Rechtbank Midden-Nederland, 12-06-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3597, C/16/564697 / FA RK 23-1907
Rechtbank Midden-Nederland, 12-06-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3597, C/16/564697 / FA RK 23-1907
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Midden-Nederland
- Datum uitspraak
- 12 juni 2024
- Datum publicatie
- 11 juli 2024
- ECLI
- ECLI:NL:RBMNE:2024:3597
- Zaaknummer
- C/16/564697 / FA RK 23-1907
Inhoudsindicatie
Rechtbank wijkt af van het uitgangspunt dat de ouder bij wie de kinderen staan ingeschreven de verblijfsoverstijgende kosten betaalt. Co-ouderschap.
Uitspraak
Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/564697 / FA RK 23-1907
Zorgregeling en kinderalimentatie
Beschikking van 12 juni 2024
in de zaak van:
[vrouw] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L.C. de Jong,
tegen
[man] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.V. Scheffer.
1 De procedure
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
- -
-
het verzoekschrift met producties 1 tot en met 10 van de vrouw, binnengekomen op 9 oktober 2023;
- -
-
het bericht met bijlagen (aktes van geboorte) van de vrouw van 27 oktober 2023;
- -
-
het verweerschrift met producties 1 tot en met 18 van de man van 20 december 2023, met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken);
- -
-
het bericht met producties 19 tot en met 22 van de man van 12 april 2024, met daarin een aanvulling van zijn zelfstandige verzoeken;
- -
-
het verweerschrift met producties 11 tot en met 16 van de vrouw op de zelfstandige verzoeken van de man van 17 april 2024.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 23 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- -
-
de vrouw met haar advocaat,
- -
-
de man met zijn advocaat,
- -
-
mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de kinderen van partijen, in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van de verzoeken vinden. De rechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechter dat doen.1
2 Waar de procedure over gaat
De ouders hebben met elkaar een relatie gehad.
Zij hebben samen twee kinderen:
- -
-
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
- -
-
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] .
De kinderen staan ingeschreven op het adres van de vrouw.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
De vrouw verzoekt de rechtbank om:
a. een zorgregeling vast te stellen, die inhoudt dat:
- de kinderen de ene week van woensdagmiddag na schooltijd tot de volgende week woensdagochtend bij aanvang schooltijd bij de vrouw verblijven, waarbij de vrouw de kinderen van school haalt en weer naar school brengt;
- de kinderen de andere week van woensdagmiddag na schooltijd tot de volgende week woensdagochtend bij aanvang schooltijd bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen van school haalt en weer naar school brengt;
- in de schoolvakanties deze regeling doorloopt, waarbij de man de kinderen tijdens de vakanties steeds haalt en brengt;
te bepalen dat de kinderen in de dagen dat zij bij één van hun ouders verblijven ongestoord (telefonisch) contact met de andere ouder kunnen hebben, voor zover dat uiteraard geschiedt op een voor alle betrokkenen aanvaardbare wijze;
te bepalen dat de man met ingang van 1 januari 2023, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, een bedrag van € 428,- per kind per maand aan kinderalimentatie moet betalen, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bijdrage, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen.
De man is het eens met het verzoek van de vrouw onder a., met uitzondering van het deel dat de regeling tijdens de schoolvakanties doorloopt. De man voert verweer tegen de verzoeken onder b. en c. en wil dat deze afgewezen worden. Daarnaast verzoekt de man de rechtbank – als zelfstandige verzoeken – om:
i. een vakanties- en feestdagenregeling vast te stellen, die inhoudt dat:
- de reguliere zorgregeling tijdens de schoolvakanties die één week duren doorloopt, waarbij de kinderen in die vakanties op woensdag 17.00 uur naar de andere ouder gaan en op die woensdag altijd gehaald of gebracht worden door de man;
- de kinderen in de kerstvakantie en de meivakantie in de even jaren de eerste week bij de man verblijven en de daaropvolgende week bij de vrouw en de oneven jaren in omgekeerde volgorde;
- de kinderen in de zomervakantie in de even jaren de eerste drie aaneengesloten weken bij de vrouw verblijven en de daaropvolgende drie aaneengesloten weken bij de man en in de oneven jaren in omgekeerde volgorde;
- iedere vakantie waarin de kinderen niet volgens de reguliere zorgregeling bij de man of de vrouw zijn, start op de vrijdag na school (of uiterlijk om 17.00 uur) en eindigt op maandag na die vakantie naar school (of uiterlijk om 17.00 uur) en de wisseldag in de vakantie (van meer dan één week) de zaterdag in het midden van de vakantie om 17.00 uur is, waarbij de man de kinderen naar de vrouw brengt of bij de vrouw ophaalt;
- de kinderen tijdens de feestdagen bij de ouder verblijven bij wie zij conform de reguliere zorgregeling verblijven (op dat moment of die dag);
te bepalen dat de vrouw en de kinderen in de week of (vakantie)periode dat de kinderen bij de man verblijven, maandag om 17.00 uur en gedurende circa 15 minuten telefonisch contact met elkaar kunnen/mogen hebben;
te bepalen dat de vrouw binnen vijf dagen na de datum van de beschikking haar medewerking dient te verlenen aan en toestemming dient te geven voor de (volledige) behandeling van [minderjarige 1] bij de orthodontist [naam] in [plaats] aan de [adres] , en als zij dat niet (binnen die termijn) doet, dat de toestemming van de rechtbank in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw;
te bepalen dat de vrouw binnen vijf dagen na de datum van de beschikking haar medewerking dient te verlenen aan en toestemming dient te geven voor de aanvraag van ID-kaarten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de gemeente Woerden door middel van overhandiging aan de man van het ingevulde en ondertekende toestemmingsformulier voor die aanvraag en een kopie van haar paspoort, en als zij dat niet (binnen die termijn) doet, dat de toestemming van de rechtbank in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw;
te bepalen dat de vrouw binnen vijf dagen na de datum van de beschikking haar medewerking dient te verlenen aan en toestemming dient te geven voor het laten uitvoeren van tweemaal een HPV-vaccinatie bij [minderjarige 1] en een DTP/BMR-vaccinatie bij [minderjarige 2] , en als zij dat niet (binnen die termijn) doet, dat de toestemming van de rechtbank in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw;
voorwaardelijk voor het geval de rechtbank zou oordelen dat in het kader van de berekening en bepaling van de vast te stellen kinderalimentatie de man enkel alle kosten (verblijfskosten bij hemzelf en verblijfsoverstijgende kosten) voor de kinderen zal betalen wanneer de kinderen op zijn adres in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven staan, te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op het adres van de man in [woonplaats 2] in de BRP dienen te worden ingeschreven en dat de vrouw daaraan alle medewerking dient te verlenen vanaf de datum van de beschikking en voor zover zij dat niet doet binnen veertien dagen na de datum van de beschikking, de rechtbank hiervoor vervangende toestemming verleent;
althans een of meerdere beslissingen te nemen die de rechtbank in goede justitie geraden acht.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man en wil dat deze worden afgewezen.
3 De beoordeling
Zorgregeling
Partijen zijn het eens over de reguliere zorgregeling. Zij willen beiden dat:
- de kinderen de ene week van woensdagmiddag na schooltijd tot de volgende week woensdagochtend bij aanvang schooltijd bij de vrouw verblijven, waarbij de vrouw de kinderen van school haalt en weer naar school brengt;
- de kinderen de andere week van woensdagmiddag na schooltijd tot de volgende week woensdagochtend bij aanvang schooltijd bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen van school haalt en weer naar school brengt.
De rechtbank zal deze zorgregeling dan ook vaststellen.
Vakanties- en feestdagenregeling
De rechtbank zal een vakanties- en feestdagenregeling vaststellen, die inhoudt dat:
- -
-
de reguliere zorgregeling tijdens de schoolvakanties die één week duren doorloopt, waarbij de kinderen in die vakanties op woensdag 17.00 uur naar de andere ouder gaan en op die woensdag altijd gehaald of gebracht worden door de man;
- -
-
de kinderen in de kerstvakantie en de meivakantie in de even jaren de eerste week bij de man verblijven en de daaropvolgende week bij de vrouw en in de oneven jaren in omgekeerde volgorde;
- -
-
de kinderen in de zomervakantie in de even jaren de eerste drie aaneengesloten weken bij de vrouw verblijven en de daaropvolgende drie aaneengesloten weken bij de man en in de oneven jaren in omgekeerde volgorde;
- iedere vakantie waarin de kinderen niet volgens de reguliere zorgregeling bij de man of de vrouw zijn, start op de vrijdag na school en eindigt op maandag na die vakantie naar school en de wisseldag in de vakantie (van meer dan één week) is de zaterdag in het midden van de vakantie om 17.00 uur, waarbij de man de kinderen naar de vrouw brengt of bij de vrouw ophaalt;
- de kinderen tijdens de feestdagen bij de ouder verblijven bij wie zij conform de reguliere zorgregeling verblijven (op dat moment of die dag).
De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Partijen zijn het erover eens dat de reguliere zorgregeling doorloopt tijdens schoolvakanties die één week duren en tijdens feestdagen. Over de overige vakanties bestaat discussie. De rechtbank is het eens met het uitgangspunt van de man dat tijdens schoolvakanties langer dan één week duren de kinderen een langere aaneengesloten periode bij elk van de ouders verblijven. Het is fijn om dan meer tijd met elkaar door te brengen en het maakt het ook mogelijk om met de kinderen op vakantie te gaan. De rechtbank volgt daarom het verzoek van de man. Tijdens de zitting heeft de rechtbank nog voorgesteld om de zomervakantie op te splitsen in twee keer tweeëneenhalve week en dan een halve week aan het begin en het einde, maar dat willen beide partijen niet omdat de weken na de vakantie dan wisselen. De rechtbank zal daarom de weken verdelen in hele weken, zoals de man heeft verzocht. Doordat de ouders in de reguliere zorgregeling de wisseling op de woensdag hebben, kan dit tot wat snellere wisselingen leiden rondom de vakanties. De onrust die daardoor mogelijk ontstaat, wordt evenwel gecompenseerd door de periode van rust die de kinderen kunnen hebben door met beide ouders volle weken vakantie te kunnen vieren.
Telefonisch contact tussen de kinderen en de ouder waar zij niet verblijven
Tijdens de zitting hebben partijen de volgende afspraken gemaakt over het telefonisch contact tussen de kinderen en de ouder waar zij op dat moment niet verblijven:
- -
-
de ouder belt niet naar de kinderen;
- -
-
de kinderen mogen de ouder bellen als zij daar behoefte aan hebben;
- -
-
er mag wel app-contact tussen de kinderen en de ouder plaatsvinden.
Zoals de Raad tijdens de zitting ook heeft gezegd, moeten de kinderen zich vrij voelen om contact met de andere ouder te hebben. Dat klemt temeer omdat het gaat om nog jonge kinderen die telkens voor langere tijd (zeker in de vakanties) niet bij een van de ouders kunnen zijn en dat het nodige gemis zal meebrengen. Mocht blijken dat het telefonisch contact toch te veel of verstorend is, dan moeten partijen dat samen bespreken bij Forest Consult.
Deze afspraken lenen zich niet voor opname in het dictum (‘De beslissing’), maar gelden wel tussen partijen.
Vervangende toestemming
De rechtbank zal de man vervangende toestemming verlenen voor:
- -
-
de (volledige) behandeling van [minderjarige 1] bij de orthodontist [naam] in [plaats] aan de [adres] ;
- -
-
de aanvraag van ID-kaarten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de gemeente Woerden;
- -
-
het laten uitvoeren van tweemaal een HPV-vaccinatie bij [minderjarige 1] en een DTP/BMR-vaccinatie bij [minderjarige 2] .
De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Orthodontist
Feit is dat [minderjarige 1] nog geen beugel heeft, ondanks dat beide partijen wel willen dat zij een beugel krijgt. De vrouw heeft tot nu toe niet ondubbelzinnig toestemming voor de behandeling bij de orthodontist heeft gegeven. Daarom zal de rechtbank de man vervangende toestemming verlenen.
ID-kaarten
De vrouw heeft er in principe geen bezwaar tegen dat de man ID-kaarten voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvraagt, maar wil graag dat de man haar informeert als hij met de kinderen naar het buitenland gaat. De rechtbank overweegt dat de man toestemming van de vrouw nodig heeft als hij met de kinderen naar het buitenland gaat, omdat partijen gezamenlijk het gezag over de kinderen hebben. Hij zal de vrouw dus hoe dan ook moeten informeren. De rechtbank ziet dan ook geen reden waarom de man geen ID-kaarten voor de kinderen zou mogen aanvragen en zal daarom vervangende toestemming daarvoor verlenen.
Vaccinaties
Partijen hebben vanaf de geboorte meegedaan met het Rijksvaccinatieprogramma, met uitzondering van één vaccinatie tijdens de coronaperiode. Het DTP- en HPV-vaccin zijn onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma. Het doel van het Rijksvaccinatieprogramma is om kinderen te beschermen tegen aandoeningen die schadelijk voor hen kunnen zijn. Het uitgangspunt hierbij is dan ook dat vaccineren in het belang is van het kind. Ook is vaccineren in het belang van anderen omdat vaccinatie (verdere) verspreiding van de ziekte kan voorkomen. De vrouw heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat ten aanzien van de HPV-vaccinatie bij [minderjarige 1] en een DTP/BMR-vaccinatie bij [minderjarige 2] afgeweken moet worden van het Rijksvaccinatieprogramma. Daarom zal de rechtbank de man vervangende toestemming verlenen.
Kinderalimentatie
De rechtbank zal bepalen dat de man met ingang van de datum van deze beschikking (12 juni 2024) een bedrag van € 190,- per kind per maand aan kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet betalen aan de vrouw. Dat betekent dat een deel van het verzoek van de vrouw wordt afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt. Daarbij gaat zij in op de standpunten van de ouders, voor zover die voor de beoordeling van belang zijn. De berekeningen die de rechtbank heeft gemaakt zijn als bijlagen aan deze beschikking toegevoegd. Bij de berekeningen rondt de rechtbank af op hele euro’s.
Wijziging of vaststelling van de kinderalimentatie?
De man stelt dat de bijdragen die hij de vrouw momenteel betaalt en heeft betaald voor de kinderen zijn overeengekomen en dat deze overeenkomst niet zomaar kan worden gewijzigd. Volgens de man is de bijdrage niet aangegaan met een grove miskenning van de wettelijke maatstaven of een rechtens relevante wijziging van omstandigheden op grond waarvan de bijdrage zou moeten worden herberekend. De vrouw betwist dat er sprake is van een overeenkomst tussen partijen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hetgeen partijen hebben toegelicht er geen sprake is geweest van aanbod en aanvaarding, zodat er geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Het gaat in deze procedure dan ook om een eerste vaststelling van de kinderalimentatie en niet om een wijziging.
Ingangsdatum
Voordat de rechtbank kan gaan rekenen, moet zij weten welke gegevens en belastingtarieven zij moet gebruiken bij die berekening. Daarom moet de rechtbank eerst beslissen vanaf welk moment de kinderalimentatie gaat gelden.
De wet geeft de rechtbank grote vrijheid bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting.2De rechtbank kan een bijdrage vaststellen over een periode in het verleden, maar moet daar terughoudend mee omgaan omdat dit grote gevolgen voor de ouders kan hebben.
De rechtbank vindt dat de man in dit geval de kinderalimentatie met ingang van de datum van deze beschikking (4 juni 2024) moet betalen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de kinderalimentatie met terugwerkende kracht vast te stellen. De man heeft de afgelopen periode naast zijn bijdrage aan de vrouw tevens kosten voor de kinderen betaald en hij hoefde er geen rekening mee te houden dat er met terugwerkende kracht kinderalimentatie vastgesteld zou worden. Bovendien vindt de rechtbank dat de vrouw gebruik moet maken van haar verdiencapaciteit. Dat zal de rechtbank later in deze beschikking nader toelichten.
Behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dat wordt de ‘behoefte’ van het kind genoemd. Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] € 1.365,- per maand bedraagt in 2023. Gecorrigeerd in verband met de inflatie (geïndexeerd) is dat in 2024 € 1.450,- per maand, dus € 725,- per kind per maand.
Draagkracht van de ouders
Bij de berekening van de kinderalimentatie moet vervolgens worden vastgesteld wat ieder van de ouders kan betalen. Dat wordt de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. Volgens de wet moeten de ouders namelijk naar draagkracht in de behoefte van hun kinderen voorzien.3
Voor het bepalen van de draagkracht van de ouders past de rechtbank de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld toe. Het netto besteedbaar inkomen van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Vervolgens bekijkt de rechtbank welk deel van dat inkomen kan worden gebruikt om bij te dragen in de kosten van de kinderen. Bij een netto besteedbaar inkomen dat hoger is dan € 2.065,- per maand in 2024 maakt de rechtbank daarvoor gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachtformule’. Bij een netto besteedbaar inkomen dat lager is dan € 2.065,- per maand in 2024 maakt de rechtbank daarvoor gebruik van de zogenoemde ‘draagkrachttabel’.
Draagkracht van de man
De draagkracht van de man berekent de rechtbank op € 1.947,- per maand.4 De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
De man heeft een eigen onderneming. Partijen zijn het erover eens dat voor zijn inkomen moet worden uitgegaan van de gemiddelde winst over de jaren 2020, 2021, 2022 en 2023. Uit de overgelegde aangiften Inkomstenbelasting blijkt dat de winst die jaren bedroeg:
- -
-
2020: € 110.690,- per jaar,
- -
-
2021: € 125.423,- per jaar,
- -
-
2022: € 98.554,- per jaar,
- -
-
2023: € 86.721,- per jaar.
De gemiddelde winst bedraagt dan € 105.347,- per jaar. De rechtbank houdt rekening met de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling waar de man recht op heeft. Verder wordt rekening gehouden met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het netto besteedbaar inkomen van de man is dan
€ 5.789,- per maand.
Gelet op het netto besteedbaar inkomen maakt de rechtbank gebruik van de hiervoor genoemde ‘draagkrachtformule’. In die formule wordt uitgegaan van een woonbudget van 30% van het netto besteedbaar inkomen per maand. De ouders worden geacht vanuit het woonbudget alle redelijke lasten voor een woning passend bij hun inkomen te kunnen voldoen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een forfaitair (vaststaand) bedrag voor redelijke kosten van levensonderhoud, dat ieder jaar wordt bijgesteld. In 2024 is dat een bedrag van
€ 1.270,- per maand. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het netto besteedbaar inkomen blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 70% beschikbaar voor kinderalimentatie.
De berekening van de draagkracht van de man ziet er dan als volgt uit: 70% [5.789 – (0,3 x 5.789 + 1.270)] = € 1.947,- per maand.
Draagkracht van de vrouw
De draagkracht van de vrouw berekent de rechtbank op € 187,- per maand.5 De rechtbank legt hierna uit hoe zij aan dat bedrag is gekomen.
De vrouw werkt momenteel niet en ontvangt ook geen uitkering. Zij leeft van haar vermogen. De man stelt dat van de vrouw verwacht mag worden dat zij weer gaat werken. De rechtbank is het met de man eens dat de vrouw verdiencapaciteit heeft. Zij heeft een inspanningsverplichting om te voorzien in de kosten van de kinderen. De vrouw werkte tijdens de relatie ook en niet gebleken is dat de vrouw arbeidsongeschikt is. Bovendien maakt de
co-ouderschapsregeling het ook mogelijk om naast de zorg voor de kinderen te werken. De rechtbank gaat voor de vrouw uit van een inkomen van € 18.000,- bruto per jaar. Dat verdiende de vrouw ook ongeveer tijdens de relatie en sluit ongeveer aan bij drie dagen per week tegen een minimumloon werken. De rechtbank houdt rekening met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met een kindgebonden budget van € 8.352,- per jaar. Het netto besteedbaar inkomen van de vrouw is dan € 2.196,- per maand.
Gelet op het netto besteedbaar inkomen maakt de rechtbank wederom gebruik van de hiervoor genoemde ‘draagkrachtformule’. De berekening van de draagkracht van de vrouw ziet er dan als volgt uit: 70% [2.196 – (0,3 x 2.196 + 1.270)] = € 187,- per maand.
Verdeling van de kosten
Als de ouders samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, dan moet de rechtbank berekenen wie welk deel van de kosten voor zijn rekening moet nemen. Dat wordt de ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd.
In beginsel wordt bij het berekenen van de kinderalimentatie ervan uitgegaan dat de ouder bij wie het kind staat ingeschreven de zogenoemde verblijfsoverstijgende kosten voldoet. Onder de verblijfsoverstijgende kosten vallen in ieder geval het schoolgeld, de kosten voor de noodzakelijke bijlessen en andere schoolkosten, kleding en schoenen, sportclubs, sportbenodigdheden, hobby’s, kampen, kosten van orthodontie, fietsen, computers, telefoons, paspoorten en niet-vergoede ziektekosten.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan ingeschreven op het adres van de vrouw. Voor het berekenen van de kinderalimentatie zou er in beginsel dan ook van kunnen worden uitgegaan dat de vrouw de verblijfsoverstijgende kosten betaalt. De man heeft evenwel betoogd dat hij tot op het heden het grootste deel van de verblijfsoverstijgende kosten heeft betaald en dat hij dat ook wenst te blijven doen. Hij heeft daarbij aangegeven dat de kinderen op het adres van de vrouw ingeschreven kunnen blijven staan en dat de vrouw de financiële voordelen daarvan kan genieten. De rechtbank is van oordeel dat de door de man voorgestelde situatie financieel gezien het meest gunstige plaatje voor de kinderen oplevert. Verder is de uitkomst in overeenstemming met de wettelijke maatstaven, omdat uit de berekening volgt dat er volledig in de behoefte van de kinderen kan worden voorzien en de man voldoende draagkracht heeft om dit te betalen. De financiële situatie bij de man is op dit moment bovendien stabieler, omdat hij een inkomen geniet en de vrouw in het geheel niet. De rechtbank acht ook van belang dat de zorg tussen de ouders voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] gelijk is verdeeld met het co-ouderschap en dat het dus niet zo is dat een van de ouders als de hoofdverzorger kan worden aangemerkt. De vrouw heeft tegen het voorstel van de man slechts ingebracht dat zij zelf graag de verblijfsoverstijgende kosten wil betalen en dat zij eerder ook kosten heeft betaald. Daarbij lijkt zij uit het oog te verliezen dat de kinderen financieel beter af zijn als de man deze verantwoordelijkheid zal dragen. Bovendien geldt voor de man net zo goed dat hij graag de verblijfsoverstijgende kosten wil betalen. De rechtbank zal gelet op het voorgaande beslissen dat de man alle verblijfsoverstijgende kosten dient te betalen. Dit betekent dus ook dat de man de kosten van de orthodontist en de ID-kaarten zal moeten dragen waarvoor in deze zaak vervangende toestemming wordt verleend. Doordat de vrouw gebruik kan maken van de financiële voordelen omdat de kinderen op haar adres staan ingeschreven, heeft zij de mogelijkheid om naast de verblijfskosten (waarvoor zij wel kinderalimentatie zal ontvangen) zelf ook nog extra kosten voor de kinderen te betalen.
Het uitgangspunt is dat de verblijfsoverstijgende kosten 30% van de totale kosten van de kinderen bedragen (30% van € 1.450,- = € 435,-) en de verblijfskosten 70% (70% van € 1.450,- = € 1.015,-). Omdat de kinderen evenveel bij de vrouw als bij de man zijn, zijn de verblijfskosten van de kinderen bij iedere partij 35% van de totale kosten van de kinderen. Dit betekent dat de vrouw in totaal 35% van de kosten heeft (€ 507,50) en de man 65% van de kosten (€ 942,50).
De man heeft een draagkracht van € 1.947,- per maand. De vrouw heeft een draagkracht van € 187,- per maand. De ouders hebben dus samen een draagkracht van € 2.134,- per maand. Dit is genoeg om alle kosten van de kinderen te betalen, want die zijn € 1.450,- per maand. In de onderlinge verhouding betekent dit dat de man een deel van (1.947 / 2.134 x 1.450 =) € 1.323,- per maand moet dragen en de vrouw een deel van (187 / 2.134 x 1.450 =) € 127,- per maand.
De verblijfskosten van de vrouw zijn € 507,50 voor de twee kinderen samen, maar zij hoeft daarvan slechts € 127,- zelf te dragen. De rest dient door de man te worden gedragen. Dit betekent dat de man een bedrag van (€ 507,50 - € 127,- =) € 380,50 in totaal aan de vrouw moet betalen aan kinderalimentatie. Dat is een kinderalimentatie van afgerond € 190,- per kind per maand.
Alimentatie vooruitbetalen
De rechtbank zal bepalen dat de man de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand moet betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in die maand wordt betaald.
Uitvoerbaar bij voorraad
De rechtbank verklaart de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Proceskosten
De rechtbank zal bepalen dat ieder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van partijen in de proceskosten te veroordelen.