Home

Rechtbank Midden-Nederland, 01-07-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3898, 11072186

Rechtbank Midden-Nederland, 01-07-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3898, 11072186

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
1 juli 2024
Datum publicatie
19 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2024:3898
Zaaknummer
11072186

Inhoudsindicatie

Ontbindingsverzoek werkgever op de e- en de g-grond. Werknemer en ambtenaar heeft werkgever niet gevraagd om toestemming voor vakantie tijdens ziekteverlof en heeft daarna tegen hem gelogen over de daadwerkeljike verblijfplaats. Wel verwijtbaar maar niet zodanig dat van werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten, bij tot dan toe vlekkeloos dienstverband van 13 jaar. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 11072186 \ UE VERZ 24-113

Beschikking van 1 juli 2024

[verzoekster] ,

te [vestigingsplaats] ,

verzoekende partij,

verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,

hierna te noemen: [verzoekster] ,

gemachtigde: mr. S.H.M. Wolters,

tegen

[verweerster] ,

te [woonplaats] ,

verwerende partij,

verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,

hierna te noemen: [verweerster] ,

gemachtigde: mr. E.G. Hof.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift met 19 producties

- het verweerschrift met 5 producties met een voorwaardelijk tegenverzoek

- de pleitnota van de gemachtigde van [verzoekster]

- de mondelinge behandeling van 3 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2 Waar gaat deze zaak over?

2.1.

[verweerster] is sinds 28 maart 2011 in dienst bij de [dienstonderdeel] ( [dienstonderdeel] ) en werkzaam in de [verzoekster] . Vanaf 1 januari 2021 is [verweerster] werkzaam in de functie van [functienaam] , voor 36 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Rijk van toepassing.

2.2.

[verweerster] heeft in december 2023 een miskraam gekregen. De leidinggevende van [verweerster] , [A] , Hoofd Veiligheid bij [verzoekster] , heeft [verweerster] vervolgens twee weken bijzonder verlof gegeven. Omdat [verweerster] daarna nog gezondheidsklachten had, is zij door [A] op 3 januari 2024 ziekgemeld. [verweerster] zou aanvankelijk de eerste week van februari 2024 weer gaan werken, maar omdat zij in de tussentijd nieuwe klachten kreeg, is [verweerster] toen niet gestart met werken.

2.3.

De bedrijfsarts heeft in een probleemanalyse van 13 februari 2024 geadviseerd om een paar uur per dag te re-integreren, rekening houdend met de beperkingen. [verweerster] heeft dit geprobeerd, maar dit bleek voor haar te zwaar. Daarna heeft de bedrijfsarts in een bijgestelde probleemanalyse van 27 februari 2024 vermeld dat er een terugval is door bijkomende klachten en dat de belastbaarheid dusdanig marginaal is dat werken niet haalbaar is. Na het spreekuurcontact op 12 maart 2024 heeft de bedrijfsarts geconstateerd dat de belastbaarheid van [verweerster] nog dusdanig marginaal is dat werken nog niet haalbaar is. Er zijn beperkingen voor zitten (nauwelijks haalbaar), staan en lopen (dit gaat iets beter). De bedrijfsarts heeft daarbij vermeld dat wellicht na het volgende consult (gepland op 2 april 2024), enige re-integratie haalbaar zal zijn.

2.4.

[A] heeft op 18 maart 2024 telefonisch contact gehad met [verweerster] . In dit gesprek heeft [verweerster] verteld dat het een fractie beter gaat met wandelen, maar dat zitten nog amper gaat.

2.5.

Omdat [A] rond deze periode signalen ontving dat [verweerster] niet in Nederland zou zijn, heeft hij dit besproken met de bedrijfsarts, die hem vertelde dat [verweerster] niet belastbaar was en hem adviseerde bij [verweerster] thuis langs te gaan. [A] heeft hier niet voor gekozen, maar heeft op woensdag 20 maart 2024 door een medewerker van

[verzoekster] bij [verweerster] een bos bloemen laten bezorgen. Het huis van [verweerster] bleek zichtbaar in verbouwing en er waren twee bouwvakkers aanwezig. De medewerker trof [verweerster] zelf niet aan. De aanwezige bouwvakkers hebben de medewerker verteld dat [verweerster] in Spanje was en 25 maart 2024 zou terugkomen. De bouwvakkers hebben een foto van de bloemen gemaakt en naar [verweerster] gestuurd.

2.6.

[verweerster] heeft [A] daarna een Whatsapp-bericht gestuurd, waarin zij schrijft:

“Hoi [A] , ik heb een prachtige bos bloemen ontvangen, ontzettend lief, ik denk dat dit via jou is gegaan? Heel erg bedankt!!”

[A] heeft [verweerster] vervolgens gebeld en verteld wat de medewerker die de bloemen had bezorgd, aan hem had verklaard. [verweerster] gaf als reactie dat dit verhaal niet kon kloppen en dat zij in haar huis op bed lag en dat zij gewoon thuis was. [A] heeft [verweerster] na een half uur opnieuw gebeld en gezegd dat hij bij haar langs wilde komen. Tijdens dit telefoongesprek heeft [verweerster] aan [A] verteld dat zij niet thuis is, maar in Spanje zit.

2.7.

Op 25 maart 2024 heeft [verzoekster] [verweerster] geschorst en de toegang ontzegd.

2.8.

Op 28 maart 2024 hebben [A] en de heer [B] , HR-adviseur, een hoor-en-wederhoor gesprek met [verweerster] gevoerd, in aanwezigheid van [C] , notulist. Uit het verslag van dit gesprek blijkt dat [verweerster] de door [A] hiervoor weergegeven gebeurtenissen heeft erkend en dat zij daarvan spijt heeft. [verweerster] geeft hiervoor als reden dat zij en haar partner een moeilijke tijd achter de rug hebben en dat de relatie onder spanning staat. De vakantie hadden zij lang geleden geboekt en [verweerster] had het gevoel dat haar relatie nog slechter zou gaan als zij nu niet op vakantie zouden gaan. [verweerster] heeft de keuze gemaakt om naar Spanje te gaan om haar relatie te redden. [verweerster] heeft in het gesprek ook verteld dat zij druk vanuit haar privé-situatie ervoer en dat zij dit niet kon uitleggen aan de bedrijfsarts of aan [A] .

2.9.

Op 3 april 2024 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden met [verweerster] , [A] en [B] . [A] heeft bij aanvang van het gesprek het verslag van het gesprek van 28 maart 2024 aan [verweerster] overhandigd. Vervolgens heeft [A] aan [verweerster] meegedeeld dat [verzoekster] haar gedrag als (ernstig) verwijtbaar handelen beoordeelt en dat

[verzoekster] voornemens is de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. [verweerster] heeft tijdens dit gesprek benadrukt dat zij zeker weet dat haar verlof in de planning zou staan.

3 Wat willen partijen?

3.1.

[verzoekster] verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden vanwege een redelijke grond, primair omdat sprake is van verwijtbaar handelen (e-grond), subsidiair omdat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van hem gevergd kan worden (g-grond). Bij het bepalen van de einddatum verzoekt

[verzoekster] rekening te houden met de proceduretijd tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van deze beschikking. Tot slot vraagt [verzoekster] om [verweerster] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2.

[verweerster] voert verweer en verzoekt om afwijzing van het ontbindingsverzoek van

[verzoekster] en vraagt voorwaardelijk, voor het geval toch tot ontbinding wordt overgegaan, rekening te houden met de opzegtermijn en om toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 45.000,- bruto. Zowel in het verzoek als in het voorwaardelijk tegenverzoek vraagt [verweerster] veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten.

4 De beoordeling

5 De beslissing