Home

Rechtbank Midden-Nederland, 12-03-2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1007, 11548039 UC EXPL 25-1321

Rechtbank Midden-Nederland, 12-03-2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:1007, 11548039 UC EXPL 25-1321

Gegevens

Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Datum uitspraak
12 maart 2025
Datum publicatie
21 maart 2025
ECLI
ECLI:NL:RBMNE:2025:1007
Zaaknummer
11548039 UC EXPL 25-1321

Inhoudsindicatie

In deze zaak stelt de werknemer zich op het standpunt dat zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op grond van artikel 2b van de Wet flexibel werken (Wfw) is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd omdat de werkgever niet tijdig en gemotiveerd heeft gereageerd op zijn verzoek om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De werkgever betwist dit. Zij stelt dat alleen werknemers met atypische vormen van werk een beroep kunnen doen op artikel 2b Wfw en dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen atypische vorm van werk is. De kantonrechter stelt de werkgever in het gelijk en wijst de vorderingen van de werknemer af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 11548039 UC EXPL 25-1321, voorheen 11489403 UE VERZ 25-6 MS/1270

Vonnis van 12 maart 2025

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

procederend in persoon,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE [gemeente],

gevestigd te Utrecht,

gedaagde partij,

hierna te noemen: de gemeente,

gemachtigde: mr. L. van de Vrugt.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding met producties;- de conclusie van antwoord met producties;

- de aanvullende productie van de gemeente;

- de aanvullende producties van [eiser] ;- de mondelinge behandeling van 13 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.

1.2.

Deze zaak is met een verzoekschrift ingeleid, terwijl dit met een dagvaarding had moeten gebeuren. De kantonrechter heeft daarom bepaald dat de procedure met toepassing van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure. Gelet hierop is het verzoekschrift aangemerkt als dagvaarding en het verweerschrift als conclusie van antwoord. De procedure, die eerst het zaaknummer 11489403 UE VERZ 25-6 had, heeft een nieuw zaaknummer gekregen, namelijk 11548039 UC EXPL 25-1321. De kantonrechter heeft deze zogenaamde ‘spoorwissel’ tijdens de mondelinge behandeling met partijen besproken en partijen hebben hiermee ingestemd.

1.3.

De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2 De kern van de zaak

Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen [eiser] en de gemeente van rechtswege is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [eiser] stelt zich op het standpunt dat dit het geval is, omdat hij op grond van artikel 2b van de Wet flexibel werken (Wfw) om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft verzocht en de gemeente niet tijdig en gemotiveerd op dit verzoek heeft gereageerd. De gemeente betwist dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen. Zij stelt dat alleen werknemers met atypische vormen van werk een beroep kunnen doen op artikel 2b Wfw en dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen atypische vorm van werk is. De kantonrechter stelt de gemeente in het gelijk en wijst de vorderingen van [eiser] af.

3 De achtergrond van de zaak

3.1.

[eiser] is met ingang van 3 juni 2024 in dienst getreden bij de gemeente op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van één jaar. De arbeidsovereenkomst loopt af op 2 juni 2025. [eiser] vervult de functie van [functie] voor gemiddeld 36 uur per week. Zijn salaris bedraagt € 4.071,00 bruto per maand, vermeerderd met 17,05% IKB.

3.2.

[eiser] heeft zijn direct leidinggevende, mevrouw [A] (hierna: [A] ), in een e-mail van 19 november 2024 geschreven dat hij die dag een woning heeft verkregen en daarom meer zekerheid wil hebben over zijn contract. Hij zou daarom graag willen weten of de mogelijkheid bestaat om zijn contract vervroegd om te zetten naar een contract voor onbepaalde tijd indien hier binnen de organisatie intentie voor is.

3.3.

[eiser] en [A] hebben hierover op 20 november 2024 gesproken. [A] heeft [eiser] daarbij laten weten dat de gemeente de arbeidsovereenkomst niet vervroegd kan omzetten naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd omdat de organisatiestructuur voor 2025 nog niet vaststaat. [eiser] zou wel een intentieverklaring kunnen krijgen. [eiser] heeft hiertoe vervolgens een werkgeversverklaring aangevraagd. [A] heeft in een e-mail van 5 december 2024 ten behoeve van deze werkgeversverklaring aan het Serviceplein [gemeente] doorgegeven dat de arbeidsovereenkomst bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor een duur van minimaal twaalf maanden. Deze e-mail is in cc aan [eiser] gestuurd.

3.4.

[eiser] heeft [A] er in een e-mail van dezelfde dag op gewezen dat tijdens hun eerdere gesprek is besproken dat hij per 3 juni 2025 in aanmerking zou komen voor een dienstverband voor onbepaalde tijd. [A] heeft in een e-mail van 9 december 2024 geantwoord dat de intentie er zeker is om te verlengen of een contract voor onbepaalde tijd aan te bieden, maar dat zij daar zeker voor juni 2025 nog geen antwoord op kan geven. [eiser] en [A] hebben hierover een gesprek gehad, waarbij [A] [eiser] heeft doorverwezen naar haar eigen leidinggevende, mevrouw [B] (hierna: [B] ).

3.5.

[eiser] heeft [B] in een e-mail van 9 december 2024 geschreven dat hij aan [A] heeft gevraagd of hij vroegtijdig in aanmerking zou kunnen komen voor een contract voor onbepaalde tijd. Hij zat zelf te denken vanaf begin februari 2025, maar kwam tijdens het gesprek met [A] hierover erachter dat dit niet mogelijk is en zelfs voor juni 2025 vooralsnog onzeker is. Hij zou daarom graag persoonlijk met [B] hierover in gesprek gaan.

3.6.

Op 24 december 2024 heeft [eiser] een gesprek met [B] gehad. [B] heeft hem toen meegedeeld dat geen contract voor onbepaalde tijd kon worden verstrekt omdat de hogere leiding dit heeft verboden.

3.7.

[eiser] heeft zich in een brief van 10 januari 2025 tegenover de gemeente op het standpunt gesteld dat zijn arbeidsovereenkomst op grond van artikel 2b Wfw automatisch is overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

3.8.

[A] heeft [eiser] in een e-mail van 14 januari 2025 geschreven dat het aan de werkgever is om een contract voor bepaalde tijd al dan niet te verlengen en dat zij verder geen inhoudelijke reactie op de brief van [eiser] zal geven.

3.9.

De gemeente heeft de brief van 10 januari 2025 later aangemerkt als een verzoek op grond van artikel 2b Wfw en heeft in een brief van 4 februari 2025 geantwoord dat het verzoek van [eiser] om de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2025 om te zetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet wordt ingewilligd. De gemeente heeft als reden hiervoor gegeven dat zij in het kader van de voorgestelde bezuinigingen bij Burgerzaken heeft besloten zeer terughoudend te zijn in het aanbieden van contracten voor onbepaalde tijd.

4 De beoordeling

5 De beslissing