Home

Rechtbank Midden-Nederland, 17-07-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4113, 10799404 UC EXPL 23-7860

Rechtbank Midden-Nederland, 17-07-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4113, 10799404 UC EXPL 23-7860

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
17 juli 2024
Datum publicatie
31 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2024:4113
Zaaknummer
10799404 UC EXPL 23-7860

Inhoudsindicatie

Afwijzing vordering tot uitbetaling van alle uren waarvoor de werknemer tijdens aanwezigheidsdiensten was ingeroosterd. De aanwezigheidsdiensten zijn niet volledig aan te merken als arbeidstijd. De vergoeding van 5 werkuren per dienst die de werkgever heeft toegekend is niet onredelijk. (ZIE OOK: ECLI:NL:RBMNE:2024:4114)

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 10799404 \ UC EXPL 23-7860

Vonnis van 17 juli 2024

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij in conventie,

verwerende partij in reconventie,

hierna te noemen: [eiseres] ,

gemachtigde: mr. H. Giard,

tegen

[gedaagde] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. S.N. Meijers.

1 De procedure

1.1.

[eiseres] heeft een dagvaarding met producties ingediend en [gedaagde] een conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie met producties.

1.2.

Op 11 juni 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de zaak gevoegd is behandeld met de huurzaak tussen [gedaagde] en [eiseres] met zaaknummer 10845808 UC EXPL 23-8516. [eiseres] is verschenen met haar gemachtigde mr. H. Giard. Namens [gedaagde] zijn in deze zaak verschenen de heer [A] (hierna: [A] ), MT-lid van [gedaagde] , mevrouw [B] , HR-manager bij [gedaagde] , en mr. S.N. Meijers, gemachtigde van [gedaagde] . De heer [C] , werkzaam bij [onderneming] , was ook aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak wordt gedaan.

2 De voorgeschiedenis

2.1.

[eiseres] is per 23 januari 2017 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij het payrollbedrijf [onderneming] . Op de arbeidsovereenkomst is de Horeca-cao van toepassing. Het salaris van [eiseres] bedraagt € 12,50 bruto per uur exclusief emolumenten. [eiseres] was eerst als oproepkracht werkzaam en vanaf 30 december 2019 op basis van een vaste arbeidsomvang van 12 uur per week.

2.2.

[eiseres] is vanaf het begin tewerkgesteld bij [gedaagde] en vervulde daar laatstelijk de functie van front office medewerker. [gedaagde] exploiteert short stay-appartementen aan onder meer de [straat] [nummer] in [plaats] . [eiseres] woont sinds maart 2020 in een van deze appartementen en betaalt daarvoor een veel lagere huur dan bij [gedaagde] gebruikelijk is.

2.3.

In de exploitatievergunning die [gedaagde] op 22 maart 2021 van de gemeente [gemeente] heeft gekregen, staat als voorschrift vermeld dat er te allen tijde een leidinggevende aanwezig moet zijn. De gemeente [gemeente] is dit in 2022 gaan controleren. Daarbij bleek dat er op de locatie aan de [straat] niet altijd een leidinggevende aanwezig was. [gedaagde] heeft hierop maatregelen genomen om aan dit voorschrift te voldoen, waaronder ook noodmaatregelen. Een van deze noodmaatregelen was dat zij [eiseres] op de vergunning als leidinggevende heeft bijgeschreven. [gedaagde] heeft [eiseres] vervolgens in de periode van 15 augustus 2022 tot en met 17 september 2022 ’s avonds en ’s nachts ingeroosterd op aanwezigheidsdiensten op de locatie aan de [straat] , omdat zij daar toch al een appartement had en daar dus kon verblijven. Deze aanwezigheidsdiensten liepen in de periode van 15 tot en met 19 augustus 2022 van 18:00 tot 10:00 uur van 22 augustus 2022 tot en met 17 september 2022 van 22:00 tot 10:00 uur.

2.4.

[eiseres] heeft bij haar leidinggevende [A] op 18 of 19 augustus 2022 en ook daarna nog bezwaar gemaakt tegen de inroostering in de aanwezigheidsdiensten. [A] heeft de inroostering naar aanleiding hiervan niet gewijzigd en heeft [eiseres] te kennen gegeven dat zij alleen in haar appartement kon blijven wonen als zij de aanwezigheidsdiensten zou draaien. Hij heeft [eiseres] voor de aanwezigheidsdiensten gedurende de periode 22:00 tot 10:00 uur een vergoeding ter hoogte van 5 gewerkte uren per dienst toegekend.

2.5.

[eiseres] heeft de aanwezigheidsdiensten conform de inroostering op zich genomen. Zij heeft zich op 20 september 2022 ziekgemeld.

2.6.

[onderneming] heeft de arbeidsomvang van [eiseres] per 24 oktober 2022 gewijzigd naar 26 uur per week. Vanaf 14 april 2023 heeft [onderneming] het salaris van [eiseres] vanaf haar ziekmelding op basis van een urenomvang van 33 uur per week doorbetaald.

2.7.

[eiseres] heeft [onderneming] bij e-mail van 1 februari 2023 meegedeeld dat de door [onderneming] vastgestelde arbeidsomvang van 33 uur niet correct is en 55,7 uur moet zijn omdat zij de 10 weken voorafgaand aan haar ziekmelding 227 uur extra heeft gewerkt in de aanwezigheidsdiensten. Zij heeft [onderneming] verzocht haar achterstallig salaris op basis van deze urenomvang uit te betalen. [onderneming] heeft [eiseres] doorverwezen naar [gedaagde] omdat zij zelf geen inzage heeft in de gewerkte uren en zij voor de betaling van het salaris afhankelijk is van de uren die [gedaagde] aan haar doorgeeft. [gedaagde] heeft echter geen aanleiding gezien de 227 uur als extra gewerkte uren aan [onderneming] door te geven, wat tot deze procedure heeft geleid.

2.8.

[gedaagde] heeft de huurovereenkomst bij brief van 20 juli 2023 per 1 oktober 2023 opgezegd. [eiseres] heeft deze opzegging niet geaccepteerd en dat heeft geleid tot de huurzaak die tegelijkertijd met deze zaak op 11 juni 2024 is behandeld en waarin [gedaagde] onder meer een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en ontruiming van het gehuurde heeft gevorderd.

3 De vordering en het verweer

in conventie

de vorderingen van [eiseres]

3.1.

vordert:

1. primair: [gedaagde] te veroordelen tot betaling van het (achterstallig) salaris van € 2.837,50 bruto exclusief emolumenten voor de periode 15 augustus 2022 tot en met 17 september 2022, vermeerderd met wettelijke rente;

subsidiair: [gedaagde] te veroordelen de correcte uren voor de periode van 15 augustus 2022 tot en met 17 september 2022 aan [onderneming] door te geven, uitgaande van 227 uur;

2. primair: [gedaagde] te veroordelen om vanaf 20 september 2022 tot aan het moment dat de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is beëindigd het correcte salaris te betalen uitgaande van 18,9 uur per week en een uurloon van € 12,50 exclusief emolumenten, vermeerderd met wettelijke rente;

subsidiair: [gedaagde] te veroordelen de correcte uren voor de periode van 15 augustus 2022 tot en met 17 september 2022 aan [onderneming] door te geven, uitgaande van 227 uur, zodat vanaf genoemde datum een correcte betaling van het achterstallig salaris kan plaatsvinden door [onderneming] ;

3. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% over de onder 1 en 2 genoemde bedragen;

4. [gedaagde] te veroordelen om een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken van het uit te betalen achterstallig salaris en de wettelijke verhoging;

5. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

de onderbouwing van de vorderingen

3.2.

[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [onderneming] haar salaris sinds haar ziekmelding op 20 september 2022 uitbetaalt op basis van een urenomvang van 33 uur per week, maar dat dit 51,9 uur per week moet zijn. Zij stelt dat zij in de periode van 15 augustus 2022 tot en met 17 september 2022 in verband met de aanwezigheidsdiensten 227 uur extra heeft gewerkt en dat [gedaagde] in gebreke is gebleven om deze uren aan [onderneming] door te geven. [gedaagde] heeft voor de aanwezigheidsdiensten namelijk maar 5 werkuren per nachtdienst (de dienst van 22:00 tot 10:00 uur) aan [onderneming] doorgegeven. Daarom heeft [onderneming] deze uren niet meegenomen in de berekening van het gemiddelde aantal uren voorafgaande aan de ziekmelding. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] niet alleen de uren tussen 22:00 en 3:00 uur als arbeidstijd had moeten opgeven en had moeten zorgen dat die werden uitbetaald, maar ook de uren tussen 3:00 en 10:00 uur. [eiseres] spreekt [gedaagde] in deze procedure aan op basis van artikel 7:616a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en stelt dat [gedaagde] op grond van dit artikel naast [onderneming] hoofdelijk aansprakelijk is voor de voldoening van haar salaris.

het verweer

3.3.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .

[gedaagde] stelt dat de aanwezigheidsdiensten niet kunnen worden aangemerkt als arbeidstijd omdat [eiseres] in de regel tijdens deze diensten niets hoefde te doen. Het salaris van 5 werkuren dat zij per dienst ontving is volgens [gedaagde] een redelijke vergoeding voor deze diensten. [gedaagde] vordert dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten van € 7.063,98, vermeerderd met wettelijke rente.

in reconventie

3.4.

[gedaagde] vordert in reconventie:

1. te verklaren voor recht dat de periode van drie maanden voorafgaand aan de ziekmelding van [eiseres] op 20 september 2022 niet representatief is, maar uitgegaan dient te worden van de gemiddelde urenomvang in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de eerste ziektedag;

2. te verklaren voor recht dat de gemiddelde arbeidsomvang over de periode van 12 maanden voorafgaand aan de ziekmelding van [eiseres] op 20 september 2022 resulteert in een urenomvang van 21 uur per week;

3. veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, waaronder de daadwerkelijk gemaakte advocaatkosten van € 7.063,98, vermeerderd met wettelijke rente.

4 De beoordeling

5 De beslissing