Rechtbank Midden-Nederland, 26-01-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2868, 10744285 \ AE VERZ 23-62
Rechtbank Midden-Nederland, 26-01-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2868, 10744285 \ AE VERZ 23-62
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 26 januari 2024
- Datum publicatie
- 8 mei 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2024:2868
- Zaaknummer
- 10744285 \ AE VERZ 23-62
Inhoudsindicatie
Werkgever moet het loon en overige emolumenten en vergoedingen, inclusief de wettelijke verhoging van 10%, aan werknemer betalen. De gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% wordt gematigd tot 10%, waarbij rekening wordt gehouden met de sterk verminderde verwijtbaarheid aan de kant van werkgever en met het feit dat het bedrijf geen middelen meer heeft..
Uitspraak
Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 10744285 AE VERZ 23-62 NA/58602
Beschikking van 26 januari 2024
inzake
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. S.O. Willebrands,
tegen:
[verweerder] v.h.o.d.n [handelsnaam],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [verweerder] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met 20 producties, bij de kantongriffie binnengekomen op 6 oktober 2023;
- de mondelinge behandeling van 30 november 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. [verzoeker] was samen met haar gemachtigde aanwezig. [verweerder] is zonder gemachtigde verschenen en heeft op de mondelinge behandeling voor het eerst verweer gevoerd.
Daarna heeft de kantonrechter bepaald dat de uitspraak vandaag is.
2 De feiten
[verweerder] exploiteerde tot 1 juni 2023 een winkel van [handelsnaam] in [plaats] . Hij werkte daarvoor samen met [bedrijf] . [verzoeker] is op 1 maart 2004 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) [verweerder] in de functie van verkoopmedewerker. De overeengekomen arbeidsduur van [verzoeker] was 40 uren per week, laatstelijk tegen een brutoloon van € 1.672,36 per maand exclusief een vakantietoeslag van 8%. [verweerder] is per 1 juni 2023 gestopt met de bedrijfsvoering vanwege zijn gezondheid en bedrijfseconomische redenen. Na die datum heeft [verweerder] niets meer betaald aan [verzoeker] .
[verweerder] heeft vanwege voormelde omstandigheden het UWV toestemming gevraagd om het dienstverband met [verzoeker] op te zeggen. [verweerder] heeft die toestemming op 14 juni 2023 gekregen. De proceduretijd bij het UWV heeft in totaal 26 dagen geduurd.
Op 15 juni 2023 verstuurt [verweerder] de volgende e-mail aan [verzoeker] .
“Beste [naam] ,
Vandaag kreeg ik per post van het UWV de goedkeuring voor jouw ontslagaanvraag.
Dit betekent dat ik jouw met terugwerkende ontsla zoals genoemd in de UWV verklaring en genoemde data, hierin wordt ook vermeld hoe jij hier bezwaar kunt gaan aantekenen.
…”
In reactie daarop schrijft de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerder] dat ontslag met terugwerkende kracht niet mogelijk is en op welke manier de arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd tegen 1 oktober 2023. Op 20 juni 2023 stuurt [verweerder] vervolgens de volgende e-mail aan [verzoeker] .
“Beste [naam] ,
In aanvulling op mijn mail van 15 juni 2023 het volgende:
Op basis van de toestemming die is verleend door het UWV om het dienstverband op te zeggen deel ik je mede dat per 1 juni 2023 de winkel is gesloten.
Vanwege de lengte van het dienstverband bedraagt de opzegtermijn vier maanden, gezien de procedure bij het UWV op 29-04-2023 is opgestart
beëindigd het dienstverband in mijn ogen per 1 september 2023.
…”
Als reactie hierop laat de gemachtigde van [verzoeker] aan [verweerder] weten dat hij niet de juiste opzegtermijn hanteert en dat de einddatum van het dienstverband 1 oktober 2023 is. Hoewel [verweerder] in een reactie daarop heeft aangegeven met een toelichting terug te komen op de einddatum van het dienstverband, is dit niet gebeurd. Ook heeft [verweerder] het loon en overige emolumenten en vergoedingen niet betaald aan [verzoeker] . [verzoeker] is daarom, mede gelet op de vervaltermijnen uit artikel 7:686a lid 4 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), deze procedure gestart.
3 Het verzoek en het verweer
[verzoeker] verzoekt om [verweerder] bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling aan haar van de volgende (bruto)bedragen:
het loon over juni tot en met augustus van € 5.017,08;
het tegoed aan vakantiedagen van € 2.001,96;
de vakantietoeslag van € 401,36;
de wettelijke verhoging van € 3.710,20;
de gefixeerde schadevergoeding van € 1.806,15;
de transitievergoeding van € 11.438,95;
de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.018,75l;
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente over het loon met ingang van de eerste dag na de maand waarover het loon verschuldigd is, over de gefixeerde schadevergoeding vanaf 1 september 2023 en over de andere bedragen vanaf 1 oktober 2023 althans de dag van het verzoekschrift;
de proceskosten.
[verzoeker] wil ook dat [verweerder] haar op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per overtreding en € 50,00 voor iedere aangebroken dag dat de overtreding voortduurt binnen een maand na betaling correcte loonstroken verstrekt die zien op de uitbetaling van alle bedragen, op het bedrag aan buitengerechtelijke kosten na.
[verweerder] voert verweer en stelt in dat kader het volgende.
[verweerder] erkent dat de geldende opzegtermijn vier maanden moet zijn in plaats van de door hem na verkregen advies gehanteerde opzegtermijn en dat hij het loon en het vakantiegeld etcetera zoals gevorderd aan [verzoeker] moet betalen, maar hij is het niet eens met de gevorderde wettelijke verhoging. [verweerder] wilde [verzoeker] betalen, maar kon dat niet door de verslechterde financiële situatie.