Home

Rechtbank Midden-Nederland, 28-10-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5979, 11242665 \ UE VERZ 24-219

Rechtbank Midden-Nederland, 28-10-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5979, 11242665 \ UE VERZ 24-219

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
28 oktober 2024
Datum publicatie
21 november 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2024:5979
Zaaknummer
11242665 \ UE VERZ 24-219

Inhoudsindicatie

herstel arbeidsovereenkomst na opzegging door werkgever met toestemming UWV. Werknemer moet in de procedure bij de kantonrechter zijn standpunten onderbouwen en kan niet volstaan met het overleggen en als ingelast beschouwen van stukken in UVW procedure. Overeengekomen functieomschrijving versus concrete invulling van functie van belang. Technologische vooruitgang maakt dat functie eisen zwaarder zijn en werknemer voldoet niet aan die eisen. Niet van belang of het slechts om één werknemer gaat.

Uitspraak

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 11242665 UE VERZ 24-219 AP/1183

Beschikking van 28 oktober 2024

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen [verzoeker] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. K. el Mahay Idrissi van ARAG Rechtsbijstand,

tegen:

de besloten vennootschap

[verweerster] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verweerster] ,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. A.C. Lagemaat.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het verzoekschrift met producties van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 31 juli 2024;

-

het verweerschrift met producties van [verweerster] van 11 september 2024;

-

de pleitnota van beide gemachtigden.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2024. De heer [verzoeker] is verschenen met zijn gemachtigde, mr. K. Idrissi. Namens [verweerster] zijn mevrouw [A] ( [functie 1] ) en de heer [B] ( [functie 2] ) verschenen, samen met de advocaat van [verweerster] , mr. A.C. Lagemaat. De griffier heeft daarvan aantekening gehouden.

1.3.

Hierna is uitspraak bepaald.

2 De feiten

2.1.

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1971, is sinds 1 juli 2021 in dienst van [verweerster] in de functie van [functie 3] . De arbeidsovereenkomst geldt als te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.

2.2.

[verweerster] is één van de drie Nederlandse werkmaatschappijen binnen de internationale [organisatie 1] . [verweerster] levert producten, diensten en software aan banken en retailbedrijven op het gebied van betaalsystemen, de verwerking van financiële transacties en cash management. Binnen [verweerster] zijn op dit moment 19 medewerkers werkzaam. [verzoeker] was werkzaam binnen de [afdeling] (hierna [afdeling] ). De belangrijkste klanten van de unit zijn [klant 1] , [klant 2] , [klant 3] en [klant 4] . Voor elk van die klanten is binnen de unit een team opgezet. Qua personeel is de [afdeling] internationaal samengesteld. De medewerkers zijn formeel in dienst bij de verschillende (in meerdere landen gevestigde) groepsvennootschappen binnen de internationale [organisatie 1] .

2.3.

Het [klant 4] -team, waarbinnen [verzoeker] was tewerkgesteld en dat vanuit het Verenigd Koninkrijk wordt geleid door de heer [B] , is een projectorganisatie, wat betekent dat binnen het team in opdracht van de klant ( [klant 4] ) verschillende (tijdelijke) projecten worden uitgevoerd. Het [project] was één van die projecten. De doelstellingen en de te verrichten werkzaamheden voor het project zijn vastgelegd in het met de klant gesloten contract, ook wel aangeduid met ‘statement of work’. De medewerkers van het [klant 4] -team vormen een ‘resource pool’ waaruit telkens medewerkers aan de verschillende projecten worden toegewezen. Zo is [verzoeker] in juni 2022 hoofd van het [project] geworden. Als hoofd van het [project] was [verzoeker] verantwoordelijk voor een juiste en tijdige uitvoering van alle werkzaamheden die binnen het [project] moeten worden verricht.

2.4.

Op 2 februari 2024 heeft [verweerster] toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te mogen opzeggen wegens bedrijfseconomische redenen. Op 5 april 2024 heeft het UWV de gevraagde toestemming verleend. De arbeidsovereenkomst is daarna opgezegd tegen 31 mei 2024.

3 Het verzoek

3.1.

[verzoeker] verzoekt een verklaring voor recht dat de opzegging door [verweerster] in strijd was met artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek en verzoekt de kantonrechter te bepalen voor recht dat het dienstverband hersteld moet worden, met veroordeling van [verweerster] in de kosten.

3.2.

[verweerster] voert verweer en wil dat de verzoeken worden afgewezen. Subsidiair verzoekt zij dat herstel van de arbeidsovereenkomst niet vóór 1 januari 2025 zal plaatsvinden en dat [verzoeker] in het geval van herplaatsing wordt veroordeeld tot terugbetaling van al hetgeen in het kader van de beëindiging van het dienstverband aan [verzoeker] is betaald, zowel primair als subsidiair met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van de procedure.

4 De beoordeling

5 De beslissing