daarvan rekening te houden met hetgeen zij in haar verweerschrift hierover naar voren heeft gebracht;
IV. subsidiair en uiterst subsidiair, alle overige verzoeken af te wijzen;
V. primair, subsidiair en uiterst subsidiair, [verzoekster] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
[verzoekster] heeft op 15 februari 2024 een akte vermeerdering eis ingediend. Hierbij vordert zij - kort samengevat - vernietiging van de AVA-besluiten van 5 december 2023 en 21 december 2023 waarin zij is ontslagen als bestuurder van [verweerster sub 1 c.s.] en vernietiging van de besluiten waarin zij tot bad leaver wordt bestempeld.